Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 5
(1987)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdvan de Werkgroep 17e Eeuw in de Koninklijke Bibliotheek (26-27 maart 1987)Het organiseren van een congres blijft een wonderlijk gebeuren. Het is een amusant mengsel van strakke planning en vrije improvisatie. Deze fascinerende ervaring heeft ook de congrescommissie van de Werkgroep 17e Eeuw in maart weer opgedaan. Maandenlang bleef het keurig uitgewerkte draaiboek onaangeroerd, totdat in de laatste vijf dagen voor het congres zich bij de in vijftien weken vergaarde honderdzestig inschrijvingen nog bijna zeventig nieuwe aanmeldingen aandienden. Weg alle logistiek en planning, de hele indeling kon om! Maar wie weet is dit juist de sleutel geweest voor het grote succes dat het Huygens-congres geworden is. Want niemand van de uiteindelijk tweehonderdachtentwintig (!) deelnemers ter Koninklijke Bibliotheek zal op voorhand vermoed hebben zich in zo indrukwekkend gezelschap te zullen bevinden. En die verheugende ontdekking zette de toon voor de gehele duur van het congres. ‘Welhaast euforisch’ noemde dr. Strengholt de sfeer na afloop. Het was tekenend voor de volledige herdenking, drie dagen lang. Huygens kan tevreden zijn. De spontane aanmelding van twintig merendeels jeugdige sprekers voor korte lezingen (naast de langere lezingen op invitatie) was veelzeggend. In de zaal kon men de gerenommeerde Huygenianen zien glimmen bij de verrichtingen van hun pupillen. Terecht, want de algemene indruk na afloop was dat het peil van deze korte bijdragen vaak verrassend hoog was. De jongeren zelf noemden het zonder uitzondering een bijzonder stimulerende ervaring. Het was overigens in meer dan één opzicht een vol congres. Want ook het programma liet weinig speling. Tussen vijfentwintig korte en lange lezingen in parallelen plenaire sessies waren er muziekuitvoeringen en werden er talrijke nieuwe uitgaven gepresenteerd. De voorzitter van het herdenkingscomité, dr. L. Strengholt, opende het congres met een van zijn vele toespraken in die dagen. Terecht wees hij de congresgangers bij deze gelegenheid niet slechts op Huygens' verdiensten, maar in het bijzonder op de taak van het Huygens-onderzoek. De belangstelling voor Huygens lijkt groeiende. Welnu: er is werk te over. Op naar 1996 in doelgericht en gecoördineerd onderzoek! Als leidraad presenteerde hij daarop zijn biografische schets Constanter. Na een muzikaal intermezzo schetste dr. Vlieghe een wijds panorama waarin Rubens, Rembrandt en Van Dyck centraal stonden, Huygens' kunstzinnige voorkeuren en zijn betekenis voor het Haagse hofmilieu. Aansluitend bood dr. Hermkens de Koninklijke Bibliotheek en congresvoorzitter Eyffinger een exemplaar aan van zijn uitgave van Huygens' klucht Trijntje Cornelis. Na de lunch volgde een ware stortvloed van korte lezingen. Men kon Van Strien horen over anti-idealistische poetica, Veldhuysen over Persius in Huygens' werk, Kubbinga over Constantijns rol in Christiaans wetenschappelijke opleiding, Van Lieburg over Huygens' medische contacten of Sacré over zijn Neolatijnse poëzie. Van Leuvensteyn besprak het gedicht Hofwyck en Tineke ter Meer de Arion-sonnetten. Van Seggelen vroeg aandacht voor Huygens' Franse poëzie, waarvan nog steeds zelfs geen bloemlezing bestaat, Luitse lichtte omstreden vrijmetselaarsnotulen toe en Hermkens bracht de zaal in vervoering met sappig Vlaams en zijn vrolijke overhead-amanuensis (‘Jan, snel, sheet 6!’). Het was veel, maar het was boeiend: we leefden even in Huygens' eigen tempo! De eerste congresdag werd feestelijk besloten met de opening van de Huygenstentoonstelling van de Koninklijke Bibliotheek. In een mudvolle aula ontpopte bibliothecaris dr. Willemsen zich als een echte Huygenskenner. Hij had lof voor het niveau der respectieve sprekers, erkende ook de legitimiteit van hun onderzoek, maar wees zijn allengs verbijsterd gehoor er fijntjes op dat Huygens, bij al zijn overige verdiensten, toch de geschiedenis in zal gaan als de eerste bibliothecaris der KB. Immers, zíj́n eerste ter druk voorbereide catalogus van de Oranje-bibliotheek is nadien kwalitatief slechts éénmaal overtroffen, en wel door Willemsens ‘eigen’ on-line catalogus. En dat voorwaar is geen schande! Eyffinger vergastte daarna het gehoor op enkele blad- | |
