Toespraak bij de uitreiking van de Dr. Wijnaendts Francken-prijs aan F.P. van Oostrom
Dames en heren,
Ik heb list blijde gevoel dat ik iets aan het vanmiddag bekroonde werk heb bijgedragen.
Het jaar dat loopt van september 1985 tot september 1986 bracht ik door op het NIAS, dat lustoord in de Wassenaarse bossen. Sommigen beweren dat er slechts gepingpongd en gevolleybald wordt en dat deze spelen slechts worden onderbroken voor ‘sherry-hours’. Dat is overdreven.
Toen de laureaat me vertelde dat hij het jaar ná mij het NIAS zou bezoeken, raadde ik hem aan mijn kamer, kamer 10, te nemen. Daar kon hij rustig werken. Er was niet te veel zon. Vanuit die kamer waren, mits men het bureau tegen het raam zette, Vlaamse gaaien, patrijzen, scholeksters en jonge eendjes waar te nemen. Alles werkte er dus bevruchtend voor de wetenschap en het schrijven.
Hij nam kamer 10 en schreef er Het woord van eer. Ik heb het in één ruk uitgelezen. Uit sommige zinnen proefde ik het NIAS, ze roken naar kamer 10. Deze bij voorbeeld: ‘op gevaar af door te draven mogen we veronderstellen dat van Delft zich intellectueel (en dus ook emotioneel wat voor hem immers vrijwel hetzelfde was) aan het Haagse hof een tamelijke eenling heeft gevoeld’.
Intellect en emotie zijn de sleutelwoorden. Ze zijn ook kenmerkend voor Van Oostrom. Ze zijn bij hem in volledig evenwicht.
Van Oostrom vertoont trekken van overeenkomst met Dirc van Delft. Op het NIAS stelde hij zich het grootste deel van het jaar op als een emotionele eenling. Hij onttrok zich bewust aan het sociale leven. Hij wilde werken. Daarom was hij er tenslotte. Zijn intellect stelde hem in staat tot een meesterlijke tournure. Op het eind van het jaar werden alle NIAS-fellows uitgenodigd voor een roeitocht door de Leidse grachten. De finish lag voor zijn huis aan de Oranjegracht. Daar stapte men uit en dronk men veel. In één klap was hij van de emotionele eenling geworden tot de meest sociaal levende NIAS-bewoner van het jaar.
Alleen door zo te handelen kan men mooie boeken schrijven, waarin niet alleen kennis, maar ook wijsheid en menselijkheid spreekt.
Ik wens Frits van Oostrom van harte geluk met de bekroning van zijn boek. Ik hoop dat hem nog dikwijls een kamer 10 zal zijn beschoren of dat hij anderszins in de gelegenheid wordt gesteld in alle rust een boek te voltooien. Dat lijkt me niet slecht voor de Nederlandse cultuurgeschiedenis.
Ik overhandig hem hierbij, symbolisch, de Dr. Wijnaendts Francken-prijs.
dr. H. Heestermans