| |
| |
| |
Monika van Paemel
De vermaledijde vaders
Deel II: Het voordelig misverstand
Zij zag er verschrikkelijk uit. Bont en blauw. Gezwollen en onherkenbaar. Had een drankprobleem en liep bij een psychiater: wist ik dat niet?
Hij zat op de sofa, wijdbeens, broek spannend in het kruis, zeker van zichzelf. Ze belde op vrijdagmorgen stapels werk op mijn tafel ontbijtrommel in de keuken tien uur gym op de radio. ‘Maar de figuur van Jezus die zegt ons toch wat?’ En ik vroeg: ‘Ben je bezopen?’ Maar het was veel ergeren ik was ziende blind of stokdoof bezig mezelf overeind te houden. Die magere onderpastoor zat er dan al doorlopend en zij verpakte zijn onzin omdat ze wist dat ik haar ervan langs zou geven. Sprak over een ‘zekere persoon’. Maria Magdalena. Met haar lange haren zijn voeten wassend. Op Paaszaterdag in het heilig land, herkende hem meteen met het instinkt van een verliefde vrouw: ‘Meester!’ Haar laatste rol.
Hij hield een gedragen preek waarin hij de stampvolle kerk schuldig verklaarde, maar ik was er met mijn hoofd niet bij. Ik zou naar Parijs vertrekken die donderdag en mishandelde mijn haar zo dat er een grote klis moest worden afgeknipt. Het regende het hele week-end.
Bleef haar nog maandenlang op de onmogelijkste plaatsen ontmoeten zonder dat ik er mezelf toe kon brengen om ook maar een keer haar graf te bezoeken. Verstopte mijn ogen achter een zonnebril legde haar bloemen neer bij de eerste de beste uit angst om betrapt te worden. Spierwitte ruiker gecultiveerde kruidnagels. We waren veertien en zouden de wereld veranderen. Keerden onze jasjes binnenste buiten om naar West-Side Story te gaan kijken.
School-insigne klopte in het donker tegen ons hart. We werden allebei door de afdeling mode als mannequin gekozen. Het examen-model konden we voor een prikje kopen. Kostte moeite voor ik mijn vader zover kreeg.
| |
| |
Zij had een rose mantelpakje à la Jackie Kennedy en ik een blauw met kimonomouwen. Vond het hare mooier maar het stond me niet. Zij was veel molliger. Zei dat het onrechtvaardig was dat ik van liters slagroom en kilo's drop niet dikker werd. Hongerkuren als ze weer eens verliefd was.
‘Voor de liefde doe ik alles!’ Wilde zoniet de mooiste dan toch de liefste zijn. Gingen uitgedost als jonge dames naar het museum voor moderne kunst. Pink lipstick zakgeld bij elkaar gelegd. Kultuursnobjes. Stond op haar steile hakjes verwezen tussen vlekken en strepen en buisconstructies.
Begreep er niets van. Ik ook niet, maar ik had mijn stal geroken. Kreeg op slag vleugeltjes. Bewaker volgde ons door alle zalen. ‘In mijn tijd had ik wel wat beters te doen!’ Kalende man. Kon ons niet plaatsen.
Zakten af naar oudheidkunde lazen alle schunnige teksten. Onhandig als een Chinese op haar kleine pumps. Hoge wreef gezwollen net kussentje.
Haar ouders hadden een privé-school. De flat lag boven de leslokalen onder de pannen van het oude huis. Zwart eiken lambrisering en voorlichtingsboeken achter glas-in-lood. ‘Het Volmaakte Huwelijk’ van Van de Velde. En de onnavolgbare Dr. W.B. Huddleston Slater: ‘Ja, ik wil!’ Hoe de veelvuldige drang de private delen irriteerde. Vloeiïngen en zweren. ‘Wat is de Nieuw-Malthusiaanschen bond?’ vroeg ze. Lijf als een zeehond, conisch met rimpels in de taille. Spaanse allures, verzon voorouders ter plaatse. De Antwerpse furie. Zwart haar huid als gebruinde boter de mooiste ogen van de wereld. Goud met bruine vlekjes. Had ergens gelezen dat blondines aantrekkelijker waren. Bereid om in dat veld alles te geloven. Scorpio. Verzot op tragiek. Horoscopen magische kleuren liefdesdrankjes. Carmen zonder het karakter. Wilde dat ik groen en wit zou dragen. Zei dat ik nerveus leek toen ik aan de klas werd voorgesteld. Het schooljaar halverwege, ellendige toestand. En waar kwam ik dan wel vandaan?
Overdracht. Klamme handen. ‘Ben je niet zenuwachtig ben je
| |
| |
niet vreselijk gespannen?’ Had eenmaal gedoubleerd. Angst voor spot van despotische vader. Deed het in haar broek voor het examen. Zochten elkaar automatisch op, ons jaar klasachterstand een leeftijdsvoordeel eenmaal buiten de muren. Schrompelde weg onder kadaverdiscipline. Snoepte zich te pletter.
Hartsvriendinnen. Maar ontrouw als een loopse teef eenmaal de held in het gezicht geen houden aan ging meteen zitten. Tot op zekere hoogte elkaars tegengestelden. Mijn neiging tot achteruittrappen evengoed zelfverdediging. Huilde mild en makkelijk. Wist met zichzelf geen blijf. Verwachtte verlossing van buitenaf. Studeerde vrouwelijkheid. Vond me te intellektueel, te mager. Niettemin jaloers. Kon het niet hebben dat ik op andere interesses en andere mannen viel. ‘Ga niet met die lelijkerd, je krijgt de afschuwelijkste kinderen!’ De vijand op twee benen. Beet speels maar gemeen in mijn oor. Knallende ruzies. ‘Je ziet me niet lopen je kijkt niet naar me om.’ Reserveerde alle vrijheid voor zichzelf. Wilde op een blauwe maandag met de eerste de beste menseneter trouwen. Zag zichzelf al bemind en geboterd in een villa met strodak. Ruilhandel. Was van kop tot teen op liefde ingesteld. Hengelde om ongeluk. Wilde niet beter weten. Aan de ene kant. Aan de andere kant wanhopig om haar verlangen. Werd vuurrood als straatwerkers ons nafloten. ‘Ik word nog hoer.’ Klaar om boete te doen, zich over de lijdende mensheid te buigen. Alle dagen naar crypte van kapel van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten. Behulpzame vroomheid. Lekenzuster geen luxewijfje. Telefoon om elf uur 's avonds. Was vijftien jaar oud met leraar Engels van vaders school gaan praten. Overschot van begrip. ‘Loop niet met jezelf te koop’ zei ik harteloos. Hij streelde haar borstjes en verzekerde haar dat ze heel normaal reageerde. De veertig voorbij en met een helleveeg getrouwd. Lachte haar uit, zei dat alle mannen van veertig plus met een helleveeg getrouwd zijn als ze de dochter van hun baas opvrijen. Kon me wel wurgen. Noemde me de koude douche. Verwijten dat ik niet romantisch was. Mijn mooiste jaren liet voorbijgaan. Angst om niet aan de bak te komen. Lentebruid. Complexen van een vol- | |
| |
wassen vrouw. ‘Ik wil niet oud en lelijk
worden.’ Engels droeg een tweedjasje met versleten randjes. Beet op zijn nagels, maar zij vond dat hij zulke mooie handen had. Rookte stoer Gaulloises dronk cognac met vier sterren van haar vader. Ik suggereerde haar de fles met chloorwater aan te vullen maar zij stak er al haar zakgeld in. Zat hem onderduims scherp in de gaten te houden zou hem tot het bot afbreken. Hij zei vleiend dat we goed bij elkaar pasten, licht en donker, dag en nacht, mooie boeksteuntjes zouden we zijn. Giftgroene glimlach. Kon weldra stompe vingers niet meer thuis houden. Wilde zijn vrije middag comfortabel doorbrengen. Hoofd in haar schoot voeten in de mijne languit op de sofa. Verbeeldde zich plotseling dat hij een sjeik was. Ik verdomde het. Zij liep achter me aan in de smalle gang, probeerde haar armen om mijn middel te slaan, maar ik marcheerde rechtdoor de lift in. Ze daalde simultaan met de trage lift de trappen af en sprak me smekend toe. In mijn getraliede kooi. Beneden was een luxe-schoenwinkel. We raakten verdiept in de laatste modellen. Ik nam wraak met een heuse buitenlandse vrijer. Beweerde dat ze aan mijn ogen kon zien wanneer er weer een brief was gekomen. Soebatte net zo lang tot ze er een mocht lezen. Verklaarde aan hand van niet begrepen inhoud dat ik niet wist wat vrijen was. Liet haar in haar wijsheid. Waren al twee jaar verder. Stukje veelbelovende toekomst beduimeld. Mijn geheime doel. Zou sterren van de hemel plukken. Vastberaden spelbrekers op armafstand te houden, aanbidders op de knieën te dwingen. Een punt in de tijd te zetten.
