Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 2
(1984)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdDe Maatschappij der Nederlandse LetterkundeIn het jaar 1766 verzamelden zich verscheidene studenten van de universiteit van Leiden in een vereniging, waaraan zij de zinspreuk gaven: ‘Minima crescunt’,Ga naar voetnoot1 met het doel zich bezig te houden met de bestudering van de Nederlandse letterkunde. Het aangenomen devies vond zijn rechtvaardiging in het succes. Goedgekeurd door octrooien van de Staten van Holland en West-Friesland, gedateerd van 20 mei 1775 af, telt de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde bijna 400 binnenlandse leden, die zich verplicht | |
[pagina 40]
| |
hebben tot een jaarlijkse contributie van zes gulden, tien over de koloniën verspreide leden, 134 buitenlandse en twee ereleden, te weten de prinsen Frederik en Hendrik. De Maatschappij is gewijd aan de bestudering van de letterkunde, de geschiedenis en de oudheidkunde van het land en houdt in Leiden in een eigen gebouwGa naar voetnoot2 acht maandvergaderingen, van oktober tot mei, en de algemene vergadering op de derde donderdag van de maand juni. De eminente literatoren die daaraan deelnemen verenigen in schone wedijver hun krachten met die van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, teneinde de vaderlandse taalschat zuiver te houden en het hun toevertrouwde pand onverlet te bewaren. Grotendeels werd deze taak onlangs toevertrouwd aan de zorgen van de secretaris en bibliothecaris L.A. de Winkel,Ga naar voetnoot3 die belast is met het opzetten van een nieuw Nederlands woordenboek. Niet alleen schrijft de Maatschappij jaarlijkse prijsvragen uit en kent zij ook prijzen toe, maar bovendien publiceert zij verhandelingen die reeds in vier reeksen worden verspreid en jaarverslagen, waarin sedert het jaar 1843Ga naar voetnoot4 ook levensberichten van leden worden opgenomen. Die voormalige studentenvereniging, die de stoot heeft gegeven tot deze Maatschappij, bezat een kleine, maar kostbare collectie handschriften en incunabelen, die van het allergrootste belang is voor de kennis van de Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen: dit was de kiem van de huidige bibliotheek, die dr. Hoffmann von Fallersleben niet aarzelde te roemen als, na die van Göttingen, de rijkste boekerij in werken van Duitse middeleeuwse literatuur. Voortdurend vermeerderd door giften, legaten en nieuwe aanschaffingen heeft zij zulk een graad van belangrijkheid bereikt, dat zij, na de universiteitsbibliotheek, de eerste van Leiden genoemd kan worden. In 1781Ga naar voetnoot5 werden de eerste aankopen gedaan met het doel om het noodzakelijke materiaal te verzamelen voor een algemeen woordenboek der Nederlandse taal.Ga naar voetnoot6 En met dezelfde bedoeling legateerde dr. Z.H. Aletryn,Ga naar voetnoot7 een man met zeer grote verdiensten voor taal en geschiedenis van zijn land, aan de Maatschappij zijn uitgelezen verzameling handschriften en incunabelen met betrekking tot de nationale letterkunde. Kostbaar in dit opzicht is de codex van de Spieghel Historiael, waarover veel studies zijn gemaakt, waar de Maatschappij deel in had. Daarom kwam de publikatie van een catalogus zeer gelegen, met voorwoord van H.W. Tydeman en J.T. Bodel Nijenhuis, waarin rekenschap wordt afgelegd van hun redactionele werkzaamheden (pp. I-IX), met een index op de handschriften (pp. XI-XII) en met een soort statuut in negen artikelen (pp. XII-XV).Ga naar voetnoot8 In het eerste gedeelte (pp. 1-78) zijn de handschriften en de van handgeschreven commentaar voorziene drukken gedetailleerd beschreven. Veel van de manuscripten zijn op perkament geschreven, andere weer liefdevol voorzien van fraai bewerkte miniaturen, een berijmde ridderroman met clair-obscurs van uitzonderlijke schoonheid;Ga naar voetnoot9 de drukken zijn geannoteerd in de hand van vooraanstaande filologen van het land. Het tweede gedeelte biedt een bijzondere classificatie, die wellicht bepaald wordt door de specifieke eisen die de collectie daaraan stelt. Latere aanvullingen hebben de stof aanzienlijk vermeerderd. In 1841 kreeg de Maatschappij van een van haar ledenGa naar voetnoot10 de omvangrijke collectie Nederlandse toneelwerken ten geschenke, die, samen met die in de bibliotheek reeds voorhanden, het aantal daarvan op bijna 3000 bracht. Daarom zag men de noodzaak in de catalogus te herzien; de bibliotheekcommissie bestaande uit de heren H.W. Tydeman, J.T. Bodel Nijenhuis en J.T. Bergman verrichtte nuttig werk, waarbij aan de eerstgenoemde de catalogisering van bovengenoemde collectie werd toevertrouwd. Door een systematische ordening toe te passen, die beter bij de boekerij aansloot, publiceerde de commissie na zes jaren arbeid het produkt van haar eigen studie en voegde er twee jaar later de alfabetische index op auteurs en de supplementen aan toe, evenals later de successievelijke supplementen. Een bijzonder reglement van 37 artikelen, opgehangen in de bibliotheek, bepaalt het gebruik ervan. De bibliotheek is geopend op dinsdag en donderdag van 12 tot 3 uur 's middags, van 1 september tot 30 juni, voor leden van de Maatschappij. De toegang staat open voor anderen, die daartoe schriftelijke toestemming hebben verkregen van het bestuur. Leden genieten ook het recht om boeken thuis te raadplegen, zowel binnen de stad als daarbuiten. |
|