Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 34
(1981)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
[pagina 305]
| |
Hier schiet ik wortel als je vlucht
Met nog een loden hemel op je hielen
Ik hou van je. Geen grauwe lucht
Kan zoveel blauw vernielen
| |
[pagina 306]
| |
Geen puur azuur: het grauw
Dat zich wat laat verblauwen
Mijn natuur in jouw nauw
En om geen ruim meer rouwen
| |
[pagina 307]
| |
Om ons hier en nu zonder mankeren
Om deze lichtval. Om die regentik
Om deze kans die niet kan keren
Om dit tussentijdse ogenblik
| |
[pagina 308]
| |
Het stond je enig, beeldig, als gegoten
Was het geluk? Een jurk? Een droom
Waarin ik wakker ben geschoten
Als een geleider onder stroom
| |
[pagina 309]
| |
Waarvan zagen wij zo wit
Rood gloeide de kolenkachel
Rood loog je de kolenkachel
In het voze droomgesjachel
Onderkoeld, oververhit
Waarvan dromen wij zo wit
| |
[pagina 310]
| |
O, het ontbrekende bericht
Op al de lippen die ik mis
In alle stiltes die ik sticht
Gevoel zonder geschiedenis
Hoor het opbrekende gedicht
In mijn afwezige gezicht
| |
[pagina 311]
| |
Tegenligger, onderweg
Die ik liefheb voor de sport
Die ik van lieverlee weerleg
Als ik me innestel, omgord
Naar wie ik haak, in wie ik eg
Zoals een spookrijder met pech
| |
[pagina 312]
| |
Er kruipt me wat liefs in mijn liefde
Een sluiklied van dierlijk verdriet
Er sluimert wat liefs in wat griefde
Een kruitvat van alles om niet
| |
[pagina 313]
| |
Van liefde liegend, haveloze
Stroper in mijn strikbewind
Van list en liedjes, gave, loze
Woorden in de wind
|
|