| |
Politiek
Ieder zijn fascisme is de vreugde van de rechtsen
1. Allen daarheen
Als nu ook al de voorzitter van de Vlaamse Raad, Rik Boel, en de Antwerpse schepen voor onderwijs, Wim Geldolf, het nodig oordelen op officiële plechtigheden hun ongerustheid uit te spreken over de bedreiging van onze fundamentele vrijheden, dan moet er toch wel iets mis zijn.
Ondertussen zijn er antifascistische betogingen geweest, waarschuwde het ABVV tegen het opkomend fascisme, is er een senaatscommissie bezig met een onderzoek naar de activiteiten van privé-milities. Kortom, er is reden tot ongerustheid. Maar er is nog meer behoefte aan duidelijkheid.
Het lijkt wel of er evenveel fascismen bestaan als er antifascisten zijn. Op 27 oktober liepen er in de grote nationale betoging tegen het fascisme en het racisme zowel vertegenwoordigers van TAK als van Happart. Ook Nols geneerde zich niet mee op te stappen. En als men aan de kop van die betoging Spaak, De Clercq en Gol gearmd ziet lopen met Cools en Van Miert, dan heeft de politiek bewuste toeschouwer toch wel het recht zich af te vragen of die dames en heren nu allemaal vóór of tegen hetzelfde betogen.
| |
2. De lading...
De vrijheid waar liberalen als Gol of Declercq het over hebben, dekt niet dezelfde lading als deze waarvoor de arbeidersbeweging opkomt. Vrijheid van ondernemen, je privé-bezit doen renderen met iemandanders'
| |
| |
arbeid zoals het je goeddunkt, is zelfs onverzoenbaar met de ontvoogdingsstrijd van de arbeidersklasse. De vrijheid, in wier naam de fabrieksdirecteur de hulp van de Rijkswacht inroept om stakingen te breken, is net het omgekeerde van de vrijheden die stakerspiketten beweren te vrijwaren.
Als een maatschappelijke groep haar sociale machtspositie gebruikt om een samenleving in stand te houden waar die vrijheden enkel in abstracte zin beleden worden, waar die vrijheden hoofdzakelijk deel uitmaken van de officiële retoriek terwijl ze in hun concrete vorm zeer ongelijk verdeeld zijn en alleen een privé-karakter hebben, dan is er niet alleen sprake van onduidelijkheid maar ook van huichelarij. In de eerste plaats zelfs van huichelarij.
| |
3. ... en de vlag
Zolang het tot retoriek beperkt blijft, zolang men slechts lippendienst hoeft te bewijzen aan zeer algemene principes, komt men natuurlijk gemakkelijk tot een consensus. Daarom kan zonder enige gène elke partijvoorzitter op een meeting komen verklaren, met de nodige vibrato in de stem, dat het fascisme moet vernietigd worden. Wie is er in die omstandigheden, op dergelijk hoog niveau niet tegen het fascisme? Indien Erikson over een ietsje meer gezond verstand zou beschikken en een minder beperkte woordenschat, dan zou hij op zijn persconferentie waarschijnlijk ook een akte van antifascisme beleden hebben. Die mensen zijn immers geen fascisten, zij verdedigen alleen hoge morele principes zoals het recht op arbeid in eigen streek, de vrijwaring van de eigenheid der Europese volkeren binnen een groot federatie, de strijd tegen de ondergraving van onze traditionele culturele waarden door de linkerzijde, en dergelijke onzin meer. Nog een kleine inspanning en zelfs de fascisten zijn respectabele demokraten.
Die huichelarij is minstens zo gevaarlijk als het fascisme en de rechtse aanslagen op de demokratie zelf. Als iedereen zich immers antifascist noemt, lijkt het gevaar in één klap bezworen. Dan zijn er inderdaad geen fascisten meer. Je zou je bijna gaan afvragen waar men zich toch zo druk over maakt nu blijkt dat het fascisme zich beperkt tot een paar honderd microcefale boshengsten die betogen om gastarbeiders buiten te krijgen. En geef nu toch zelf toe, die gastarbeiders zíjn een probleem, zeker nu er bezuinigd moet worden.
| |
4. Huichelarij
Daar begint de huichelarij van de rechterzijde. Die rechterzijde slaagt erin, op grond van een grillige rationaliteit en hooggestemde, dus vage, principes, nog iets aantrekkelijks te vinden aan de apartheid in Zuid-Afrika of de politiestaat van Pinochet. Zonder misschien vandaag zo ver te willen gaan dat ze hier de vakbonden zou afschaffen, vindt de rechterzijde toch dat de arbeidersbeweging zich heel wat aanmatigt. Zonder onmiddellijk de sociale zekerheid totaal te willen privatiseren, oordeelt men aan de rechterzijde toch dat er flink wat geprofiteerd wordt van dit al te liberale stelsel en dat men tegenwoordig nogal ‘gemakkelijk’ het statuut van werkloze verwerft. Zonder zo meteen aan censuur te willen doen is men ter rechterzijde wel van mening dat de BRT door links is geïnfiltreerd.