Zouden er niet naast kunnen kijken dat ik er geweest was. Uitzondering was regel. Ondertussen evengoed verkocht. ‘Wil je net zo'n stom leven leiden als je moeder?’ ‘Mijn moeder is met mijn vader getrouwd!’ Wet van de meestbiedende. De ene man is de andere niet. O zeker. Begrepen elkaar niet langer. Maar de vriendschap bleef voorlopig overeind. Liefde kon je het niet noemen. Mijn borsten waren groter maar zij had meer haar op haar poesje. We stonden voor de kaptafel van haar moeder. Verstelbare spiegels.
| |
| |
Zou mijn haar onder een deukhoed verstoppen en met trenchcoat als Bogart verkleden, maar zij wilde niet. Had net een boek over afwijkingen gelezen. Haar moeder geloofde ook in klopgeesten. Egocentrisch vrouwtje. Gewezen secretaresse van haar man. Twintig jaar jonger. Liep de hele dag op halsbrekende hoge hakken. Verwend en ongelukkig. Zusje van dertien maanden met krullekopje was nakomertje. Wij dachten dat het niet van haar vader kon zijn. Betrapten moederlief met Engels in piepkleine keuken, waren gestoofde niertjes in cognacsaus aan het proeven. Pikante pisgeur in het trappenhuis. Zusje zat erbij met pluche beertje. Pestte haar met het voorval: ‘Zo de moeder zo de dochter!’ Kraste met haar zilveren nagels drie evenwijdige banen in mijn linkerwang. Likte achteraf berouwvol bloedsporen weg. ‘Heb je met de kat gevochten?’ dat was haar vader. Dikke man chronisch dronken. Afgedankte seminarist. Stuurde ons zondagmorgen naar de kathedraal om preek in steno op te nemen. Prachtige lentemorgen. Ontsnapten naar het park, rugliggen in het gras, eendjes voeren. Zij verpakte stukjes kauwgom in het brood. Sadistisch trekje. Wilde de eenden zien kauwen. Verzonnen achteraf bloedmooi sermoen in snelschrift. Zo goed dat het niet waar kon zijn. Stak met kop en schouders boven haar vader uit. Had geleerd meteen te gaan zitten om niet groter te lijken. Mocht niet helpen die morgen. Stonden met gebogen hoofd voor hem op het tapijt. Beten onze lippen stuk om niet in lachen uit te barsten.
Vader stampte over de Bachara Pakistani, paarsrood, scheurde klassieken aan flarden. Enige vertoning. Alcoholdampen sloegen uit hem op. Moeder kreunend in de keuken. Oooch! Hij verzonk in weldadig zelfbeklag.
Schreef nog vlug een brief aan mijn ouders. Vriendschap in beider nadeel. Oogje op turbulente dochters houden. Met hoogachting. Herkende de moddervette letters en onderschepte de boodschap. Spoelde papiersnippers door de wc. Hij zat grienend achter zijn bureau terwijl zijn vrouw uit het venster dreigde te springen net zo lang tot hij het geld voor een nieuwe neus op tafel leg- | |
| |
de. Moeder verdween drie weken naar Parijs kwam terug met een schat van een neus. Ik had voorgoed afgedaan toen ik het verschil niet meteen opmerkte. Neusje zag een beetje rood alsof draagster verkouden was. Ging tijdens afwezigheid bij haar thuis logeren. Tijd van ons leven. Hulden de flat in geheimzinnig duister, jaloezieën op spleetjes. Dronken chartreuse leerden elkaar Egyptische sigaretten roken. Stopten zusje vol met chocolade. Zat zoet in haar bedje met inhoud van luier te spelen.
Werkster verliet deurslaand het pand. Vader dreigde op zijn beurt ons eruit te gooien. Lieten hem treurend achter. Begon nu ook over haar neus te zeuren. Voor de spiegel: ‘O wat ben ik lelijk ik wil dood.’ Ik kroop jammerend door de slaapkamer: ‘Zal de prins dit kikkertje wel zoenen? Zij kon er niet om lachen. Vergeleek onze neuzen in centimeters.
Mijn windkliever een familiestuk. Lag er niet van wakker. Als mijn grootvader vertederd zijn neus herkende trok hij meteen zijn portefeuille. Ik was zijn petekind. Zij herlas: ‘Onder Moeders Vleugels’ en ging als Amy met een wasknijper op haar neus naar bed. Wie mooi wil zijn moet kunnen lijden! Mishandelde neus zag paars. Hield ten einde raad een discours over zin en onzin van neuzen. Haar pinkvormige gevalletje tussen romige wangen. Maar zij hield vol dat ze geen neus had.
Schreef als Cyrano de Bergerac al haar ingebeelde liefdesbrieven: ‘Daar ben ik goed voor!’ Vraag en aanbod. Import en export. Voorbereiding voor handelsstudies. Wilden geen van beiden maar moesten wel.
Onze ouders hadden elkaar op het nijverheidsbal gevonden. Waren op hun beurt bijna vrienden geworden. Wij voelden het als een dolkstoot. Ons verschil: zij dacht ellende met luxe te compenseren, ik stelde regelmatig voor het noodzakelijkste in een rugzak te pakken en met de noorderzon te verdwijnen. Het eerste bal in een blauwe jurk, meters tule en een bescheiden poging tot rugdecolleté. Danste met een zakenrelatie van mijn vader. Zijn buik garant voor respectabele afstand. Overrijp sfeertje. Zij was er niet. Moest babysitten voor zusje, moeder de belle van het bal.
| |
| |
Neus maakte furore. Teleurgesteld omdat ik zo weinig wist te vertellen. Huiverige herinnering aan hete adem in mijn nek. Geen prins ontmoet.
‘Jij beleeft nooit wat!’ ‘Je doet net alsof het een pretje was.’ Tussen de bedrijven door gewoon naar school. Zat schuin voor me tweede rij links. Mollige rug. Werd voor de klas geroepen om haar witte paarlemoeren nagels te tonen. Nagellak ten strengste verboden. Lakte ze toch, zorgvuldig onder de bank. Liep langzaam met draaiende heupen op de Tomaat toe. Wuifde langoereus naar ons met tien gespreide vingers. Had haar nog nooit zo uitdagend gezien. Desperaat. De vochtvlekken onder de oksels van de Tomaat breiden zich uit. Mijn aandeel in haar strafwerk: ‘Wij gaan naar school om te leren’ niet te bewijzen. Mocht het werkstuk toch voorlezen met commentaar van de Tomaat. Weigerde en vloog de gang op. Directrice: ‘Wat staat Gij daar te doen zijt Gij niet beschaamd?’ De Tomaat quasi wanhopig: ‘Dat is toch geen gezelschap voor jou.’ Had tegen haar ongeveer hetzelfde gezegd. Liepen haar na schooltijd stijfgearmd voorbij.
Was de Tomaat allang vergeten toen ik haar hand in hand met die van aardrijkskunde lunchroom zag binnenstappen. Verbrak maandenlange stilte om haar op te bellen. Weer een stukje van de puzzel op zijn plaats gevallen. Hield de boot af. Wilde het niet geloven. Depressief. Kregen feministen van mijn slag hun zin dan werden alle mannen flikkers. Stelde zich aan maar zat al flink in de puree met haar knappe gast. Werd bedrogen waar ze erbij stond. Los zand onder voeten. Kon mij niets wijsmaken maar hield haar stand op. Huilbui bij onverwacht weerzien. Bleef met tussenpozen om haar heen lopen als gealarmeerde moedermeeuw. Net als vroeger.
‘Trek eruit!’ mocht niet helpen. Begon over kinderen te klagen. Brutale jongetjes aapten hun vader na. Niettemin beter dan dochters. Huishouden van Jan Steen. Kreeg de boel niet onder controle. Vroeg oudste zoon nooit zijn vader te slaan: ‘Want jij bent al sterk genoeg.’ Begon haar langzaam op te geven. Bang om besmet te worden. Zat op haar nest te treuren terwijl de we- | |
| |
reld aan haar voeten lag. Zei ik. Kon niet van de valium blijven. In combinatie met sherry begin van het einde.
