Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 6
(1988)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |||||
Uit de bibliotheek | |||||
Drie autografen van Aagje Deken in het bezit van de Maatschappij, of: Over de gevolgen ener bibliografieIn 1982 verwierf de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde drie autografen van Aagje Deken van het antiquariaat Schuhmacher.Ga naar voetnoot1 Twee daarvan zijn gedichten: ‘Paulus Roem in het kruis van Christus of Uitbreiding over Gal. 6:v. 14’ uit 1769Ga naar voetnoot2 en ‘Aan mejuffer Anna Kool ter gelegenheid van den plegtigen waterdoop aan haar Ed. bediend den 2 juny 1770’.Ga naar voetnoot3 Beide gedichten werden in 1775 uitgegeven in de bundel Stichtelijke gedichten van Maria Bosch en Agatha Deken. Amsterdam, Yntema en Tieboel.Ga naar voetnoot4 Vergeleken met de uitgave geven de Leidse autografen een eerdere versie. Zo doen althans de veelvuldige rijmcorrecties, volledig herschreven verzen en een duidelijke spellingsharmonisatie vermoeden. De derde Leidse autograaf is een onuitgegeven en tot nu toe niet gesignaleerde tekst in briefvorm.Ga naar voetnoot5 Deze stichtelijke brief die elf folia telt, begint als volgt:
‘Euzebia. Den eisch der vriendschap is, dat men elkanderen zo gelukkig maakt als mooglijk is: om dit te doen moet men het waar geluk kennen, benevens de beste middelen om hetzelve te verkrijgen en men moet de magt bezitten om de gekende middelen met vrucht en nuttigheid te gebruiken.’
Nu wordt er in het werk van Aagje Deken meerdere malen over ene Euzebia gerept. Zo verscheen in de Hedendaagsche Vaderlandsche Letteroefeningen uit 1772 een gedicht getiteld ‘Euzebia of de Godsvruchtige dienstmaagd’.Ga naar voetnoot6 Maar de identiteit van deze vrome vriendin bleef tot op heden verborgen. De Leidse autograaf is daarom niet onbelangrijk. Evenmin als de eerdere varianten van de gedichten ‘Paulus Roem’ en ‘Aan mejuffer Anna Kool’. Het is zeker geen toeval dat deze autografen van Aagje Deken enkele maanden na de verschijning van de Bibliografie der geschriften van en over Betje Wolff en Aagje Deken (Utrecht 1979) opdoken. Hetzelfde fenomeen deed zich voor ten aanzien van een aantal andere handschriften. Ook op het gebied van studies over het werk van de beide schrijfsters had de Bibliografie een gunstige invloed. Elke bibliografie is bij het verschijnen al enigermate verouderd. Die incompleetheid wordt groter naar mate er over het betreffende onderwerp meer publikaties verschijnen. Daarom zou op den duur een herziene druk van de Bibliografie wenselijk zijn, of - als dat commercieel onmogelijk blijkt - ten minste een afzonderlijk gedrukt supplement. In afwachting hiervan volgt nu alvast, naast de hierboven vermelde aanvullingen, een summiere opgave van de sinds 1979 geboekte aanvullingen of verbeteringen bij de rubriek handschriften.Ga naar voetnoot7 Gemakshalve wordt hier de volgorde van de Bibliografie aangehouden, waarnaar de nummers verwijzen. ad 118: Een handschrift (autograaf) van het gedicht ‘Een kort woord aan de Heeren Schryvers der Vaderlandsche Letteroefeningen’, afkomstig uit het archief van de redersfamilie Jan Boon uit De Rijp, berust thans | |||||
[pagina 22]
| |||||
in de verzameling van de oudheidkundige vereniging van Graft/De Rijp: 2 bladen, eenmaal gevouwen, 8 pp. samen, waarvan pp. 1-6 beschreven.
ad 576: In het familiearchief Schorer in het Rijksarchief Zeeland te Middelburg bevinden zich onder het voorlopige inventarisnr. 1013 twee gedichten van Betje Wolff (autograaf):
ad 598: Sinds 1980 ten huize van de heer J. van Loenen Martinet, Reguliersgracht 74, Amsterdam.
ad 626: Aanwezig in het Gemeentearchief Haarlem, map Loosjes.
Niet in de Bibliografie: Aagje Dekens autograaf van het dankdicht ‘Aen het E: Kunstgenootschap Diligentiae Omnia [etc.]’ uit 1770, aan P.J. Buijnsters geschonken door de heer F.E.A. Vervoort te Apeldoorn. Cf. P.J. Buijnsters, Wolff & Deken: een biografie, Leiden 1984, p. 365. P.J. Buijnsters C.M.G. Berkvens-Stevelinck |
|