Kosmografia in Hoofts lyriek (Samenvatting)
Hoofts debuutbundel getuigt in de Voorreden reeds van zijn kennis van het Ptolemeïsche wereldbeeld. Het is dat wereldbeeld dat in de loop van de zeventiende eeuw plaats maakt voor een moderne visie op de kosmos, waarvan een belangrijk aspect is de zogenaamde mechanisering. In de overgangstijd bestonden visies op de kosmos in de vorm van verschillende modellen ervan naast elkaar: beelden van de besloten Ptolemeïsche kosmos waarin Aristotelische principes van beweging werkzaam geacht werden, naast beelden van een onbegrensd heelal, met ontelbare zonnesystemen daarin zwevende, waarbinnen de mechanische wetten van beweging heersen. Een Digges, een Bruno continueren met hun visie klassieke tradities, waarvan ook Lucretius' werk deel uitmaakt. In dezelfde bundel waarin van kennis van het oude wereldbeeld stilzwijgend getuigenis wordt afgelegd, wijst een tot nu toe niet-bevredigend toegelicht tweetal regels in Persische Infante waarschijnlijk op kennis van aspecten van een nieuw heelalmodel.
Huygens schreef voor Susanne van Baerle verscheidene gedichten met astronomisch beeldmateriaal. Voor diezelfde Susanne schrijvend, lijkt Hooft te alluderen op haar astronomische interessen, en schrijft hij in 1625 een gedicht waarvan de kosmografische elementen in de versie van 1636 wijzen ofwel op (weer) de kennis van een na-Ptolemeïsch wereldbeeld, dan wel, waarschijnlijker, op bewustheid van materiële implicaties van het Ptolemeïsche stelsel.
De schaarse kosmografische plaatsen in Hoofts werk, hier aan de orde gesteld, bieden geen exact inzicht omtrent Hoofts wereldbeeld, dat op verschillende momenten, in variërende functionaliteit verschillend geaard kan geweest zijn.
Dr. P.E.L. Verkuyl