Niemand om haar op zachte handen door het leven te dragen. Wilde met vijftien van huis weglopen in het water springen onmiddellijk zwanger worden. Voorwaartse vlucht. Kon geen dag langer op reddende engel wachten.
Diep treurig tot alles in staat. Aanvallen van goedheid. Gaf in zo'n bui alles weg werd lid van A.A. om vader van de drank af te helpen.
Bezocht families met moeilijkheden. Tegen bezopen dokwerker: ‘Zult U niet meer zoveel drinken Mijnheer? U ziet toch zelf wel wat U Uw vrouw en kinderen aandoet?’ Werd door pottige tante aan de deur gezet: ‘Ga elders preken mooie juf!’ Betrapte vlooien bij haar liefdeswerk. Had ze ook al voor we erachter kwamen. Blozend luizenkam en vlooienpoeder kopen.
Gaven meteen ook de kat een beurt. Kater draaide ons drie dagen de rug toe. Beledigd. Herfst van voorafgaand jaar missietentoonstelling in de stadfeestzaal. Verplichte schooluitstap. Afrika en Azië uitgestald.
Witte en bruine paters nonnen als siamese katten. Landkaarten met rode lampjes waar nederzettingen blinde delen waar nog ongeloof en heidendom heersten. Foto's genomen na overval van koppensnellers. Ingedeukte schedels open karkassen door zon gebleekte benen afgekluifd door mierenlegers.
‘Onze martelaren.’ ‘Werk aan de winkel’ zei ik. Kregen gedetailleerde uitleg in oververhitte zaal. Slanke pater met ijle baard dienstdoende bij ‘onze vrienden de Arabieren’ die hem tot de Islam wilden bekeren. Rookte waterpijpen voor de goede zaak. Keek naar buikdanseressen van de sjeik. Liggende acht met navel teken van eeuwigheid. Duizend en één nacht.
Sprak liefkozend over zijn woestijngraf. Klapperde met de tanden als malarialijder. Zij was hevig aangedaan tranen in de ogen mensen keken ons na.
‘Ik moet erheen ga mee ik durf niet alleen.’ Pater nog niets in de gaten tweede keer. Begon pas te transpireren derde keer haalde
| |
| |
grote zakdoek te voorschijn om uitvoerig neus te snuiten. Vroeg of ze hem alleen kon spreken. Biechten dan? Onuitsprekelijke brandde op haar tong. Schreef achter mijn rug Paters van Het Heilig Hart. Hij antwoordde met goede raad. Bidden voor Onbevlekte Maagd om een goede verloofde te vinden. Vertrok op zijn sokken naar Khartoem. Kreeg nog een cirkulaire met postrekening voor steun aan de missies. Mooi voor schut gezet. Lachte haar vierkant uit.
Plaatsvervangende gêne bij voorstel om brieven naar Onze Soldaten in Duitsland te schrijven. ‘Nu ga je toch te ver.’ Smeltzoete teksten om eenzaamheid van Jan Soldaat te doorbreken en hem in de vreemde op het goede pad te houden. Onmogelijke opdracht. Soldaten dronken liever bier. Triomfeerde toen ze de kous op haar kop kreeg. Vriendschap op een laag pitje. Zaten bovendien elk aan de andere kant van het land. Verlegen met nieuwjaarsbrief: ‘Aan mijn allerbeste vriendin.’ Liepen nooit meer swingend door de stad. Ging haar ongezien mijden. Eigen leven begonnen. Kon me niet meer voorstellen wat we bij elkaar zochten. Wrevel om eventuele verplichtingen. Ik dacht in hoofdletters. Vrijheid Blijheid. Maar verder principes voor en na. Tijd ging erover heen.
Werkte me los uit voorlopig verleden. Wilde koppig overleven. Kreeg een blauw briefje op luchtpostpapier: ‘Ik ben zeker niet goed genoeg meer?’
Twee jaar later met kerstmis onverwacht heftig weerzien. Blij als een kind maar uiterlijk veel volwassener. Zwart omrande ogen rok met split. Nam me mee naar haar kamer. Deur op slot geheimzinnig met doorschijnend ondergoed. Vergeleken bij haar was ik een schoolmeisje gebleven. Zonder gratie in degelijke internaatslingerie. ‘Wat heb je eraan als niemand het ziet?’ Geheimzinnig lachje van kat die kanarie heeft opgegeten. Het was zover haar ouders mochten voorlopig niets weten mij kon ze alles vertellen.
In het geheim verloofd zou ten laatste met achttien trouwen. Werd opgezadeld met vertrouwen dat ik niet kon waarmaken.
| |
| |
Hoe het mij verging? ‘Zit je nog altijd met je neus in de boeken? Schrijf je nog altijd brieven naar je vrijers?’ De andere wereld. Onverdragelijke demonstratie van surrogaat moederschap met verwend zusje. Speelde zichzelf wat voor. Zat het zwijgend aan te kijken. Vader herstellend van eerste delirium herkende me niet.
Moeder zei flauwtjes gedag. Verkeerde in gedachten duidelijk ergens anders. Grote kerstboom met echte kaarsjes voor de boekenkast. Schoot me te binnen dat ik dr. W.B. Huddleston Slater nooit had teruggegeven.
Eigenaardig luchtje van ontsmette kattebak. Natte sneeuw in de straten. Naar café verboden onder achttien. Grijze man speelde non-stop kerstmelodieën op Hammondorgel. Viste uit haar tasje foto van kerel met smeerkaasglimlach.
‘Vind je hem niet knap?’ Was oprecht geschrokken. Misselijk gevoel vast te zitten. Durfde niet zeggen wat ik dacht. Was bovendien niet zeker van wat ik dacht. Nieuwjaars week zelfde café zilveren slingers boven ons hoofd. Stelde hem voor, haren als James Dean grote mond en geen nagel om aan zijn kont te krabben. Vroeg me ongerust af waar zij het geld voor de consumpties vandaan haalde. Opgewonden; zat te kwebbelen deed ontzettend haar best dronk gulzig alsof het zo hoorde. Wilde wat tonen. Hij was vergezeld van een tamme boxer. ‘Je moet iets bijzonders hebben om vrouwen te verleiden. Ik heb ook nog een gitaar maar voor de hond vallen ze allemaal. Die trouwe ogen. Het moederinstinkt!’ Zij keek me triomfantelijk aan. ‘Hij is vreselijk cynisch.’ Pochte dat hij de vrouwen had leren kennen bij zijn vriendin. Vijfenveertigjarige gescheiden vrouw die hem alles gaf behalve geld dat hij aan een ander zou kunnen besteden. ‘Ze heeft me erdoor!’ Trok hemdsmouw op om tatouage te laten zien. Hart met pijltje erdoor. Snert. Ik keek haar aan maar zij aaide de hond met neergeslagen ogen. ‘Wij hebben geen geheimen voor elkaar hé schat?’ Kreeg het benauwd. De boxer probeerde op haar schoot te klimmen maar vliegensvlug drukte hij het gloeiend uiteinde van zijn sigaret tegen de platte hondenneus. ‘Is
| |
| |
dat je dierenvriend?’ vroeg ik. Tranen in de ogen om me te vermurwen maar ze bleef wel mooi bij hem zitten. De hond had geen kik gegeven. Tien jaar later de voze plekken op haar schouderbladen. Onuitwisbare tatouages van drift. Verontschuldigend: ‘Ik voel er niets meer van.’ Ervan overtuigd dat ze haar straf uitzat.
Wilde vragen wie haar levenslang had gegeven, maar zweeg, kon de eenvoudigste dingen niet meer over mijn tong krijgen. Op ingewikkelde wijze medeplichtig. Deel van mezelf dat er niet wilde zijn.
Mooi romantisch verhaal. De vlucht naar Schotland om voor de smid van Gretna Green te trouwen. ‘Doe het niet het is een monster!’ ‘Je weet niet hoe lief hij wel kan zijn.’ ‘Hij wil alleen maar over de rug van je vader klimmen.’ ‘Je bent jaloers. Hij geeft niet om geld.’ ‘Hij zal je nooit trouw zijn hij heeft nu al een ander.’ ‘Dat heeft niets te betekenen hij heeft alles eerlijk opgebiecht.’ ‘Het wordt een ramp.’ ‘Je zou hetzelfde doen als je verliefd was.’ ‘Ik hoef niet zo nodig.’ Om en om tot de uitputting. ‘Hij of een ander het moet er nu maar eens van komen.’ ‘Doe wat je niet laten kan!’
