Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 33
(1980)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdHermafroditisch schrijvenLucienne Stassaert (o1936) heeft een nieuw prozaboek, een ‘roman’ Parfait amour.Ga naar eind(1) Reeds lang bouwt ze in de schaduw van meer succesrijke schrijfsters aan een indrukwekkend, talig oeuvre. Haar prozawerken zijn relatief onbekend gebleven: Verhalen van de jonkvrouw met de spade (1964), Bongobloesembloed (samen met Max Kazan en Jef Bierkens, 1966), De houtworm (1970), Het stenenrijk (1973), Een kleine zeeanemoon (1975). Stassaerts prozaboeken zijn niet meteen te etiketteren als ‘roman’, ‘verhaal’ of ‘essay’. Zij schrijft een soort totaalproza. Sybren Polet heeft het in dit verband over ‘onzuivere literatuur’: ‘Onzuivere literatuur zweert niet bij een konsekwente toepassing van enig stilisties prinsiepe; daarom geen eenheid van optiek vanuit de hoofdpersonen, geen ononderbroken bewustzijnsstroom, geen eenheid van expressiemiddelen, geen rechtlijnig verhaal, geen strakke karakterontwikkeling, geen totale eenheid, geen zuivere taalstruktuur of “absoluut proza”, maar uiteenlopende vormelementen en technieken, variërende stijlmiddelen, een sprongsgewijze ontwikkeling, en met als voorkeursgenre de kollage of montage, maar alle mogelijke mengtechnieken zijn denkbaar’.Ga naar eind(2) Elders stelt Polet nog vast dat de onzuivere vorm bij uitstek geschikt is ‘om de dilemma's, tegenstellingen en dialektiese processen’ weer te geven.Ga naar eind(3) Lucienne Stassaert schrijft tegen heel wat dilemma's aan, die soms van thematische, soms van formele aard zijn. Er is het dilemma van de artistieke keuze: muziek, schilderen, schrijven. Het schuldcomplex tegenover de vaderfi- | |
[pagina 440]
| |
guur, die bijzonder ontgoocheld was toen ze haar muzikale loopbaan voor een literair leven opgaf, beheerst De houtworm maar is ook een der problemen van Asta uit Parfait amour. In eerstgenoemd boek duikt een ander dilemma op, dat tussen de wellustige Thea en de door dood en zinloosheid beheerste Tania. Er zijn natuurlijk ook de formele dilemma's. De titel van het tijdschrift Labris - waartoe Stassaert behoorde - verklaart ze als volgt: ‘Het is een dubbele bijl. Aan de ene zijde het maniërisme, het niet weigeren van het labyrint, aan de andere zijde de analyse, het cerebrale element’.Ga naar eind4 Stassaert heeft - net zoals Polet, Vogelaar en Robberechts - de neiging om in het labyrintische, onzuivere proza ook analytisch-essayistische delen in te lassen. De romancier wordt hier zijn eigen criticus. Zo volgt er in Het stenenrijk een verhelderend ‘dossier’ op de teksten, terwijl Een kleine zeeanemoon afgesloten wordt met een analytisch derde deel. Ook Parfait amour eindigt met een gefragmenteerd essay van Samuel: De regels van het spel. Deze neiging om de intuïtieve stroom gevoelens te analyseren, heeft ook te maken met een ander dilemma: het feit vrouw te zijn en toch te willen schrijven als een man. Lucienne Stassaert verwijst hierbij naar Sylvia Plath, die zich bewust werd van haar mannelijke eigenschappen, nadat Ted Hughes haar verlaten had. In Vlaanderen voelt Stassaert zich als enige vrouw in een mannelijk gezelschap van schrijvers die taalexperimenteel bezig zijn. In Frankrijk kan ze wel verwijzen naar Hélène Cixous en Jeanne Hyvrard.Ga naar eind(5) In feite wil ze hermafroditisch leven en schrijven. Dat is meteen het thema van Parfait amour. In dat boek is er aanvankelijk een tegenstelling tussen de twee belangrijkste personages: Asta en Samuel. Asta is inhoud, dagboek, gevoel, flagrant schrijven, yin; Samuel is vorm, opus, intellect, taalexperimenteel schrijven, yang. In