Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 4
(1986)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
R.C. Bakhuizen van den Brink en de letterkundige vriendenkring Philomathia (1832)‘Eenmaal te Leiden zijnde, moet ik mij in mijn lot zoo goed als ik kan schikken: Van het ongerijf dat deze stad voor de verstrooijing aanbiedt is partij te trekken voor de studie’, schreef Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink op 12 november 1831 vanuit Leiden aan zijn vriend Jan van Geuns.Ga naar voetnoot1 Door deze en dergelijke uitspraken van Bakhuizen zelf, die van Potgieter en Fruin nog eens een extra accent kregen, is van de ‘ballingschap naar Leiden’ een nogal negatief beeld ontstaan: het onderwijs was niet inspirerend, en in het sociale verkeer haalden de Leidse studenten het niet bij hun Amsterdamse collega's. L. Brummel heeft er in 1969 terecht op gewezen, dat dit beeld nodig genuanceerd moet worden. Hij benadrukte dat de Leidse jaren - van 1831 tot 1834 - voor Bakhuizen ook positieve kanten hebben gehad, niet alleen wat de studie, maar ook wat het gezelschapsleven betreft.Ga naar voetnoot2 Tijdens zijn studietijd in Amsterdam - van 1826 tot 1831 - was Bakhuizen lid geweest van het op de Oosterse talen gerichte dispuut Literis Orientalibus Sacrum (L.O.S.) en van Ingenium Acuunt Artes, Amicitiam Alunt (I.A.A.A.A.), dat zich met de klassieke en moderne literatuur bezighield. In Leiden liet hij zich op dit gebied echter evenmin onbetuigd. Hij maakte niet alleen deel uit van een gezelschap van Amsterdamse studenten in Leiden, maar ook van het theologisch dispuut Otia Nostra, en later van een wat minder streng georganiseerd gezelschap dat uit dit dispuut voortgekomen was.Ga naar voetnoot3 De Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid van Beets, Beijnen, Hasebroek en Kneppelhout mocht Bakhuizen dan niet onder haar leden tellen, hij was wel aanwezig op de buitengewone vergadering van 11 maart 1834.Ga naar voetnoot4 Er is evenwel nog een ander literair genootschap geweest, waarmee Bakhuizen in die periode contacten onderhield. Dat blijkt uit het album van de letterkundige vriendenkring Philomathia, dat deel uitmaakt van de handschriftencollectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.Ga naar voetnoot5 Dit gezelschap, gewijd aan de ‘oude en schoone Letteren’,Ga naar voetnoot6 was in 1828 opgericht door Jean Théodore Bergman (1795-1878), later tweede bibliothecaris van de Leidse universiteitsbibliotheek. Aan het in rood leer gebonden album, dat in gouden letters het opschrift Album Philomathiae draagt, heeft ook Bakhuizen een blaadje bijgedragen. Net als de bijdrage die hij in 1834 zou leveren aan het Album amicorum van Eduard Stollé, is ook deze in het Latijn gesteld.Ga naar voetnoot7 De tekst luidt: Philomathiae Sodalibus Deze tekst luidt in vertaling ongeveer: ‘De leden van Philomathia heil. Hoe zeer aangenaam is mij op deze | |
[pagina 7]
| |
avond de zeer smaakvolle redevoering van de zeer welsprekende redenaar geweest, waarin hij de herinnering aan de goddelijke Socrates vroom vereerd heeft. Want waar toch moge het beeld van de uitstekende deugd des mans in mijn geest beter aanschouwelijk gemaakt en ingeprent kunnen worden dan in deze kring van jongelingen, die die ware weg tot wijsheid betreden, welke die onsterfelijke wijsgeer zijn leerlingen getoond heeft? Hen immers, die zich teruggetrokken hebben van het stof van de gemakzuchtige school [nl. van de Epicureeërs?], heeft hij liever in de gemeenschap van vrienden willen beschaven; en hij heeft [hun] geleerd dat zij, nadat zij hun begin in het schone gesteld hadden, tot ernstiger studiën moesten overgaan, waarvan wij het beeld als ingestempeld in de boeken der Ouden, waaraan gij U wijdt, bezitten. Gelukgewenst met die deugd! Dat door deze deugd deze vereniging voortgaat te bloeien, bid en wens ik. Leiden, 11 februari 1832, R.C.B. van den Brink, student in de heilige godgeleerdheid.’Ga naar voetnoot8 Het Album, dat de periode 1828-1847 bestrijkt, moet in totaal 87 bladen omvat hebben; de nummers 19, 21 en 55 ontbreken. In totaal hebben 83 personen een bijdrage geleverd. Ook Bakhuizens vriend Aarnout Drost en de graecus C.G. Cobet droegen een blaadje aan het Album bij. Ook Conrad Busken Huet en Carel Vosmaer hebben later, in 1844, contacten met Philomathia onderhouden.Ga naar voetnoot9 Over de rol die dit gezelschap in het Leidse literaire leven gespeeld heeft, is weinig bekend. Een grondige analyse van het gehele Album zou, wat de werkzaamheden betreft, meer gegevens aan het licht kunnen brengen. Peter van Zonneveld |
|