Nam afscheid van uitzicht in ouderlijke flat. Stad begraven onder verse sneeuw alsof er nooit iemand een voet in de stilte zou zetten. Daalde als vanouds via de trap lift achterna. ‘Laten we elkaar geluk toewensen.’ Zoende linkerwang. Teveel theater. Bedelde om genegenheid maar deed altijd haar zin. Slikte tranen weg begreep niet waarom ik me nog langer druk zou maken. Speelden wie zoekt die vindt met eerstejaars. Zaten haar joelend achterna over kale speelplaats. Ze tekende vlug een krijtcirkel om zich heen. ‘Niemand mag over deze lijn komen!’ Aarzeling. Spits meisje begon krijtcirkel met schoenzool uit te vegen anderen vielen haar bij. Magische grens overschreden. Werd triomfantelijk gevangen genomen.
Mals hapje. Huilend: ‘Laat me los ik doe niet meer mee aan die kinderspelletjes.’ Zag haar terug als getrouwde vrouw. Kon het niet geloven. Straalde als kunstlampje. ‘Jazeker ik ben gelukkig.’
| |
| |
Allebei voorzichtig om geen woord teveel te zeggen. ‘En jij heb jij nog niemand gevonden?’ Haalde mijn schouders op. Had wel wat anders aan mijn hoofd. Liep in katoentjes van C & A op afgetrapte hielen. Zij. Geluk had niets meer met geld te maken. ‘Geen cent krijg je!’ had haar opgeluchte vader geroepen. Hoorde achteraf dat ze twee zoontjes had. Dacht: kon je me geen kaartje sturen? maar vergat het weer. Herkende haar rug in winkelgalerij. ‘Sta je te dromen?’ Zei dat ze al die dingen niet nodig had van eenvoudig hield. Zacht verwijtend: ‘Jij wilt teveel.’ Mist over die mooie ogen. ‘Is er wat?’ Kwam er veel later achter dat ze een fles whisky had gestolen. ‘Ik was wanhopig. Nee, ik wilde niet dat jij wat zou merken.’ Stelde manager voor maandlang gratis zaak te poetsen. Galante heer: ‘Mevrouw als alle winkeldieven zo waren.’ Zag af van vervolging. Tenslotte de eerste keer dat ze werd betrapt. ‘Drink je?’ ‘Alleen als ik er niet meer tegen kan.’ Hij zit op de sofa buiten hagel en sneeuw late lente in het land. ‘Je weet hoe ze op haar uiterlijk was gesteld. En wat dacht je dat ze in de spiegel zag? (Pauze) De kop van haar vader. Die heeft nu ook een goede reden om zich definitief dood te drinken. Is op tragische wijze zijn dochter verloren. Zwelgt in zelfmedelijden. Maar wil geen cent afschuiven.
‘Ik kan je niet helpen jongen. Alles is vastgelegd in beleggingen op lange termijn. Bevende hand met bankjes. Geef haar een fatsoenlijke begrafenis.’ Overtuigende imitatie. Ging hij maar van die sofa af. Zij kreeg postuum gelijk; hij bezit een eigenaardig gevoel voor humor. Zag hem achteraf in chocoladebruine BMW. Makkelijk met een erfenis. Vader eindelijk naar de barbiesjes. Voor de één een huis voor de ander een auto. Drie miljoen schadevergoeding. Doe dit tot mijn gedachtenis. Camoufleerde kaalheid met lange nekpieken. Gespierde veertiger. Klaar om met vakantie te vertrekken. One for the road. Valse waardigheid van de weduwnaar.
Zag het slordige bed dingen die ze had nagelaten alles als een hoop vodden door elkaar gesmeten. Het motief? ‘Er zijn er zoveel’ zegt de vermoeide ziekenbroeder. Liefde maakt tranen ho- | |
| |
ningzoet. Vergeet mij niet. Voelde het bewegen het net iets te zware lichaam dat doorzakte transpireerde zijn best deed. Wilde bewijzen dat het langer kon dan bij de konijnen.
Kwam kort en heftig schreeuw van pijn. Riep haar naam. Akelig moment om wakker te worden. In haar huid gekropen. Tot alles in staat om haar te beleven. Was na vijf of zes jaar huwelijk doorgeslagen. Kurk uit de champagnefles rende jeugd achterna. Alles moest kunnen. Tijd zat mee. Hippi. Met kralen om voor blote vakantie naar Ibiza. Geleend geld.
Was gewonnen voor naaktzwemmen. Vrijen op nachtelijke stranden. Folderpraat.
Dank zij hem verlost van frustraties. Was geen klein meisje meer. Sprak achteloos over seks zei dat ze al die verhalen overdreven vond. Was dat nu zo belangrijk? Gezond van de dingen genieten. LEVEN!
Benijdde jongeren om hun natuurlijkheid. ‘Wat zouden ze anders moeten zijn?’ ‘En hoe oud ben je zelf wel?’ Maar daar ging het niet om. Ze leken zo vrij. Zwierven op blote voeten door de wereld op zoek naar het oneindige. Tibet. Katmandoe. Ze droomde ervan in Londen naar Hair te gaan kijken.
‘Drie dagen meedoen!’ Krampachtig haar best. Zou evenwel geen stikje roken. ‘Ik ben meteen verslaafd.’ Beetje pafferig. Bewoog zich als in een vertraagde film. Vietnam? Vreselijk. Maar wat kon je eraan doen? ‘Jij denkt nog altijd dat je de wereld kunt veranderen.’ ‘Ik kijk niet meer naar het tv nieuws ik kan er niet meer tegen.’ Late poging om Vietnameesje te adopteren loopt stuk op zijn onwil. Knijpt de maatschappelijke werkster die relatie komt controleren in de billen. ‘Ik denk er niet over om voor een vreemde luis de kost te verdienen!’ ‘Ik schaamde me rot maar hij was gewoon bang dat de jongens op een gekleurde zouden vallen.’ Racist? ‘Jij altijd met je moeilijke woorden.’ Vermoedde dat ik niet slecht genoeg over haar kon denken. Woonde in een van de huizen van haar ouders naast chocoladefabriek. Als gewoon huurder onderhevig aan de walgelijke zoete geuren. Paste er wel voor op om me uit te nodigen. Hij pestte haar achter mijn rug.
| |
| |
‘Vrouwen met een lichte huid die vlug blozen neuken lekker.’ Dame in de salon hoer in de slaapkamer. Drong zich naar voren tijdens een receptie. Wist ik wat Hitchcock over Grace Kelly zei? Probeerde hem vergeefs weg te kijken. Kon het niet helpen dat mijn minachting op haar afstraalde.
Zijn afkeer voor vrouwenonderonsjes: ‘Koffiekletsen!’ Zij kon haar tijd wel beter gebruiken. Ging noodgedwongen in vaders zaak werken. Eigen bloed kon de boel toch beter in de gaten houden. Goedkoop en vertrouwd. Ontdekte dat ze wat kon. Vanzelfsprekend onderbetaald. ‘Had je maar een diploma moeten halen’ zei haar vader bij de pinken. Moeder onderging een buikoperatie. ‘Ach kind ik voel me geen vrouw meer.’ Toonde lelijke wond. Zij alweer schuldig omdat ze misselijk werd. Vreemde vrouwenstem aan de telefoon: ‘Weet u dat uw man een verhouding met de vrouw van de accountant heeft?’
Had er eerst niets van gezegd extra aandacht aan haar opschik besteed kaarsen op tafel en er op aangelegd om iedere nacht te vrijen. Klassieke truuk van damesbladen. Toen het niet ophield scènes. Probeerde hem met vele nutteloze tranen tot inkeer te brengen. Hij ging regelmatig op zwier reed auto in puin ontsnapte op het nippertje uit schandaal met ongedekte cheques. Het volle leven. Kreeg de kans niet om zie je wel wat heb ik je gezegd te roepen. Was al geruime tijd uit mijn horizon verdwenen. Vergat haar een beetje tot ze zelf weer contact zocht. Had via via gehoord waar ik uithing mijn naam in de krant. Kwam weer boven water. Drong aan om haar op te zoeken alsof er niets ooit was tussengekomen. Studie week-end met vrouwen? Oprecht geschrokken. Waar was ik mee bezig? Het zou allemaal wel goed bedoeld zijn daar twijfelde ze niet aan maar was het niet een beetje hopeloos? Vrouwen lagen toch onder. Liep ik nog altijd met mijn hoofd in de wolken? ‘Jij moest altijd de rebel spelen maar ik ben wel getemd.’ Kon het niet laten. ‘Wanneer was jij dan opstandig?’