[pagina 17]
| |
zijden uit Huygens' beschrijving van de jeugd van zijn kinderen. De tekst, na eerdere vermelding en gedeeltelijke uitgave door Worp weer boven water gehaald in de Leidse universiteitsbibliotheek door Ed de Heer, kon op het laatste moment worden opgenomen in de catalogus bij de Huygenstentoonstelling ter KB. Deze was daardoor mooier, belangrijker, maar - spreker tastte de stemming in de zaal even af - ook een pietsje duurder geworden dan gepland. De respons en de verkoop waren enorm! En het gulle glas dat er bij geschonken werd, kreeg ook de laatste twijfelaars om. Na de receptie stevenden ruim vijftig getrouwen richting Lange Voorhout en restaurant Royal. Daar werd op gewijde grond en in echt Haagse stijl voor één keer zelfs door verstokte Amsterdammers heel smakelijk gedineerd. De volgende ochtend speelde zich weer af ter KB. Heijbroek sprak over Huygens' kinderen, Nellen over zijn relatie tot Grotius, Katlijne van der Stighelen over Anna-Maria van Schurman en Elizabeth Keesing (al vol van 1996!) verplichtte haar gehoor als vanouds aan zich met de fraaiste intimiteiten over Tinus en zijn Dorothée. Daaronder een gedichtje geschreven op zijn oude dag, als hij denkt dat zij gestorven is. Karin Ram schetste Huygens' heimwee naar Den Haag in Klachten uit Engeland. Bots stelde zich de vraag of Huygens wel als geleerde mag gelden, maar maakte duidelijk dat zijn contacten in elk geval voor elke man van wetenschap benijdenswaardig waren! Vanaf twaalf uur toog het gezelschap groepsgewijs per bus en boot naar Voorburg, waar de middagsessie plaatsvond. Voor de niet-zeevaarders gaf de landing bij Hofwyck in vliegende storm een extra dimensie aan het congres. En passant vormden wij een erehaag bij een trouwpartij in Huygens' buiten en trokken daarop langs Herestraat en Spinoza's huis in de Kerkstraat naar de schitterende Oude Kerk. Daar borduurde Hanneke van der Heide voort op Huygens' heimwee in Engeland, nu naar aanleiding van de Uytlandighe Herder, en Ad Leerintvelt liet opnieuw al Huygens' liefdesverdriet om Dorothée aan ons voorbijtrekken: Is't quellingh sonder vreught, is't claghen sonder endt... Van drie tot vijf kwam Huygens' muzikaliteit aan de orde. Rudolf Rasch schetste bekwaam een overzicht van Huygens' interessen, werkzaamheden en verdiensten op dit terrein, waarna Tim Crawford en Louis Grijp in een levendige presentatie, deels - en dit niet tot ieders vreugd - a cathedra de betekenis van hun recente vondsten toelichtten. Om vijf uur traden onder orgelklanken van Sweelinck staatssecretaris mevrouw Ginjaar-Maas en het Voorburgs college van burgemeester en wethouders binnen. In een feeërieke omgeving en afgewisseld met prachtige koorzang en orgelspel wees burgemeester Eenhoorn op Voorburgs banden met vader en zonen Huygens, gaf mevrouw Ginjaar aan dat haar intenties ten aanzien van de culturele vorming van de jeugd in elk geval goed zijn en declameerde wethouder Eggink met veel verve een eigen ode aan Huygens. Voorzitter Grootes van de Werkgroep sloot daarop met een dankwoord het congres af. Onder tintelend carillonspel begaf het gezelschap zich naar de vernieuwde raadszaal aan de overzijde. Daar hadden wethouder Eggink en zijn mensen een laatste verrassing: onder een goed glas bood de gemeente de congresgangers ter herinnering een Constantijn Huygens Kwartet aan. Een uur later, in de bus op weg naar het Museon, maakte Ton Harmsen zijn al te voldane medereizigers pijnlijk duidelijk dat dit door volwassenen vaak onderschatte spel een geheel eigen discipline vormt. Tegen half acht stopten twee bussen voor het Museon, waar het Nationaal Comité zich over het gezelschap ontfermde.
Arthur Eyffinger |
|