Over attributieve bepalingen die dat niet zijn (Samenvatting)
Met de in een sportverslag aangetroffen ambigue zin ‘Derks floot een uitstekende wedstrijd’ als uitgangspunt betoogt spreker dat sommige attributieve bepalingen - bepalingen die deel uitmaken van een nominale constituent (NP) - anders geïnterpreteerd (moeten) worden dan bij voorbeeld ‘koperen’ in ‘koperen molentjes’ en dergelijke: in de in de gegeven context bedoelde betekenis van een ‘uitstekende wedstrijd’ kwalificeert de bepaling ‘uitstekende’ niet de NP-kern ‘een wedstrijd’ maar het predikaat ‘een wedstrijd fluiten’. Soortgelijke gevallen doen zich voor in predikaten als ‘een prachtig duet zingen’, ‘een sublieme wals dansen’ en ‘een schitterende 1500 meter rijden’ waarin eveneens een ‘werkwoord van uitvoering’ verbonden is met een onbepaald resultatief (‘effected’) direct object.
Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat in zulke gevallen (en dan ook in ‘een uitstekende wedstrijd fluiten’, hoewel ‘een wedstrijd’ niet resulteert uit het fluiten van de scheidsrechter, zij het dat die activiteit een wedstrijd wel hoofdzakelijk constitueert) de attributieve NP-bepaling adverbiaal ‘van oorsprong’ is; dit synchronisch maar eventueel ook diachronisch opgevat: ‘onverwachts’ bij voorbeeld (‘een onverwachts bezoek’) is een van de vele adjectieven waarvan vaststaat dat ze hun syntactische carrière als adverbium begonnen zijn. Een adverbiale ‘oorsprong’ kan men ook toeschrijven aan de attributieve bepalingen in NP's als ‘een betrekkelijke buitenstaander’, ‘jarenlange vrienden’, ‘een totale vreemdeling’, ‘de waarschijnlijke dader’, ‘een eeuwige vrijgezej’, etc. etc., en eventueel ook aan sommige gevallen van het bekende type van ‘een uitstekend(e) koning’ (uit: [uitstekend [koning zijn]]). Voorzichtigheid is hier evenwel om verschillende redenen op zijn plaats. Een ervan is dat bij voorbeeld in ‘de vierjarige doctorandus’ een van de talrijke gevallen van metonymisch gebruik van een bestaand adjectief gezien zal moeten worden.
Wanneer echter aan NP's als ‘een betrekkelijke buitenstaander’ cum suis terecht een syntactische verklaring is toegeschreven, zal de grammatica (van het Nederlands), op basis van welke theorie ook, ze, hoe dan ook, dienen te verantwoorden, op een wijze die recht doet aan het feit dat in de zin uit het sportverslag het semantisch bereik van de bepaling ‘uitstekende’ zich uitstrekt buiten de NP waarvan hij deel uitmaakt. Hoewel spreker zijn voorkeur uitspreekt voor een theorie die met van links naar rechts wijzende pijlen ook diachronische veranderingen symboliseert, ziet hij er van af uit de aangekondigde ‘30.000 theories of grammar’ van James D. McCawley een geschikte keuze te maken.
Dr. A. Sassen