August Willemsen
Manuel Bendeira (1886-1968)
Historisch gezien de eerste van de ‘grote drie’ van de moderne Braziliaanse poëzie, is Manuel Carneiro de Sousa Bandeira, na Drummond de Andrade en Cabral de Melo Neto, nu de laatste die in Nederlandse vertaling verschijnt. Geboren in Recife, de hoofdstad van de noordoostelijke staat Pernambuco, zag Bandeira zich door tuberculose gedwongen in 1904 een studie architectuur op te geven. Van 1913-1914 verbleef hij in een sanatorium in Zwitserland, waar hij Paul Éluard leerde kennen en experimenteerde met vrije versvormen, die hij als eerste in Brazilië zou toepassen. Na terugkeer in zijn land vestigde hij zich in Rio de Janeiro.
Zijn debuut, A cinza das hor as (De as der uren, 1917), weerspiegelt de parnassianistische esthetiek. Met zijn derde bundel, O ritmo dissoluto (Het ontbonden ritme, 1924), bekeert hij zich tot het in 1922 losgebarsten Modernismo, waarmee hij zich overigens nooit helemaal heeft geïdentificeerd, vooral niet wat betreft het iconoclastische aspect van de eerste fase. In het jaar 1930, dat de tweede fase inluidt, verschijnt Bandeira's vierde en meest representatieve bundel, Libertinagem (Vrijbuiterij). Hiermee zijn de thema's aangegeven die zullen worden verdiept en gevarieerd in zijn latere werk: Estrela da manhã (Morgenster, 1936), Lira dos cinqüent'anos (Lier der 50 jaren, 1940), Belo Belo (Schoonheid Schoonheid, 1948), Opus 10 (1952) en Estrela da tarde (Avondster, 1958), dat bij herdruk in 1963 werd uitgebreid met vier gedichten onder de titel Voorbereiding op de dood, zijn laatste gepubliceerde poëzie.
Bandeira heeft in zijn werk nooit een geheim gemaakt van de tuberculose die zijn leven een andere wending gaf (‘Pneumothorax’). Het thema van ‘een leven dat had kunnen zijn en dat niet was’ is uitdrukking van een diepgeworteld frustratiegevoel, van het besef van onbereikbaarheid van het verlangde, van de behoefte aan vlucht uit de als te eng ervaren werkelijkheid. Dezelf-