een latere fase blijken de contrasten binnenin Asta zelf genesteld te zijn. Eerst streeft ze naar een hermafroditische eenheid tussen mannelijk en vrouwelijk schrijven en zijn; ze wil een amalgaam, een symbiose. Daarna gaat het mannelijke, het talige experiment, overheersen. Op die wijze raakt ze uit het labyrint, net als de mythologische Theseus, die - na zijn overwinning op de Minotauros - dank zij de draad van Ariadne uit het doolhof kan. Niet toevallig is, in Samuels roman-ontwerp, Asta gelijk aan Ariadne. Asta is echter zelf de Minotauros; ze moet haar eigen twee-eenheid bekampen, en na de overwinning moet ze zichzelf uit het labyrint bevrijden. Maar keren we eerst terug naar de contrasterende hoofdfiguren Asta en Samuel. Samuel wil een roman schrijven waarin de figuren uit zijn entourage, Asta/Ariadne, Ivan, Ben, Lena/Selene een rol spelen als talige bouwstenen van een ‘erotische polyfonie’. Hij experimenteert met mensen alsof het woorden zijn. Hij zet zich af tegen het flagrant-authentieke schrijven van een ‘journal intime’ - zoals het dagboek van Asta. Asta en Lena worden meer als motieven gebruikt dan als personages: ‘Het verschil ligt in de toonaard: Lena klinkt zwoeler, sluimert in een bruin orgelpunt (kopers en cello's). Jij blijft de diafane, de coloratuursopraan (harp en fluiten)’, zo schrijft hij aan Asta. Hij is argwanend tegenover Asta's obsessie van de authenticiteit, zoals die zich in | |
[pagina 441]
| |
haar dagboek en in haar schilderijen uit. Hoofdstuk 4, Intermezzo, is het hoofdstuk waaromheen Lucienne Stassaert haar hele boek heeft gebouwd. Daarin worden vier talige teksten van Samuel opgenomen, terwijl in de marge een polemische briefwisseling tussen Samuel en Asta de teksten in vraag stelt. De auteur zegt daar zelf over: ‘Omheen de vier monologen, experimenteel, lyrisch proza, taalexperiment, heb ik een wereld van reële mensen proberen op te bouwen. Dagboeknotities, briefwisseling, twee bezoeken, ga maar door... Dat was voor mij een uitdaging: die hele wereld scheppen die achter die vier fragmenten zit. Die structuur, daar ging het mij om. Zoals bij Bach en Stockhausen.’Ga naar eind(5) De vier teksten zijn overigens geïnspireerd op Finnigans Wake (1939) van James Joyce en worden ook zo aangediend. Samuels proza is taal-orgastisch. Het is een smeuïg-erotische stroom van woorden, waarin je je wellustig kan wentelen. In deze prozagedichten, Asta Nebulosa's zomer, Asta Ariadnes herfst, Asta Dolorosa's winter en Asta Selenes lente, wordt overdadig met de taal gespeeld, maar Asta - die het altijd heeft over flagrant schrijven - zet zich daar tegen af. Zij gaat ervan uit dat de homoërotische Samuel zich tegen alle Asta's en Lena's keert door de vrouwelijke natuur te ‘fabulieren’, door van deze vrouwen seizoenen, eigenlijk taalfantasma's te maken. Asta was Samuels model niet; ze werd louter als muzikaal thema gebruikt: ‘een transpositie van de werkelijke gegevens die juist de ode mogelijk maakte’. Maar Asta zit nog te zeer in het labyrint van haar pijnlijke frustraties en decadente dromen, in het labyrint van haar eigen ego, om zich met talig proza te kunnen verzoenen. Zij heeft nog een dagboek nodig, waarin ze haar schuldgevoel tegenover de vader, haar onwezenlijke aanbidding van de ‘schone slaper’ Ben, haar biecht-moederachtige belangstelling voor homofielen, haar verlangen een hermafrodiet te worden... te lijf gaat. Lucienne Stassaert heeft de centrale positie van hoofdstuk 4, Intermezzo en ook van hoofdstuk 5, Sadalmelik (de astrologische stad van het Aquarius-rijk, teken van Samuel) beklemtoond, door op het einde van hoofdstuk 3, Asta, de lezer aan te bevelen: ‘Lees eventueel