Meteen boos maar bleef bellen. ‘Jij bent de enige die ik durf tegenspreken.’ Rampzalige visite. Brak bij het afwassen cognac- | |
| |
glas diepe snee in rechter duim litteken als herinnering. Vrijdagavond. Zouden als volwassen mensen met elkaar praten. Maar Jantje zat erbij. Uitdragerij van afgedankte meubels herkende de vitrinekasten van haar ouders. Liet me de slaapkamer zien. Sjaals om kale plekken te bestoppen. Haar moeder had haar bij het afscheid stiekem wat geld toegestopt. ‘Een bed moet je toch hebben.’
Met haar beginnend buikje in haar rose mantelpakje voor de ambtenaar van burgerlijke stand. Daarna op haar verzoek ook nog in de kerk. Oprecht berouw volstaat had de priester gezegd. ‘Daar moet je niet mee spotten.’
Vertrouwelijk begin. ‘Woon jij modern?’ Moest lachen. Twee burgerdochters die elke cent moesten omdraaien. Dat zou ons leren. ‘Ja maar jij bent te trots om te vragen.’ ‘Zou toch niet helpen.’ Zij leek opgelucht.
Onaantastbaar rijk en gelukkig was ik nog lang niet. ‘Weet je nog?’
Keken elkaar aan in de spiegel. Dezelfde mooie ogen. Welverdiende trots op haar zonen. Slapende kinderen zijn mooi. Herhaalde dat ze blij was dat het geen meisjes waren omdat ze het dan later niet zo moeilijk kregen. Haalde mijn schouders op. ‘Je loopt hopeloos achter.’ Bang dat ze me gekwetst had. Een jonge boxer legde zijn kop op haar schoot ze zag me kijken. ‘De ander is door een auto overreden.’ Vertelde er niet bij dat hij hem in bezopen toestand tussen bumper en garagemuur had verpletterd.
Hij lag onderuitgezakt in de fauteuil pils binnen handbereik. Vier muren om ons heen. Keek goedkeurend langs mijn benen omhoog. Ongeschokt in zijn overtuiging dat hij elke vrouw onderuit kon halen. Nam haar kwalijk dat zij er niets aan deed. Hij gooide een pak papier in mijn schoot: ‘Dacht je dat het zo moeilijk was?’ ‘Waarom maak je er dan geen werk van?’
Klonk giftiger dan ik wilde. Duim in haar richting, ‘Mijn vrouw wilde het niet hebben.’ Zij glimlachte. ‘Zing je nog?’ vroeg ik. ‘Mijn man vond het niet zo leuk.’ ‘Een nul’ grijnsde hij. Dacht gaat dit altijd zo door?
| |
| |
Hij werkte op een verzekeringskantoor vol knappe grieten. Deed zaken met Franco Spanje. Hield van landen waar treinen op tijd vertrokken. Schijtitalianen konden hem wat. Mislukte joden. Zijn vader had het bij het juiste eind gehad al was hij na de oorlog afgezet. Steile dorpsonderwijzer die het in negentienveertig tot burgemeester had geschopt.
Harde handen maar principes. Zou van zijn zonen mannen van stavast maken. Wist waar hij vandaan kwam: ‘Daar ben ik fier op!’ Wat zes miljoen?
Waarom geen twintig of dertig? Hond sloop weg maar hij had hem te pakken. Bokste met de vuist tegen zijn snoet. ‘Ben jij een boxer? Sla dan terug, lafaard!’ Hond jankte zachtjes. Goedkoop maar evenzozeer teveel.
Op de gang greep ze mijn hand maar liet onmiddellijk los toen ik haar aankeek. Ze had een mooie stem. Soprano maar niet scherp. Ik zag haar graag zingen. Stond naast de piano en concentreerde zich. Werd een ander. Zangles mocht voor de rest van de klas een pretje zijn voor haar was het ernst.
Talent zeker. Nichtje van haar moeder had het tot operazangeres gebracht. Zij kende alle aria's waarin de ander schitterde uit het hoofd. Van laatste illusies beroofde zangleraar knapte op als het haar beurt was. Vouwde haar handen alsof ze ging bidden. Ik kon het niet hebben dat er ondertussen werd gekletst. Had zichzelf in de lange uren die niet voorbij wilden gaan leren gitaar spelen. Belde op een dag nichtje van de opera. Zoontjes renden door de kamer wist niet wanneer of hoe hij naar huis zou komen.
Stemtest was positief. Kon meteen beginnen. Eerste lessenreeks gratis. Nichtje voelde zich verplicht. Maar hij had het kort en goed verboden. Ze bedankte het nichtje met een cadeautje zoals het hoorde. Was er ingeheid om onder alle omstandigheden beleefd te blijven.
Maandagmorgen: ‘Waar is onze zakdoek?’ dertig gesteven zakdoeken gingen de lucht in. Zuster knikte goedkeurend. Deed de klas voor hoe in gezelschap correct de neus te snuiten. Indien de persoon zich aan de linkerzijde bevond rechts wegbuigen indien
| |
| |
rechts links wegbuigen indien links en rechts ingenomen lichtjes vooroverbuigen. Zakdoek nooit openschudden diskreet hoekje of tipje gebruiken niet toeteren of blazen nooit of te nimmer peuteren. Bij ernstige aandoeningen verkoudheden of niesbuien zich onder voorwendsel van gezelschap afzonderen. Zuster demonstreerde alle variaties de klas blies en toeterde haar enthousiast na. Daarna werden zakdoekjes netjes opgevouwen in schortzak opgeborgen. Voor het geval geen zakken in bovenkleding aanwezig zakje in onderjurk stikken. Altijd stijlvol dame met halfdozijn sierzakdoekjes te bedenken. Laatste vraag alvorens kamer of huis te verlaten: ‘Heb ik mijn zakdoek bij me?’ Ook in nood.
Leven kon ervan afhangen. Stond in portiek en zei met verstikte stem: ‘Ik kan niet huilen ik heb mijn zakdoek niet bij me.’ Leende haar de mijne. Iers borduursel op batist. Monogram van mijn grootmoeder.
Zij zong haar laatste Adagio in bad; ‘En de tranen liepen zo langs mijn wangen.’ Mary Pickford vroegwijs kindergezichtje trekt met hoektandjes ragfijn zakdoekje aan flarden wanhopige mimiek van stomme film.
Nutteloos gesnotter. Lag op sofa gestikt in bloed en braaksel. Longblaasjes dreven uit neusgaten als rose schuim. Rechterhand omklemde zakdoekprop. Nog warm maar verstijving was al ingetreden. Durfde niet vragen hoe ze de zakdoek hadden losgekregen. Bang om vooralsnog aangeraakt te worden.
Zou die donderdag naar Parijs vertrekken mishandelde mijn haar zo dat er een grote klis moest worden afgeknipt. Ophelia getooid met lentebloemen lange nachtpon waaruit mollige voetjes steken. Morbiede geheimen van het leven. Was ik haar zuster niet? Om haar nog eenmaal te baden te borstelen te vertroetelen liefdevol in grote eenzaamheid? Bekende naam in vette letters op rouwbrief. Of ik mezelf zag aangekondigd. Was onwillekeurig aan zichzelf ontsnapt. Werd al onderkoeld om bederf te voorkomen. Onbekende in ijskelder met identiteitsplaatjes om enkel en pols. Indecent bloot. Als marmer. Aan ons overkomen. Champagne en kaviaar. Zondagskinderen.
| |
| |
Ergste was al achter de rug toen wij werden geboren. Wereld herademde. Zouden uit het puin met nieuwe mensen opgroeien. Meisjes zelfde kansen als jongens. Negers als blanken. Homo's als hetero's. Vooruitgangsgedachte. Een wassen neus. Zouden ons mannetje staan. Gediplomeerd in de keuken. Bekwaamheid zonder vrouwelijkheid te verliezen. Markt met charme veroveren. Ogenblikje voor jezelf. Hou me vast. Liep te huilen en kon mijn zakdoek niet vinden. Begon als razend te telefoneren.
