Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 31
(1978)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |
[pagina 726]
| |
2.[een verte]
De vijand sleept
naar einders
Het kussen in de wind
de droge tong van dood
Men schuurt de schedels
glad zonder geluid
de einders,
zich verplaatsend:
Rookpluimen:
wind draagt het branden.
| |
[pagina 727]
| |
3.[het duin]
De droom van niet buigend
geven of nemen
De tijd een grootvader,
een leegmakerij
Eenzijdig blaast de wind
tegen de voorkant
Dit nauwkeurig voortbestaan
legt zich aan andere
zijde vast
Duin, verplaatsend signaal,
hongerig getij van zand
fluit
| |
[pagina 728]
| |
4.[verder reizen]
Beeld loopt over
in beeld
Soms ligt het koud
handen verder
De reiziger verplaatst
de tong [teveel]
Grond roert zich
in de stem
Of de mond een trilhaar
verwijdert,
Beeld
dat overloopt
| |
[pagina 729]
| |
□Of er meer en meer BEELDEN werden
gebouwd dan bitternodig gesloopt:
‘Een glimp van u en de zon gaat schijnen’
Macht meer en meer rond greep:
‘Je kunt me eindelijk komen feliciteren’
Hun fotoos, uitvergrote levens
grote gezichten op de sokkels
‘Wie kan er naar zichzelf kijken?’
Mechanisch kauwen hun monden woorden
en zinnen tevoorschijn
‘Ik zal jou eens wat vertellen...’
Verloren in de regen gaan ze niet meer,
Hun lichamen staan voor altijd buiten.
| |
[pagina 730]
| |
□ledere vorm benaderd weliswaar, met
aarzeling en voorkennis, slaat het dicht
Altijd schuw van vermoeden, de klap tegen
de nekwervels [: merkteken: de dingen die
uitgedeeld moeten worden: het handboek]
B.v.:
Daniël in de Leeuwekuil
Kind in Brandende Hel
Het Zout der Aarde
De Wet van Archimedes
[alle wetten]
Om enkele zaken te noemen, onalfabetisch
in betonnen vastheid
[tot slot]
: De mond die niet met zout gespoeld
wil worden
Geen levertraan en een roestige fiets
moet doorslikken
: leder gedicht dat zich vastzet
slaat tralies in de tijd.
| |
[pagina 731]
| |
□Om terug te komen bij de tijd
de fragiele kuisheid van het sneeuwklokje
de kortstondige bloei van de krokus
Het afval van een winter in raam gezet
de sporen van wolfshonden, aszwarte cannabis
zwetende doopvonten
Hellebeesten met witgele tanden trekkend
en scheurend aan de lenzen van Spinoza
bijtend in het naderende licht, de zuurstof
Om terug te komen bij de tijd, loepzuiver
rekt een narcis haar nek, laat een mond
vol verlangen neerbuigend hangen.
| |
[pagina 732]
| |
□Achter verbeten horizon
trok van staartbeen tot
hoofdhaar: Koude
Mededelingen, korte Afrikaanse
Morse, liepen de woorden
naar meerdere zinnen:
‘De vrijheid is een binnen-
vaartschip’
‘Schaduw schouderde zich
rondom laat rumoer’
Liepen de woorden naar
genadeloze contra-bande:
‘Zee, oh treurig gebeuren
van hopeloze revolutie’
Terwijl de regen eindeloos
en zomervernietigend valt.
| |
[pagina 733]
| |
□De soms vreemde laat-watergezichten
waar iedere pas onweer
rotsblokken als manna
vielen
Op de gebedsstenen van het alfabet
nevel van verse soort lag
je zo dichtbij kwam
tevergeefs
Je stem bevochtigde met dauw leek
het doek te vallen de
schuiftrompet van licht
snerpte
Tijd bindt je woord voor woord met
het eb van de dag verdwijn je
in het hol van de taal
alleen.
| |
[pagina 734]
| |
□Ontwricht zetsel weerspiegelend: de droogte
die in hem werd gelegd toen STUKA'S van
gindse kansels doken of het in de droom
van een ander gebeurde
De elementaire zuurstof werd bestookt
waar nauwelijks lente was begonnen
het scherende licht inslagen pleegde
in de dennebomen, het zand van leven
Waar denken in eenzaamheid of
heilzame stilte waar we naar verlangden
werd geslachtofferd, aangepast ritueel
van fantasieloos dubbelbeeld verdween
Waar het nog droomde: te zijn als de
korte flikkering van gele brem
die, fluitend in korte broek door de
dagen fietst, lachend, lachend.
Hans VAN DE WAARSENBURG
|
|