Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 4
(1986)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdUit de wordingsgeschiedenis van De vermakelijke spraakkunst (1865)In De Nederlandsche Spectator van 25 november 1865 vinden we een ingezonden stuk van ene J.v.R., waarin deze de aandacht vestigt op een in 1851 te Londen uitgegeven Comic English grammar. A new and facetious introduction to the English tongue. Aan de hand van een aantal citaten laat hij zien ‘dat men er niet alleen volkomen denzelfden gedachtengang, maar zelfs doorgaans woordelijk dezelfde uitdrukkingen in ontmoet’ als in de een paar weken eerder bij de Gebroeders Binger te Amsterdam verschenen Vermakelijke spraakkunst, vervaardigd door ‘Een lid van de Akademie’ en geïllustreerd door E. Verveer. Over de illustraties in beide boeken wordt eveneens opgemerkt, dat ze een meer dan toevallige gelijkenis vertonen. Achter ‘J.v.R.’ ging de Haagse jurist jhr. J. de Witte van Citters schuil, een van de vaste medewerkers van De Nederlandsche Spectator.Ga naar voetnoot1 Jacob van Lennep was de auteur van De vermakelijke spraakkunst, zoals iedereen weten kon.Ga naar voetnoot2 En de auteur van de in 1840 voor het eerst verschenen Comic English grammar was de Engelsman Percival Leigh, vanaf 1841 medewerker van Punch. In 1840 publiceerde hij ook een Comic Latin grammar, die net als de andere spraakkunst anoniem verscheen. Zijn vriend John Leech, eveneens jaren lang gewaardeerd medewerker van Punch, verzorgde de illustraties in beide Comic grammars. De Comic English grammar kunnen we overigens beschouwen als een ‘vermakelijke’ versie van het in de negentiende eeuw gezaghebbende en succesvolle werk van Lindley Murray, de English grammar, adapted to the different classes of learners (17951).Ga naar voetnoot3 Dat Van Lennep op zijn beurt het werk van Leigh tot uitgangspunt heeft genomen, heeft hij in zijn spraakkunst nergens aangegeven. Ontkend heeft hij het nooit, maar dat kon ook moeilijk. Elke beschuldiging van plagiaat echter werd door Van Lennep resoluut van de hand gewezen. Immers, ook aan de Nederlandse grammatica's van W.G. Brill en G. Kuyper had hij ‘stof ontleend’ en hij had aan het boek een geheel eigen cachet weten te geven, zo betoogt hij in De Nederlandsche Spectator van 9 december 1865. Min of meer gedwongen geeft Van Lennep daar opening van zaken over het ontstaan van de spraakkunst, naar eigen zeggen om zijn illustrator Elchanon Verveer te zuiveren van ‘den onverdienden blaam’ de Engelse tekenaar zonder meer nagevolgd te hebben. ‘Reeds negen jaren is het geleden’, schrijft Van Lennep, ‘dat ik, aan de podagra te bed liggende, het Engelsche boek las en ik, tot verstroojing en opbeuring beproefde, een dergelijk werk in 't Hollandsch te schrijven. Ik sprak met de heeren Binger over de uitgave en ons voornemen was toen, eenvoudig de plaatjes van Leech waarvan ik een lijst had opgemaakt, na te drukken, wat, in dat geval, niet onvermeld zou zijn gebleven. Het boek bleef toen liggen, en het werd later, ja tot twee reizen toe, geheel | |
[pagina 8]
| |
Eerste bladzijde van de ‘Eerste bewerking’ (Ltk. 54)
| |
[pagina 9]
| |
De tussenwerpsels uit The comic English grammar (links en De vermakelijke spraakkunst (rechts)
door mij omgewerkt.’ De uitgevers wilden toen nieuwe, door een Nederlands kunstenaar vervaardigde illustraties, ‘en zij zonden het handschrift aan den heer Verveer, met de lijst, maar natuurlijk zonder de comic grammar. [...] De heer Verveer kende dus de Engelsche plaatjes niet.’ In een artikel dat hij in 1968 wijdde aan ‘Jacob van Lennep als plagiator’ schreef R.W. Zandvoort, dat hij dit verweer weinig overtuigend vond.Ga naar voetnoot4 Raadpleging van handschriftversies van de spraakkunst had hem wellicht tot een voorzichtiger formulering gebracht. In de handschriftencollectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde bevinden zich twee versies van De vermakelijke spraakkunst, aangeduid als ‘Eerste en tweede bewerking’.Ga naar voetnoot5 Het tweede handschrift, 154 kantjes kwarto, is een persklaar manuscript. Op de plaatsen waar in het boek illustraties zijn afgedrukt, vinden we hier in de marge nummers genoteerd (1 tot en met 56). De tekst is gelijk aan die van de gedrukte tekst, op een aantal details na. In het handschrift bij voorbeeld gebruikt Van Lennep nog Tollens’ Wien Neêrlands bloed, maar in druk is dat het Wilhelmus geworden (cf. VS, p. 186). De zogeheten eerste bewerking is instructiever. Deze tekst, 74 kantjes folio met ruime marge, verschilt namelijk aanzienlijk van de definitieve versie. We hebben hier te maken met een krachtige, maar nog ongepolijste bewerking van Leighs Comic English grammar. Leigh opent met de zin: ‘ “English grammar”, according to Lindley Murray, “is the art of speaking and writing the English language with propriety” ‘ (CG, p. 13). Bij Van Lennep wordt dat: ‘Spraakkunst is volgens ... de kunst om de Nederduitsche of Nederl. of Holl. taal zuiver en naar behooren te spreeken en te schrijven.’ Voor het ‘Voorzangers-Nederduitsch’, dat in zijn spraakkunst zo scherp gehekeld wordt, had Van Lennep eerst de term ‘Schoolmeesters Nederduitsch’ in gedachten, zo blijkt uit een doorhaling op deze eerste bladzijde. De later weggelaten vertaling van de ‘Address to young students’, waarmee de Engelse voorgangers hun werk besluiten, is in deze versie nog aanwezig. Al verdietsend volgt Van Lennep zijn Engelse voorbeeld op de voet. In navolging van Murray en Leigh onderscheidt hij negen woordsoorten: ‘Spraakkunstig gesproken, zijn er net zoo vele soorten van woorden als kegels in een kegelspel.’ Doorgehaald is: ‘[als] een kat gezegd wordt levens te hebben’, een vertaling van Leighs ‘as a cat is said to have lives’ (CG, p. 37). In handschrift II heeft Van Lennep een hoofdstuk over het telwoord, dat in de Engelse grammatica ontbreekt, toegevoegd en een wijziging aangebracht in de volgorde van behandeling van de woordsoorten. Het feit dat hij zich daarbij vooral baseerde op de Nederlandsche spraakleer van W.G. Brill voert ons naar het belangrijkste verschil tussen beide versies. In de ‘tweede bewerking’ is een omvangrijke neerlandistische laag aangebracht. Dat wil zeggen: er zijn talrijke al dan niet expliciete ontleningen aan en toespelingen op Nederlandse grammatici als Brill en Kuyper toegevoegd en tevens zijn er verwijzingen ingelast naar het in de jaren vijftig gevoerde debat in de Koninklijke Akademie waarbij met name Taco Roorda en Matthias de Vries betrokken waren, een debat dat ging over het grote verschil tussen de gesproken en de geschreven taal.Ga naar voetnoot6 Bij deze omwerking in neerlandistische trant laat Van Lennep hier en daar een paar steken vallen. Zo ontbreekt in het tweede gedeelte van de spraakkunst, in het ‘Tweede boek’, het derde hoofdstuk en in het ‘Vierde boek’ vinden we twee tweede hoofdstukken: een is van Engelse origine en voor het andere is Van Lennep bij de spraakkunst van Kuyper te rade gegaan. Wanneer heeft Van Lennep deze bewerkingen vervaardigd? Beide handschriften zijn niet gedateerd, maar de tekst zelf geeft een paar bescheiden aanwijzingen. Zo is de brief van de Leidse dienstmaagd aan haar minnaar (‘Liefe Jaanes!!!’) in hs. I gedagtekend ‘de veerttiende februwaarie 1860’. Ter vergelijking: de Engelse pendant draagt als datum de ‘foteenth of febuary 1840’ (CG, p. 16), terwijl Van Lennep in hs. II gekozen heeft voor ‘de 7.10de februwaarie 1864’ (cf. VS, p. 8). Een tweede aanwijzing van deze aard: het minnebriefje van de kantoorbediende aan zijn dierbare Leonora is in hs. | |
[pagina 10]
| |
II gedateerd ‘1 April 1864’ (cf. VS, p. 134). De Comic grammar geeft hier ‘April 1, 1840’; in hs. I is de tekst van deze brief nog niet opgenomen. Het lijkt me goed mogelijk, dat hs. II de versie is die Verveer toegestuurd heeft gekregen. De in andere inkt genoteerde nummers in de marge zullen gecorrespondeerd hebben met de nummers op de door Van Lennep opgemaakte lijst van gewenste illustraties, een lijst die de uitgevers met het handschrift aan Verveer hebben doen toekomen. Vooralsnog zie ik geen reden om te twijfelen aan de indertijd reeds door de redactie van de Spectator getrokken conclusie: ‘Het lid der Akademie heeft dus waarschijnlijk den teekenaar zijne opgaven gedaan.’Ga naar voetnoot7 Gelet op de aanzienlijke verschillen die er tussen de handschriften in kwestie bestaan, heeft Van Lennep met zijn opmerking dat de tekst ‘geheel omgewerkt’ is, niet te weinig gezegd. Overigens is er in Van Lenneps apologie in de Spectator van 9 december sprake van meer dan twee versies van de spraakkunst: een proeve die hij ‘negen jaren [...] geleden’ vervaardigde en twee latere omwerkingen ervan. De status van hs. I, de ‘eerste bewerking’, is zodoende nog niet helemaal duidelijk. Want waarvan is het precies een bewerking? Qua tekst zou je zeggen: een eerste bewerking van Leighs Comic grammar; qua tijd - gesteld dat de datering ‘1860’ klopt - zou het een bewerking moeten zijn van de proeve uit de jaren. 1856/57. En het zou best kunnen zijn, dat de zaak nog wat ingewikkelder ligt. Misschien dat gegevens uit andere bronnen meer duidelijkheid kunnen brengen, zodat er nader licht valt op de ontstaansgeschiedenis van dit ondanks alles toch opvallende werkstuk van een veelzijdig literator. J. Noordegraaf |
|