Als rechts het voor het zeggen had dan zou de dagelijkse realiteit wel zeer sterk afwijken van de plechtig geproclameerde idealen. Wie niet eens zo aandachtig zijn krant leest, weet dat ze al zeer talrijk zijn, diegenen die hier graag de individuele vrijheden wat beperkter geïnterpreteerd zagen, de orde wat strenger gehandhaafd, zowel binnen het eigen land als binnen de hele Westerse wereld, en die reikte in sommige gevallen tot in Vietnam, Namibië, Iran, of Zuid-Korea. En dat gebeurt nu allemaal in naam van de meest verheven, maar daarom juist deste vager gestelde principes en waarden die heten ‘vrijheid’ en ‘res- | |
| |
pect voor het individu’, in naam van het hele arsenaal van het traditionele Westerse, dus liberale, humanistische en zeker niet te vergeten Christelijke ideeëngoed, zaken die rechts niet ophoudt luidkeels te verkondigen - voor zichzelf - maar nooit bereid is geweest te realiseren voor iedereen.
Wie zich in dergelijke dubbelzinnigheid beweegt is inderdaad een huichelaar maar geen fascist. Nog net niet.
| |
5. Meer een kwestie van stijl
Rechts weet eigenlijk niet goed raad met wat gemeenlijk doorgaat voor fascist. De echte, de uitgesproken fascisten leggen het er te dik op. Ze willen rechtdoor rechtuit de delikate porseleinwinkel van de minitieus bij elkaar gebrachte culturele verworvenheden van onze beschaving zomaar in elkaar trappen, niet uit principiële rechtlijnigheid maar gewoon uit domheid. En dat gaat nu net iets te ver voor de weldenkende rechterzijde. De matiging moet met stijl gebeuren. De repressie moet subtiel zijn. Ze mag niet vervallen in terreur of intimidatie. Het mag gerust systematisch zijn maar je mag het niet merken. De schijn moet opgehouden worden. Men is wel voor het Keizerrijk maar de republikeinse vormen moeten gehandhaafd blijven.
In feite is het enige dat rechts in het fascisme bestrijdt niet zozeer zijn essentie maar veel eerder zijn onbehouwenheid, zijn tactloosheid. De fascisten menen het misschien wel goed maar ze zijn soms toch zo krapuleus. Ze morsen. Ze hebben geen manieren. Daarom zijn de reacties van rechts tegen het fascisme meer ingegeven door irritatie dan door verontwaardiging. Rechts verzet tegen fascisme is dan ook meestal verbaal en geveinsd.
Door die fixatie op alleen het uiterlijke geweld van het fascisme, op zijn gebrek aan stijl reduceert de rechterzijde het fascisme bewust tot een marginaal verschijnsel. Het fascisme is dan nog alleen de folklore van een goede 300 primairen die hun frustraties afreageren met stoer te doen, die hun minderwaardigheidscomplex camoufleren met valhelmen, koppelriemen, gevechtsjasjes en militaire insignes, die hun intellectuele onbenulligheid trachten te compenseren door ze tot een kwaliteit te verheffen. Een soort die eigenlijk thuis hoort in dezelfde kategorie als de illuminés van Poonah, de zwendelaars van Scientology of de intriganten van Moon. Zo bekeken zijn onze fascisten slechts gevaarlijk voor de zeldzame sukkelaar die zich laat strikken in hun ideologische warwinkel en natuurlijk ook voor de eenzame wandelaar die hen op zijn weg ontmoet. Alleen als ze het wat te bruin bakken dient hard te worden opgetreden, als ze de regels van het fatsoen overtreden zoals bij een aanslag op een gastarbeiderscafé, een raid tegen een alternatieve boekhandel of als een andersdenkende wat te hardhandig wordt aangepakt.
| |
6. Een stok tegen de linkse hond
Deze merkwaardige kortzichtigheid van de rechterzijde (wanneer het om fascisme gaat) is niet toevallig. De onoprechte verontwaardiging voor alleen het gewelddadig karakter van het fascisme bevordert de onduidelijkheid omtrent de ware aard van het fascisme. Als fascisme louter geweld is en als fascisten makkelijk te herkennen zijn aan hun para-militair optreden en hun agressief gedrag tegenover andersdenkenden dan heb je meteen de stok in handen waarmee je ook de linkse hond kan slaan. Want dáár schuilt voor rechts de grote bedreiging. Dáár kunnen de rechtsen zich nu eens oprecht boos om maken. De rechtse kortzichtigheid komt dus goed van pas. Ze is zelfs zinvol.
