Russen, maar door de Roemenen zelf bezet, wat veel erger is’. Precies die Russen worden door de Roemeense overheid gehanteerd als verweermiddel tegen de mensen van het woord zoals Paul Goma. Zowel voor binnenlands als buitenlands gebruik wordt hij afgeschilderd als een agent van Rusland. Voor de Roemenen wordt hij op die manier een bedreiging voor hun onafhankelijkheid waar ze nog zo trots op zijn (die trots wordt hen trouwens ingelepeld), voor het Westen wordt hij iemand die een wat meer neutrale Roemeense koers in de weg staat. En met die intimidatietaktiek boeken de Roemeense public-relationsdiensten vaak sukses. In het boek vinden we daar een aantal treffende voorbeelden van. Want de arm van de Roemeense repressie strekt zich tot in de Westerse hoofdsteden uit.
Paul Goma werd dus gearresteerd, hij verbleef twee maanden in de cel. Hij werd geslagen, maar niet systematisch gefolterd. Ettelijke andere ondertekenaars waren niet zo gelukkig, maar dat waren dan meestal degenen die het woord niet als wapen hadden.
Het woord als wapen. Ik denk dat het één van de boodschappen is die Paul Goma de Westerse lezer misschien onbewust met dit boek meegeeft. In onze literaire salons wordt niet zelden blasé neergekeken op de korrigerende funktie van de auteur. Een verschijnsel waar Paul Goma trouwens ook in Roemenië mee te kampen kreeg. Maar hier, waar men zich euforisch in de lukse wentelt van wat men tolerantie noemt, schijnt die afwijzende trend toe te nemen. Men gaat de geëngageerde auteur vaak te lijf met het verwijt dat hij in de sfeer van mei '68 bleef steken, dat hij zich naïef gedraagt, dat men met het woord geen maatschappij verandert. Dergelijke standpunten doen Paul Goma waarschijnlijk voor één keer niet met het woord, maar met het hoofd tegen de muur lopen.
Want hij kreeg in Roemenië ook vaak te maken met soortgelijke opmerkingen. Zelfs tijdens het ‘onderzoek’. Wanneer één van zijn ondervragers hem de haren uit de baard rukte, of hem schopte terwijl hij op de grond lag en Paul Goma toen zei dat hij dat later allemaal zou schrijven, lachte men hem uit. Maar ondertussen sloegen ze hem precies omdat hij schreef, ze lachten terwijl ze op het moment zelf aantoonden hoezeer ze met zijn woorden rekening hielden. Hoezeer ze bevreesd waren dat hij met het woord zijn boodschap zou verspreiden. Want dat vonden Ceausescu en zijn vrouw een beetje lastig.
De literaire kringen in deze contreien, die zich beijveren om vriendschapsverdragen te sluiten met Roemeense schrijversklubjes, zouden eraan moeten denken dat auteurs als Paul Goma uit hun Vereniging voor Letterkundigen werd gestoten, dat een officiële afvaardiging tot bij de hoogste partijinstanties trok om zich van zijn geschriften te distantiëren en om ronduit een strenge straf te eisen. Ettelijke Roemeense auteurs wilden zich bovendien niet solidair verklaren met de aktie voor de mensenrechten omdat ze de open brieven of Paul Goma in zijn geheel niet van voldoende hoge literaire kwaliteit vonden. Alsof dat het punt was. Maar het is ook voor Vlaanderen wel een zeer herkenbare situatie.
Paul Goma geeft ons met zijn boek een les. Hij speelt ons niet alleen de bood-