Wilde God de Vader hemzelf aan de lijn. Niemand schuldig. Afwezigen hebben ongelijk. Moeder met ongewijzigd stemmetje: ‘Hard om zo je kind te verliezen.’ Vriend: ‘Alles wat je wilt maar dat verdiende ze niet.’ Hij: ‘Het was hopeloos.’ Hadden allemaal hun reden hun uitleg klonk niet eens als verantwoording. Vogel voor de kat. Hij zit als onbewezen moordenaar op de sofa: ‘Zij zag er verschrikkelijk uit. Bont en blauw. Gezwollen en onherkenbaar.’ Rekent onbeschaamd op versleten charme. Haar schuld heeft hem altijd hand boven het hoofd gehouden. Nooit durven zeggen waar het op stond. Wist het misschien zelf niet. Zelden daad bij het woord gevoegd.
Legde valse verklaring in zijn voordeel af. Auto ondersteboven op tramrails. Hield vol dat hij echt niet zoveel had gedronken. Ongelovige politieman: ‘Denkt u eens goed na mevrouwtje.’ Zelfde met goedhartige dokter die al meer had gezien. Blauwe plekken? Van de trap gevallen. Gezwollen oog? Tegen openstaande deur gelopen. Verontschuldigend lachje: ‘Ik ben een sufferd.’ Gaf je het gevoel dat je kon helpen met te doen alsof.
Zalfje voor de ziel. Le Dejeuner sur l'Herbe. Hij gebruikte peukje van vorige sigaret om volgende aan te steken. Begint haar ontrouw aan te klagen. Zwijgt vlug omdat ik meer weet. ‘Ik was ook geen makkelijke jongen.’ Wacht er vergeefs op dat ik hem zal tegenspreken. Op zoek naar medeplichtigen. Wil mij desnoods verleiden. Moeder: ‘Een prettig leven heeft ze met hem niet gehad, verre van, maar ze is altijd van hem blijven houden. Dat kan ik wel begrijpen, hij is heel mannelijk.’ Mijn neus.
Toeval was ons gunstig. Ontmoeting in afdeling nachtkleding.
| |
| |
Rode vlekken in haar hals. Tien jaar jonger. Mikt blauwe babydol in stapeltje slipjes. Wil zo vlug mogelijk van me af maar het niet tonen. Overdreven vriendelijk. ‘We zien elkaar nog wel.’ Verlaat warenhuis in geitedraf. Zich ervan bewust dat ik haar nakijk. Ik wist ervan omdat Charlotte aan wie niets ontgaat op dat terrein haar in de Ardennen heeft gezien. Uitgerekend daar. ‘Je kon het aan alles merken.’ En eeuwig zingen de bossen. ‘Ja, ik weet het jij kan geen kwaad van haar horen maar ik zeg je dat het zo is.’
Was zo natuurlijk. ‘Goed voor haar’ zei ik. ‘Zit dat zo’ zei Charlotte. Ze keek zuinig zou me na begrafenis nog weten te vinden. ‘Ik wist dat het slecht zou aflopen.’ De eerste om het luidop te zeggen. Voel haar oog taxerend op mij rusten. ‘Je ziet er moe uit.’ En onverwacht heftig: ‘Alle mannen zijn varkens!’ Charmante Charlotte zal zich in de strijd om alimentatie werpen. Nooit gestilde levenshonger.
Als het water haar aan de lippen staat wil zij mij spreken. Niet bij haar en niet bij mij thuis. Paon Royal. Namiddag-café waar oudere dames boven koffie-verkeerd in de verte staren. Gedempt brullen van roofdieren die treinen naar warme landen horen vertekken. Zoo is naast Centraal Station gelegen. Affiche met Bengaalse tijger. De komende en gaande man. Toekomstplaatje: ‘Zie je ons al zitten?’ Ze kan er niet meer tegen.
Het stiekeme gedoe. De dubbelzinnigheid. Wil schoon schip maken. De waarheid op tafel gooien. Voel dat er koppen gaan rollen. Neem haar mee naar tropische tuin. Lopen onder reusachtige bananeblaren. Colibri's houden zich in de lucht staande door razendsnel vleugeltjes op en neer te bewegen. Lepelen bloemennectar met onvermoed lange tong. Zoetdieven. ‘Ik weet niet hoe het kon gebeuren.’ Probeer het drama te ontmantelen. Verkeerde methode. Kan zich alleen met superliefde rechtvaardigen. Geen banaal avontuurtje. Veelbelovende leraar slavische talen die zich ook administratief opwerkt. Al wat oudere man. Vertrouwenspositie in zaak van haar ouders. Had hem eerst niet in de gaten. Kwam af en toe kopje koffie bij haar halen.
| |
| |
Zit kameraadschappelijk op rand van haar bureau. Moeder rijdt hem na. Vader komt alleen nog pro forma op de zaak. Op een dag vraagt hij of ze gelukkig is. ‘Toen ik eenmaal begon te praten kon ik niet meer ophouden.’ Zijn huwelijk ook niet je dat. ‘Maar ik wil niet klagen’ zei hij.
‘Wedden dat zijn vrouw hem niet begrijpt?’ ‘Als je zo begint ga ik weg.’ Zoent haar op een avond. ‘Ik voelde me zo rustig alsof alles goed was.’ Rest was vanzelfsprekend gevolgd. ‘Eerst vond ik er niet veel aan het was meer een soort troost. Hij was heel anders. Ja ik weet niet hoe ik het zeggen moet. Zachter. Geduldiger. Aandachtiger. En het duurt langer.’ Het was hem opgevallen dat ze op het laatste altijd nee zei. Bekende dat ze nooit klaar kwam. ‘Het zal wel aan mij liggen.’ Hadden er een week-end voor uitgetrokken. Samen weggegaan. Alsof het voor altijd was. Kon haar niet schelen dat haar man erachter kwam.
Wist uiteindelijk waar ze aan toe was. Vond zichzelf niet langer lelijk. Het bewijs: hij zoende zelfs haar zwangerschapstrepen. Zijn vrouw mocht nergens van weten. Had al een paar keer met de telefoonhoorn in haar hand gestaan om haar op te bellen. ‘Hallo ik wil uw man.’ Waren samen op afscheidsreceptie van vader verschenen. Mevrouw Mijnheer. Voorbeeldig echtpaar. Verzorgde krullen bril plooijurk. Was naar wc gevlucht kon wettige eigenares niet onder ogen komen. Moed ingedronken. Ontgoocheld hem als helft van ander paar te zien. Leek zo gewoontjes, burgerman.
‘Tijd brengt raad’ zegt hij. Ze draaide dol. Ging met lood in de schoenen werken. Het was dat ze het geld niet konden missen. Moeder zat haar ongenadig op de kop. Poeslief tegen hem. Zusje met peststemmetje: ‘Ze is verliefd.’ En dan de kinderen. Wat moest ze doen? Wat moest ze in hemelsnaam beginnen? Kon wel gif nemen. ‘Je bent Madame Bovary niet!’ ‘Mooie hulp ben jij.’ ‘Laat ze allebei naar de maan lopen!’ Ze kwam er plotseling achter dat ze een hekel aan dierentuinen had. De geur. Gekooide dieren. Kiezel in je schoenen. Versleten orkestje in kiosk. Souzamars. Geen pasklare oplossing. Vriendschap weer tijdenlang on- | |
| |
dergronds. Kwaad etterde voort. Haar man die hem na kantoortijd staat op te wachten zijn vrouw die een zenuwkrisis krijgt. Graatmager en het stond haar niet. Op slag frigiede bij ontdekking dat hij een bod op de zaak heeft gedaan.
Vader vindt dat een man het bedrijf moet leiden. Zaak kan haar niet zoveel schelen maar er is het akelige vermoeden. ‘Ik kan niet meer.’ Slikt valium bij het leven. Haar vent komt erachter dat hij evengoed de verliezer kan zijn. Lange uitpraatnachten eindigen in dronken ruzies die sentimenteel worden bijgelegd. Wil ten einde raad advocaat onder de arm nemen.
Bebrilde jonge man die schrikt als hij hoort dat haar man de brieven heeft. Stelt voor dat ze in het openbaar een rammeling zal uitlokken. Kan hem dan wettelijk de deur wijzen. Geschokt: ‘Dat is niet fair.’
De advocaat kijkt quasi wanhopig naar het plafond: ‘Wat wilt u dan?’
Beslissende sofascène in warme augustusnacht. Wil zichzelf van kant maken. Pillen liggen klaar. Langzaam verbrijzelt hij een cognacglas in weldra bloedende vuist. Hij kan haar niet missen. Zweert beterschap op het hoofd van zijn slapende kinderen. Italiaanse opera. Maar zij bezwijkt. Altijd gek op een goede vertoning. Gratis kaartjes voor de matinee.
