persoonlijk, maar alleen in tijd en plaats, met het feit van de onthulling van een gedenksteen op de Bierkade verbonden. Op verzoek en in aanwezigheid van een grote groep niet-joodse bewoners van Alkmaar onthulde ik een gedenksteen op 26 april van dit jaar aan het huis Bierkade 15, dat mijn ouders, ‘geëerde burgers dezer stad’, zoals de inscriptie luidt, moesten verlaten. ‘Ze werden weggevoerd door de Duitse bezetters op de 2e Maart 1942 en zijn in Ausschwitz omgekomen.’ Niet alleen zij die herdacht worden, worden uiteindelijk geëerd, maar ook zij die gedenken en niet vergeten. Daarom was die onthulling zo uniek. Ze werd niet gedaan door een familie, of een geloofs- of andere minderheidsgroep, maar namens velen, die een volle gemeenschap vertegenwoordigden.
Het feit echter dat twee gebeurtenissen een eenheid van tijd en plaats hebben maakt ze niet essentieel vergelijkbaar, en als ik over twee onthullingen spreek, dan is het niet die van 26 april versus die van 16 september, maar een herinnering aan een vroegere Bosboom-Toussaint onthulling, die ik persoonlijk heb meegemaakt, en zo'n diepe indruk op me maakte, dat ik er even iets over schrijven wil. Het is de onthulling van het borstbeeld, op de hoek van de - toen - Harddraverslaan en het Varnebroek/Kennemersingel in 1912, vijfenzeventig jaar geleden, toen haar honderdste geboortedag werd gevierd. Ik was acht jaar oud. Het kon dus geen literair-historische gebeurtenis voor me zijn, maar toch is alles me onvergetelijk-duidelijk bijgebleven door de omstandigheden, waaronder ik alles meemaakte. Onthullingen zijn eigenlijk bijna altijd hetzelfde, maar omstandigheden kunnen zo verschillend zijn, dat ze vaak ongewild en onbewust een herinneringsbeeld achterlaten, dat ook anderen, hoeveel later ook, kan interesseren. Ik zat nog maar een paar weken in de derde klas van de Aukes School in de Brillesteeg bij ‘meneer’ Beun, na de zachtere jaren in de eerste twee klassen onder de vrouwelijke leiding van juffrouw Buis en mevrouw Geus. Het was een groot verschil, waar we met een mengsel van verlangen en onzekerheid, grenzend aan vrees, naar toe dachten in de grote vakantie. Meneer Beun was niet alleen een man, maar iedereen fluisterde, dat hij maar één nier had, wat dat ook betekenen kon. Nooit zal ik de eerste dag in de nieuwe klas vergeten met een door meneer Beun zelf getekende grote kaart van Alkmaar, want in de nieuwe klas kregen we aardrijkskunde als een nieuw vak. In die eerste les moesten wij onze straat of gracht tekenen met ons huis heel duidelijk aangegeven. Als hij dan langs de banken ging, vertelde hij iedere jongen of meisje iets over de straat, en zelfs over het huis, als hij er iets van wist, en hij wist o zo veel in onze ogen. Hij had
een grijze gelaatskleur en liep een beetje voorover gebogen, gewoonlijk met zijn rechterhand op z'n rug; lang voor wij op school waren hadden de leerlingen hem al ‘Hazekeutel-Mierenzoeker’ genoemd, beslist geen mooie naam, maar iedereen sprak hem eigenlijk met eerbied uit. Zijn verhalen over geschiedenis boeiden ons, en de verbeeldingskracht waarmee hij die illustreerde! Het duidelijkste herinner ik me altijd een van de eerste lessen, die over Willebrord en Bonifacius ging. Een gekleurde schoolplaat hing op het bord, met wilde Friezen bij een dode man op de grond naast een stenen voetstuk. We hadden nog nooit zoiets gezien en keken er bijna bang naar (geen gruwelverhalen van de televisie in die dagen voor jonge kinderen!), maar hij vertelde heel gauw, dat het een standbeeld van een afgod was, die de bekeerders van het voetstuk hadden afgeslagen.
De geschiedenis van de stad kon niet meer fascinerend verteld worden dan door hem. De bouw van de Grote Kerk op het hoogste punt was een goed ding, maar o, wat kon hij grommen als iets verkeerd was, zij het nu met ons in de klas, of honderden jaren geleden, als iets verkeerd gedaan was met de dingen waarover hij ons leerde. De Langestraat was de verkeerde kant op geprojecteerd van de bouw van de eerste kleine kerk af. Die had westwaarts op gemoeten, zodat we uit de hoofdstraat door mooie, grote ingangsdeuren de kerk konden binnengaan en niet maar door een koor-ingang! Enzovoorts, enzovoorts!
Zijn verhalen over de grote personen, die in de stad hadden gewoond en gewerkt waren fascinerend. Of ze de authenticiteit van de moderne geschiedvorsing zouden hebben kunnen doorstaan, durf ik niet te beweren, vooral over de 8 oktobergeschiedenis en zijn helden, maar we slurpten het allemaal met open oren en geesten op! En zo, komend tot het onderwerp van vandaag, de onthulling van het borstbeeld van mevrouw Bosboom-Toussaint, is het begrijpelijk, dat dat hem - en dus ons - niet zo maar onvermeld voorbij vloog. Hij vertelde ons over haar familie, en enkele anekdotes over haar jeugd in de stad, waarvan ik helaas de details vergeten ben; hij liet ons platen in boeken en tijdschriften zien van het werk van haar man; en was hoogst enthousiast over het feit, dat er een standbeeld voor haar in de stad was geplaatst. Een borstbeeld was natuurlijk niet genoeg: het had een heel standbeeld moeten zijn, met een boek in de hand, of pen en papier, enzovoorts. We moesten later haar boeken maar lezen, als we groter waren, want het ging over Nederlandse mensen van een vroegere tijd, die ze volkomen begreep en prachtig beschreef.
Ik weet niet, of de hele school naar de onthulling ging, ik denk zo maar van niet, maar de vorige dag had hij ons gevraagd, om thuis verlof te krijgen, om wat later tussen de middag te mogen thuiskomen, omdat hij ons mee wilde nemen naar de onthulling, die, geloof ik, om twaalf uur plaatsvond. Ik vermoed, dat zijn verlangen zo groot was er zelf getuige van te kunnen zijn, dat hij meneer Aukes had gevraagd de school met zijn klas wat eerder te mogen verlaten en ze mee te nemen naar de plechtigheid. In ieder geval maakten we het mee. We stonden te ver af om alles te kunnen horen, en als dat het geval geweest was, hadden we het vast wel niet begrepen. Wel weet ik heel duidelijk, dat er honderden mensen waren, en dat we in een wijde kring stonden, die bijna tot het singelwater kwam, en dat er stilte was en heel grote aandacht. Heel gek misschien, maar ik kan zelfs nu nog iets van de sfeer zelf aanvoelen, en het was niet alleen nieuwsgierigheid, waarom er zoveel mensen waren, maar werkelijke belangstelling. De onthulling zelf - de eerste keer, dat ik zoiets meemaakte! - bracht