verder hoofdstuk 6, blz. 91, Bloot vel’. Deze aanbeveling is ironisch bedoeld en te vergelijken met wie slechts het eiwit zou eten en het eirood weggooien. Verder in het boek is er overigens nog een spiegelbeeld van deze centrale hoofdstukken, met name de hoofdstukken 10, Intermezzo (opnieuw!) en 11, Giëdi (de astrologische stad aan de rand van het Capricornusrijk, het teken van Asta). Voor Stassaert is de astrologie geen wetenschap, zelfs geen geloof, maar ‘eerder een interessante, hanteerbare symboliek’Ga naar eind(6). Wie wel zijn leven rond de sterren opbouwt, is Ivan, de ‘gekwelde Narcis’. Ivan, die lichtstructuren maakt en in weelderige oosterse decors leeft, wil zijn homofiele geaardheid afzweren door een relatie te beginnen met Anaïs, Asta's dochter. Deze relatie is de weerspiegeling van de even onmogelijke liefde tussen Anaïs Nin en Antonin Artaud. De geometrische esthetica van Ivan is contrasterend geplaatst tegenover de flagrante kunstbeleving van Asta. Maar in de hoofdstukken 10 en 11 gaat het over nog een andere tegenstelling: die tussen de esthetica van Asta en haar echtgenoot Ben. Hoofdstuk 10 bestaat uit een briefwisseling tussen Asta en | |
[pagina 442]
| |
Ben, die in Polen een symposium van beeldende kunstenaars bijwoont. Het gaat over de vraag of kunst sociaal-geïntegreerd of ik-betrokken moet zijn. Ben is in de wolken van zijn Pools verblijf en ontdekt daar hoe het mogelijk is artistiek werk te integreren in een school, fabriek of woonblok. Hij verwijt Asta dat ze masochistisch ingesteld is en dat haar kunst louter therapeutisch is. Nochtans komt Bens argument te laat. In feite is Asta in volle artistieke evolutie. Het is opvallend hoe de opvattingen van Samuel en Asta omwisselbaar worden. Zo vertelt Asta in hoofdstuk 7, Schimmenspel met vleermuis, een talige droom, die van Samuel had kunnen afkomstig zijn. Uit die droom blijkt dat ze nog niet bereid is haar hermafroditisch verlangen op te geven. Maar hetzelfde hoofdstuk is in feite een dagboeknotitie van Samuel, even flagrant en therapeutisch geschreven als was het van Asta... Blijkbaar moet Samuel zich schrijvend kunnen bevrijden van Ivan, Asta en Ben alvorens hij zijn abstracte oefentochten in het luchtledige kan volbrengen. Anderzijds wordt het dilemma Asta-Samuel langzaam verplaatst naar een dilemma binnenin Asta, voor een groot gedeelte een afsplitsing van Lucienne Stassaert. Het gaat in feite om hààr probleem. Het Samuel-stadium, dat culmineerde in hoofdstuk 5, waarin een complete structuur van zijn boek wordt opgegeven, die voor een deel klopt met het boek dat de lezer leest, is dan voorbij. Tevens omdat Asta zich, na haar muzikale en plastische loopbaan, nu ook op de literatuur stort. Eerst verlangt ze er nog naar, intellect en gevoel, man en vrouw, therapeutisch en taalexperimenteel schrijven met elkaar te verzoenen in een utopische hermafroditische synthese. Maar daarna slaat de weegschaal door in één richting: ‘Een masker met twee gezichten, een vrouwelijke en een mannelijke grijns. Maar het is de vrouw die af zal sterven. Ze stuiptrekt nu al in mijn vel, dat miezerige wijfje met haar verwachtingen. Heb ik er ooit in geloofd? In het liefdeleven van Yin? Ik voel wat zij mist maar wat zij weet heeft ze aan Yang te danken.’ Zij maakt nu nog haar roze ruimtes, en blauwe, ultramarijn... Maar nog geen witte ruimtes. Daar zal ze nochtans toe komen, ‘witter dan de traagste sneeuw’. Het boek eindigt met een bevrijdend woord van Samuel over Asta: ‘Ik ontneem haar het recht van de zwakste.’ Als ze met zichzelf in het wit is gekomen, zal ze zuivere taalsapkringen kunnen tekenen. Lucienne Stassaert uit het labyrint?
hugo bousset |
|