Eens deze gedachtengang ingezet, is de verleiding groot om de onduidelijkheid dan maar verder te cultiveren. Fascisme is geweld? Geweld is dus fascisme! De linkerzijde is ook niet afkerig van geweld dus is ook links geweld fascisme. Er bleek opeens zowaar een rechts en een links fascisme te bestaan met het geweld als gemeenschappelijke noemer.
| |
| |
De typisch rechtse attitude om alleen de fenomenen waar te nemen en ze te klasseren als in een encyclopedie. Een analyse van de aard van het geweld - want je hebt toch bijvoorbeeld provocatoir rechts geweld of links tegengeweld - of een onderzoek naar de ideologische motivatie van links of rechts - wat daarom nog geen goedkeuring hoeft in te houden - was er niet bij. Nog een stap verder was de stelling dat het linkse ideeëngoed zelfs de drager is van het fascisme, een vondst die de zogenaamde ‘nouveaux philosophes’ onmiddellijk alle salons opende.
| |
7. Linkerzijde: ideologische onmacht...
De linkerzijde heeft nogal verward en ook zeer ongenuanceerd op het naoorlogse fascisme gereageerd.
Voor de officiële linkerzijde, de (B)SP hoofdzakelijk, was het fascisme meer een historisch verschijnsel dat overwonnen en grotendeels uitgeroeid was. De (B)SP heeft zich wel wat lang verkeken op het fascisme van de eerder ongevaarlijk geworden collaborateurs. Drie jaar geleden vond de voorzitter van de machtige Antwerpse SP-federatie het nog nodig om in een 1-meirede te zinspelen op het collaboratie - en nazi-imago van de Volksunie door aan hun eventuele regeringsdeelneming een martiaal - doch inefficiënt gebleken - ‘no pasaran’ toe te roepen.
De SP was overigens haast uitsluitend geïnteresseerd in deelneming aan de macht en in de opbouw van een netwerk van betrouwbare kliënten. Haar voornaamste beslommering was meehelpen aan de pragmatische oplossingen voor de dagelijkse sociaal-economische problemen in de ijdele hoop hiervoor door een dankbaar kiespubliek gehonoreerd te worden. Ideologische uitdieping of politieke analyse is dan ook nooit de sterke zijde van de SP geweest. Onderzoek naar de aard van het fascisme was helemaal irrelevant. Men had het bestreden, men wist dus wat het was. De oude garde meende geen lessen in anti-fascisme te moeten krijgen: ze had in concentratiekampen gezeten of in het verzet gestaan. Jongere snoeshanen die dat niet respecteerden braken een taboe.
Dat het fascisme wel eens naar andere verschijningsvormen kon evolueren, was voor de oudere socialisten onbegrijpelijk, begaan als ze waren met het behoud van een orde en een wettelijkheid die ze immers zelf mede tot stand hadden doen komen. De stelling dat de verdediging van die orde en die wettelijkheid wel eens een dekmantel kon zijn waarachter een nieuw soort van fascisme zich aanvaard trachtte te maken, werd als onzindelijk van de hand gewezen. Ten tijde van de socialistische minister Alfons Vranckx leidde deze ideologische onmacht tot een uitgesproken rechtse gedachtenverwarring: fascisme betekende geweld ongeacht z'n oorsprong. Repressie was het enige antwoord dat men kende. Van institutioneel of structureel geweld had vóór 1968 nog niemand gehoord. Daarna wilde men er niet van horen.
| |
8. ...en ongenuanceerdheid
De strijd tegen het nieuwe fascisme en het theoretisch onderzoek van wat fascisme werkelijk was bleef beperkt tot de uiterst linkerzijde. Daar verviel men dan weer in de fout elk repressief optreden van politie of justitie, zeker als men zelf het slachtoffer was, als fascisme te bestempelen. Kwezelarij vanwege de politie of vanwege een magistraat, willekeur, machtsmisbruik, brutaliteit of ook gewoon maar paniek of kortzichtigheid van de rijkswacht, dom racisme van een cafébaas of een huisjesmelker, de law-and-order-mentaliteit van een minister van justitie of van welke autoriteit dan ook, het heette allemaal en onmiddellijk, zonder enige nuance of onderscheid, fascisme. Dat was een veralgemening die al evenmin de duidelijkheid diende. Ze speelde dus paradoxaal genoeg in de kaart van de rechterzijde, die niets liever vroeg dan dat de linksen op elke fascistische rode lap afstormden. In zulk spektakel is het toch altijd de torero die het haalt.