Verbindt zijn hand het nieuwe leven kan beginnen. Neemt ontslag dankt haar vrijer af zal voortaan zonnetje in huis wezen. Dan is zomaar het jongetje stervende. Klaagt over hoofdpijn. Tumor zit op de goede plaats. Geld voor operatie komt overal vandaan. Zelfs haar vader dokt af: ‘Ik kan mijn stamhouder toch niet laten sterven.’ Zij weet dat het nutteloos is. Overtuigd van haar schuld. Grijze Parijse dokter spreekt haar stevig toe. Geloof kan bergen verzetten. Logeert in convent. Hoort nonnetjes Christus van zijn kruis bidden. Denkt hoe vredig hun verzorgd leven is.
Late roeping. Zit weeklang elke dag met roomsoezen aan bedje van haar zoon die van de wereld niet weet. Zijn lievelingsgerecht. Clochards kennen haar al. Wachten haar op na het bezoekuur. ‘Een negerkus’ zegt er eentje zijn tandeloze bek met choco- | |
| |
lade en room wijd open. Loopt in september over de bruggen van de Seine met het kind op haar rug. Vredig tafereeltje. Taxi's zijn duur. ‘Zie je nu wel’ zeg ik vijf jaar te laat, ‘Het kind leeft.’ Kijkt intreurig terug. Ogen van haar laatste foto. Merk hoe zijn handjes om haar hals haar het ademen moeilijk maakt. ‘Zet hem even neer rust wat.’
Nu ze dood is ben ik heel vriendelijk. Nooit geweten welke prijs op kinderhoofdje stond. Welke onverbiddelijke afspraken moesten worden nagekomen. Zie haar in februari met fiets aan de hand langs winkels zwerven. Aarzel voet op de rem rij voorbij kan het niet opbrengen. ‘Zag je me niet?’ ‘Maar goed ook ik zie er niet uit!’ Heeft alleen op dinsdag auto ter beschikking. ‘Geeft niet ik kom je halen.’ ‘Jij hebt geluk gehad.’ ‘Schilder het niet op de muren.’ ‘Nog even en je hebt nergens meer tijd voor.’ ‘Weet je nog dat we nooit veertig zouden worden?’ Zij hield zich aan de afspraak. Zou niet eens de vijfendertig halen. Bravoure om afgang te maskeren. Hoe ze van een eenvoudig bestaan hield. Gaf niet om mooie kleren huizen meubels. Dronk in vrede haar aperitiefje. Kapittelde mij. ‘Je zal je vrijheid duur betalen.’ Aanval is de beste verdediging. ‘Jij zal de wereld evenmin veranderen.’ Stuurde haar opzettelijk verjaardagscadeautje: ‘Le Deuxième Sexe’. ‘Wat doe je eigenlijk?’ ‘En jij?’ Vijandig. Onbegrip. Ik verdroeg het niet dat ze het altijd beter wilde weten. Niet verder kijken dan haar neus lang was. Grappige verhalen over blote kampeervakantie. Zusje was langs gekomen met vriendje dat niet uit de broek wilde. ‘Ik heb principes’ zei dat studentje. ‘Als je principes tussen je benen hangen!’ ‘Heb je dat echt gezegd?’ Kroop 's nachts wel bij zusje in de tent. Vergat in het donker zijn principes. Welopgevoed jongetje. At met servet over zijn puntige knieën. Zij was boos geworden toen hij een dikke vrouw ‘nog dikker dan ik’ uitlachte. Knetterende ruzie waarna zusje met aanhang was verdwenen. ‘Ik zei haar dat ze te goed voor dat stuk pretentie was maar ze wilde niet luisteren.’
Filmclub vol hupse meiden gekleed naar de laatste mode bij de pinken om een rolletje weg te kapen. Moordende glimlachjes.
| |
| |
Haar vent zat doorlopend te vergelijken. ‘Als je die benen had!’ ‘Heb je dat haar gezien?’ ‘En die tieten?’ Ging opzettelijk verslonzen met fles wijn in warme zand liggen. Stomdronken na zo'n dag niets meer mee te beginnen. Hij struinde bij nacht het kampeerterrein af. Werd bij een insluippoging in elkaar geslagen en voor ouwe zak gescholden. Kreunde tekortgedaan onder ijscompres: ‘Als jij je niet zo liet gaan.’ ‘Ik kreeg bijna medelijden.’
Haar rafelige jeans met kôhl omrande ogen en wilde haren. Overgebleven olifantje uit de zestiger jaren. (Olifanten met hun voorhistorische lijven hun dikke huid en legendarische geheugen. Kunnen na honderd jaar nog onverhoeds wraak nemen om onrecht hun aangedaan door iedereen vergeten maar niet door hen. Wijfjes leidsters van de kudde massaal onverslaanbare massa. Toeterend en trompettend. Overlopend van tedere liefde voor hun babyolifantjes. Zij en ik samen Olifantse lekker in de zon en het stof van ons reservaatje. In Afrika waar het ivoor zo goedkoop is.)
Speelde met verve rol van boerenmeid waar anderen hun neus voor ophaalden. Leuk vakantiefilmpje. Verdween met rollende heupen uit het beeld. Muziek: ‘Little Elephant Walk.’ Met jezelf lachen. Een sukses.
‘Ik zak door de grond van schaamte’ zei hij. ‘Waarom doe je zoiets?’ vroeg ik. ‘Jij zou je er te goed voor voelen niet?’ Eeuwige geldzorgen. Giechelend: ‘Ik kan niets meer kopen. Geld is op. Bank heeft krediet ingetrokken.’ Zag verschrikt dat het nog maar zestiende van de maand was. ‘De kinderen hadden schoenen nodig.’ Koppig. Wilde geen hulp van mij niet van niemand niet. ‘Ga dan werken.’ ‘Ik verdien de kost niet.’ Dook met de hond onder tafel als de brouwer aanbelde. Vermeed winkels met openstaande rekeningen. Betrapt met twee flessen whisky. Hij weigerde de boete te betalen. Vrolijk: ‘Dan ga ik zitten!’ Grijze streep door donkere haren. ‘Je lijkt op Kate Millet.’ ‘Wie is dat?’ ‘Een filmster.’ Wou me niet meer zien maar belde elke week op. Trouw als verdriet. Zorgen om toekomst zusje. ‘Ze denkt dat ze alles anders en beter zal doen maar het is precies hetzelfde.’ Nei- | |
| |
ging om zich met voldoening in ellende te verdiepen. ‘Heb je al gehoord van?’ Las rechtbankverslagen. Gefascineerd door kansspelen. Kocht elke maand drie loten van de nationale loterij. Moeder kwam af en toe over de brug. Duurbetaalde hulp.
Sloeg in tien minuten zoveel goedbedoelde onzin uit dat ze het niet langer kon verdragen. Gênante vragen: ‘Met hoeveel heb jij het al gedaan?’ ‘Zou jij weleens voor geld durven?’ En pijnlijke bekentenissen: ‘Ik had mezelf moed ingedronken en liet hem maar doen. Maar na een tijdje vroeg ik toch beleefd of hij nog niet klaar was. Razend. En ik kan niet doen alsof.’ Maakte afspraak met ex-vrijer nu waarnemend direkteur in familiezaak. Duurste hotel van de hoofdstad. Maar het ging niet.
‘Hij wilde niet dat we samen gezien zouden worden. Alsof hij zich schaamde. Sprong bij elk geluid schichtig uit bed.’ Spijtig: ‘En het was nog wel zo'n mooie kamer.’ Vage vriend wil z'n buitenhuisje voor week-end verhuren. Rijden er samen heen. Hand op haar knie hogerop langs haar dij. Gaat in ijskoud huisje op bed liggen vraagt om bij hem onder het dek te komen. ‘Ik zou toch zo graag voor één keer...’ Ziet het van ver gebeuren. ‘Ik ben geloof ik dood daar.’ Laatste poging om overeind te blijven.
