Huygens' grafschriften (Samenvatting)
Huygens heeft tussen 1620 en 1684 ruim tachtig Nederlandse graf- of rouwdichten geschreven. Hiervan heeft S. Witstein er in haar proefschrift vijf geanalyseerd en verder heeft L. Strengholt in een artikel over Huygens' epigrammen ook enkele grafschriften (‘GS’) besproken. Spreker beperkt zich tot de teksten die Huygens zelf ‘grafschrift’ heeft genoemd. De meeste daarvan bevatten een formule als ‘Hier light X.’ of iets van die aard, terwijl de tekst gericht is tot de lezer, dat is de voorbijganger die even bij het graf stilstaat. S. Witstein heeft haar analyses van Huygens' grafdichten in het kader van de retorica geplaatst. Aan de hand van twee plaatsen uit de autobiografie van Huygens' jeugd toont spreker aan, dat deze op ruim dertigjarige leeftijd aan de voorschriften van de retorica weinig waarde hechtte. Daarom acht hij de toepassing van retorische terminologie bij de bespreking van Huygens' GS niet gewenst. Hij illustreert dit door zijn eigen visie op Huygens' (eerste) GS voor zijn kleindochtertje Susanna Doublet te stellen tegenover een uitspraak van Strengholt daarover. Wel acht spreker Witsteins onderscheiding van ‘gedichten van concettistisch-epigrammatische inspiratie’ en een meer conventioneel type ook op de GS van toepassing. Als voorbeeld van het laatste type noemt hij het GS voor de dienstbode Fijtje Reijers, dat men door zijn opgewekte toon gemakkelijk voor een pseudografschrift zou kunnen houden, als op het gemeentearchief in Den Haag niet haar begrafenis in oktober 1631, het jaar waarin het GS is geschreven, geboekstaafd was. Een voorbeeld van het concettistisch-epigrammatische type is onder andere het GS van Caspar Duarte, waarvan de Latijnse en de Nederlandse tekst de aandacht verdienen.
Opvallend is het, dat Huygens meermalen enige tijd, soms lange tijd, liet verlopen voor hij aan het schrijven van een GS toekwam en eveneens, dat hij vaak meer dan één GS voor één persoon schreef, soms zelfs een hele reeks. Als voorbeelden hiervan worden de reeks van twaalf GS voor Lucretia van Trello en die van elf voor dokter Verstraten besproken. De laatste reeks is onmiddellijk na het overlijden geschreven; het is duidelijk dat dat de directe impuls was. Bij de reeks voor Lucretia kwam die impuls echter pas veertien maanden na haar dood, in juni 1664. In het begin van die maand schreef Huygens in Frankrijk een schijnbaar grappig, maar in wezen diep ernstig gedicht bij het overlijden van de Haagse predikant Strezo, op het dubbelrijm Strezo / dé soo. Spreker acht het zeer wel mogelijk, dat de rijmassociatie Strezo / Trello de directe aanleiding is geweest, die tot het schrijven van de verlate GS voor Lucretia leidde. De inspiratie hield Huygens dan in haar ban, tot alle invallen verwerkt waren.
Aan het slot van zijn voodracht zegt spreker, dat hij vergelijking van Huygens' GS met die van de klassieken of Huygens' tijdgenoten achterwege heeft gelaten. Zijn bedoeling was slechts een aantal van de GS op hun waarde te schatten en hun ontstaan te verklaren.
Dr. B.C. Damsteegt