| |
| |
Aan de linkerzijde is men soms wat te snel over alles verontwaardigd en dit met een heftigheid die haar doel voorbijschiet. Heel wat gewone, verontruste lieden herkennen zichzelf vagelijk in wat de linkerzijde zonder enige consideratie onder de naam van fascisme op één hoopje samenveegt. Ze aanvaarden niet dat de felle slogans, de bonte spandoeken, de slordig gedrukte pamfletten en affiches hun door slordige jongelui in de hand gestopt, op hen betrekking hebben. Als dat allemaal nu ook fascisme is, hoe moet dat dan rijmen met de groteske fauna die bijvoorbeeld Jan Van Nuffelen eens op de TV aan het woord had gelaten? Want de strijd blijkt ook nog te gaan tegen die rechts folklore.
| |
9. Uitkijken voor het institutioneel fascisme
Het is natuurlijk niet eenvoudig om het fenomeen fascisme correct te beschrijven en te analyseren. Het is zeker niet de bedoeling om het hier te doen. Een opsomming kan hier volstaan.
Er is in de eerste plaats het nazisme en het fascisme als historisch verschijnsel. Sommigen zijn wel iets te snel geneigd er alleen nog een studieobject in te zien. Het is meer dan alleen dat aangezien het huidige maatschappelijk kader met zijn werkloosheid, zijn geldontwaarding, zijn morele en culturele twijfels en zijn politieke onmacht erg lijkt op het maatschappelijk klimaat ten tijde van de Weimarrepubliek.
Er is het nieuwe, verborgen structurele, bureaucratische of institutionele geweld dat volgens mij het gevaarlijkste is omdat het in zijn beginstadium naamloos is. Het lijkt occasioneel of sporadisch maar het is juist zo moeilijk om na te gaan in hoeverre of wanneer het systematisch dreigt te worden.
Er is het oude, congenitale, latente ongenoegen bij de massa, door het systeem gefrustreerd in steeds weer nieuwe doch valse verwachtingen, en dat maar hoeft aangewakkerd te worden om op te laaien in racisme, mc-carthisme, poujadisme, nationalisme, groepsegoïsme of corporatisme, antisyndicalisme of antiparlementarisme. Dat is wat nu juist in deze nieuwe Weimartijd dreigt te gebeuren. Er zijn ook de zenuwkrampen van een stelletje hersenlozen, versnipperd over bewegingkjes zoals VMO, WERE DI, TAK, enz. Ik beschouw ze op zichzelf als redelijk ongevaarlijk. Ze zijn natuurlijk uitgesproken fascistisch maar als het ooit via een nieuwe Hitler moet gebeuren, moet men hem niet dààr zoeken. Het institutioneel fascisme is verstandiger en efficiënter. Dit nieuwe fascisme heeft ook grotere selectiemogelijkheden in respectabeler bevolkingslagen zoals bijvoorbeeld diegenen uit de politieke klasse die zich nog niet al te zeer gecompromitteerd hebben of zoals prestigieuze figuren uit de financieel-economische wereld. De VMO-ers en hun trawanten kunnen het sluimerend fascisme hoogstens een handje toesteken.
| |
10. Geloofwaardigheid!
Het zou meteen duidelijk moeten zijn dat men het fascisme in de eerste plaats moet bestrijden door het zijn voedingsbodem te ontnemen. Dat is niet zozeer een taak van kleine goed geïntensioneerde aktivistengroepjes of briljante, maar geïsoleerde, ideologen. Hiervoor is vooral een sterke arbeidersbeweging nodig. Deze moet een geloofwaardig alternatief kunnen voorstellen en er de mensen rond mobiliseren. Dat alternatief mag dus niet van in het begin het voorwerp worden van politieke touwtrekkerij, tactisch gemaneuvreer, spitsvondige onderhandelingen. Dat alternatief kan maar geloofwaardig zijn en mensen mobiliseren als het duidelijk afstand neemt van de dubbelzinnigheid van de rechterzijde. Het moet daarvoor ook aangereikt worden door geloofwaardige politici.
11 november 1980
koen dille
|
|