Meldt trots vriendschap met homo-koppel. ‘Dat had je niet gedacht wat?’ De een bakt zalige flensjes en de ander doet pico bello het huishouden. Ze hebben een hond, een teef, die Madame heet. Zij verzorgt haar als de baasjes met vakantie zijn. ‘Maar ik moet er wel voor zorgen dat ze niet door de boxer wordt gedekt.’ Volgen een werkloze Turk een verlaten huisvrouw en twee oudjes die hondenvoer uit blik eten omdat ze van hun karig pensioentje niet kunnen rondkomen. Een gesjeesde student economie wordt onderhuurder en voorspelt in detail het einde van de wereld. ‘Het heeft allemaal geen zin wat zou je je nog druk maken?’ De onderpastoor houdt ze achter de mouw. Telefoongesprekken worden almaar verwarder en eenkennig. Hoort me niet of wil me niet meer horen. Draait mijn nummer zonder erbij te denken zegt ze. Excuseert zich na jaren hartstochtelijk voor racisme van haar vent. Tv-film heeft haar de ogen geopend: ‘En er
| |
| |
waren ook kinderen bij.’ ‘Zal ik een jood voor je vinden?’ Ook van de psychiater weet ik niets af. Krijg nochtans uit zijn wachtkamer knipsel over vasectomie toegestuurd. Onderlijnt getuigenis van gesteriliseerde Mijnheer dat ingreep niet pijnlijk en verder zonder gevolgen is. Alles normaal. Business as usual.
Opmerking in de marge: ‘Wat een moedig man!’ Herken eerst haar geschrift niet. Laatste peren ploffen uit de bomen als ze eindelijk nog eens komt. Slordig zilver op nagels brede bloemetjesjurk schuwe blik heeft kennelijk haar best gedaan. ‘Je bent niet veranderd’ zeg ik. Is ook zo als je langer kijkt. Eet voorzichtig. Glaasje wijn wordt lacherig afgeslagen maar even later drinkt ze gestaag de fles leeg. Lacht om mijn technische onkunde. ‘Ik herstel zelf de fietsen van de jongens.’ Alsof ze het tegen iemand anders heeft: ‘Mijn man zegt altijd voor dat soort van dingen moet je bij mijn vrouw zijn.’ Bloost. Het gaat beter. Haar bewering. Als hij maar niets op het huishouden heeft aan te merken. Eten op tijd op tafel. Boel aan kant. Ieder zijn deel van de afspraak. Met de kinderen gaat het goed. Jongste weliswaar van school geschopt maar hij was er niet gelukkig. ‘Het worden wel mannen.’ Likeurtje bij de koffie. Halve fles Framboise. Krijgt vurige blosjes. Lacht. Veegt zich de tranen uit de ogen.
Ontwijkt bezorgde blikken. ‘Laat me maar.’ Is alles van vroeger vergeten. Staat op en loopt naar de telefoon om mij op te bellen. ‘Maar ik ben hier!’ Giechelend: ‘Dat is waar ook.’ Zoent me in het wilde weg. ‘Dat zouden we meer moeten doen.’ Hond ligt braaf in de auto op haar te wachten. ‘Kun je wel rijden?’ Lief: ‘Jij bent ook niet veranderd.’ Ik word die avond bij het wegruimen door een niet te stuiten huilbui overvallen. Herhaal snotterend haar naam. Doos papieren wegwerpzakdoekjes gaat er in zijn geheel aan. Komt de lange koude winter met absolute stilte op alle lijnen.
Somber voorjaar is ze daar plotseling weer. Stem is veranderd. Rauw geworden. Plechtige uitnodiging om vete met haar man uit te praten. Denk doe me dat niet aan. Na beleefde weigering. ‘Geeft niet ik blijf toch niet bij hem.’ Belt vijf minuten later te- | |
| |
rug: ‘Dat was maar een grapje hoor.’ De hongerende mensheid het bodemloze wereldleed de donkere toekomst maar dan toch de figuur van Jezus die ons de weg wijst. Moet erbij gaan zitten. ‘Ben je wel in orde?’ Vermoed drugs sektes kan voor de hand liggende ellende niet veranderen. Zal nog een keer bellen, week ervoor. Of ik meega naar begrafenis van een aangetrouwde tante die geen tante is maar iemand die ze jaren geleden heeft ontmoet en verwaarloosd zegt ze. ‘Ik vind het zo zielig dat niemand naar haar begrafenis gaat.’ Klaagvrouw. Weigerde abrupt. Zou naar Parijs vertrekken die donderdag mishandelde mijn haar zo dat er een grote klis moest worden afgeknipt. Werd massaal begraven voor een keer welbemind. Wie haar kende had wat goed te maken. Onderdrukte de impuls om haar na afloop op te bellen: ‘Weet je wie er allemaal waren? Je had hun beteuterde koppen moeten zien!’ Kon haar verdwijning niet verwerken. Bleef haar nog jaren op de onmogelijkste plaatsen zien.
Strijkje speelde zielig Weense walsen. Maria Theresia jaar. Bijriviertje van de Donau. Suikergoedstadje. Zat met een onwijs lachje tussen vormvaste Mevrouwen & Mijnheren in loden jassen. Maar ze had geen voeten. Waar bij anderen stevige stapschoenen of bergbottines zaten was bij haar een ruimte opengelaten. Niets zelfs geen wolkje. Keizerin-moeder troonde achter café mit sahne. Maag draaide om. Oostenrijk vrome onderbuik van Rode Russische Rijk. Stonden voor de poorten van Wenen. Eerste koelte. Avond viel. Bevende kaarsvlammetjes in rode vetpotjes op graven van hellend kerkhof. Zat me de hele nacht zwevend in voetlange japon achterna. Fluisterde zo zacht dat alles onverstaanbaar bleef. Werd in straat achter de Dom vanuit portieken onthaald door kindhoertjes en mooie jongens. Thomas Mann. Voor het eerst bang in het donker.
Dichter bij huis: zat ongedurig voor stoplicht met vingers op stuurwiel te trommelen. Toevallige zijwaartse blik bleef als betoverd hangen.
In blauwe wagen zelfde ogen zelfde haren maar glimlachend en zelfbewust. Het ging haar goed. Keek me vragend aan. Een
| |
| |
wenkbrauw opgetrokken, grappig. Boos getoeter; stoplicht was van rood naar groen versprongen. Zij aarzelde niet trok feilloos op en reed zonder omkijken het beeld uit. Blokkeerde de motor. Startte opnieuw. Vertrok hortend. Veelbetekenend getik van wijsvingers tegen voorhoofden. Vrouw aan het stuur. Nam mezelf onderhanden. Dood is dood. Geen film in mijn hoofd. Einde van de redetwist. Niet langer klappertanden. Moeilijk ogenblik voor het slapengaan. Niet verantwoordelijk voor mijn dromen. Keek me laatst zo intriest aan. Een pfennig voor die blik. Wie biedt meer? Wie kan mijn schuld afkopen? Dat ik nog leef en almaar verder leef? Het stof van mijn rokken klop.
Begin van zeven zwarte jaren. Koud bed. Bevroren bed. Bed zonder vreugde. Doodskist. Lig te vergaan ergens naast viaduct en spoorweg zonder gras of groen. Krankzinnige omgeving. Vliegveld aan de achterdeur.
Ogenblikken dat alleen woede mij overeind hield. Vernislaagje moed brokkelde af. Hol lachje eerder kuchje. Maagkwaal was eeuw geleden nog tbc geweest. Vooruitgang eist zijn tol. Onverteerbare dagen.
Begon op alles ja en amen te zeggen. Betekenis der dingen was weggevallen. Wilde mezelf niet bekennen wat ik wist. Gaf automatisch gas als ik voorbij kerkhof reed. De duivels op mijn hielen. O nee zus zover krijg je me niet! Voelde me in de steek gelaten. Kijk eens onder de keldertrap of daar geen moeder zit? Geen vrijer om die rol te spelen. Geen liefde om alles goed te maken. Distelveld. Stond in slijterij peinzend naar batterij whiskyflessen te staren. Probeerde me langzaam dronken te voeren. Wilde niet lukken. Glashelder al kon ik niet meer op mijn benen staan. Symptomatisch voor de hele geschiedenis. Kon haar niet oplossen. Het onvermijdelijke. Nooit bij neerleggen. Heroïsch dwergje. Stilletjes vergeten. Bleef me bij hoe ze voor eenmaal overmoedig wilde zijn. Haar brood op het water gooien. Wie zegt dat we het niet zullen leren? De koude oorlog. Niemand nodig hebben. De vijand op twee benen onderscheppen. Wie zegt dat ik haar niet zal overleven? De doorn uit mijn vlees halen? Haar niet langer gelijken. Een ander vreemder voor mezelf weet ik wie. Je naam zorgvuldig vergeten.
|
|