tafel, zijn ontbijtspullen op het dienblad. De stralen van de ondergaande herfstzon beschijnen de ontelbare stofdeeltjes die hier ronddwarrelen.
‘Ja, ja, dat heeft ze ook gezien’. Ongeduld en verwijt klinken in zijn stem. Naast hem ga ik voor het raam staan.
‘Ja, nu zie ik haar’, zeg ik na enkele ogenblikken. Om die opmerking stond Robert zich vroeger altijd te verbijten. Ik was bang dat Nico dat in de gaten kreeg en daarom vroeg ik hem dan onmiddellijk - en op dit moment stel ik de vraag eveneens:
‘Hoe was het vandaag?’
Voor het eerst kijkt Nico mij aan. Het zonlicht lijkt zijn ingevallen gezicht witter te maken dan het al is. Hij heeft zijn ogen gesloten.
‘Ze heeft... ze heeft voor het middageten op haar viool gespeeld... Wel een uur lang’. Even is hij tien, twintig jaar jonger: de promovendus in rokkostuum die bijna te laat in de aula arriveerde, omdat hij met alle geweld nog een derde set tegen Robert wilde spelen. Die trad toen als paranimf op.
‘Was het mooi?’
‘Ja, heel mooi’.
Het simpele, ten hemel schreiende tweeslagstelsel dat hij erop nahoudt, die nietige vondst van zijn verwarde brein: de ene dag speelt zijn geliefde, zijn hersenschim, viool, de andere dag piano. O, Nico, op zijn sterfbed was vader ervan overtuigd dat jij op z'n minst hoogleraar zou worden en hij niet alleen; je zou het ook vast en zeker geworden zijn, als het niet enkele maanden later van de ene dag op de andere mis met je was gegaan. O, Nico, ik herinner mij de dag waarop je voor het eerst keek, zoals je nu kijkt; alsof er spijkertjes boven zijn wenkbrauwen worden geslagen, dacht ik toen en ik denk het nu opnieuw, voor de tienduizendste keer misschien.
‘Je zwaait niet terug. Waarom zwaai je niet terug? Je bent zeker jaloers, omdat zij alleen voor Robert en mij speelt en niet voor jou’.
‘Ach, toe nou, Nico, waarom zou ik jaloers zijn? Ik heb Sylvia toch. En is dit zwaaien of niet?’
Hij knikt, maar tevredengesteld is hij niet.
‘Robert is lief’, zegt hij langzaam, ‘alleen is hij nog heel erg jong. Hij fietst tegen stoepranden op. Daarom heeft hij altijd lekke banden. En