heeft het averechtse gevolg, dat men de overheid dan juist ontheft van de verplichting haar taak uit te voeren. Bovendien: mislukken al die slimme marketing-plannen, dan is men nog verder van huis, hebben ze wel succes, dan is men in feite pas góed de sigaar: het litteraire boek zal dan zéker in het marktmechanisme vermorzeld worden door amusementslectuur e.d.
Er lijkt nu echter enige verandering te komen in de houding van schrijvers en uitgevers. Een zg. ‘Commissie van goede diensten’, bestaande uit vertegenwoordigers van de KNUB [Kon. Ned. Uitg. Bond] en van de schrijversvakbond [Ver. Van Letterk.] heeft het ministerie van CRM een nota over de slechte situatie van de litteratuur aangeboden.
Allerlei voordehandliggende eisen worden daarin met klem gesteld, zoals verhoging van bibliotheeksubsidies [speciaal voor schoolbibliotheken], inkomensgarantie voor de auteur e.d., maar het plan van de zg. lezerssubsidie neemt in de nota de belangrijkste plaats in. Dit voorstel betekent duidelijk een stap in de goede richting, omdat het de kern van de zaak raakt: de overheid moet geld beschikbaar stellen, opdat het litteraire boek goedkoper wordt. Het plan is in grote trekken als volgt: CRM stelt, voor iedere litteraire uitgave, aan de uitgever een garantiebedrag beschikbaar. Doordat de uitgever zijn grote risico niet meer in de prijs van het boek hoeft in te calculeren, wordt dit aanmerkelijk goedkoper.
Uiteraard moet een regeling worden ingebouwd [liefst in combinatie met de inkomensgarantie voor de auteur], bijv. door verhoging van het additioneel honorarium, dat de auteur er niet op achteruit gaat. Blijkt de subsidie achteraf niet nodig te zijn geweest, omdat het boek onverwacht goed loopt en netto winst oplevert, dan gaat de subsidie naar CRM terug. Een soort produktie-subsidie dus eigenlijk, maar dan een die voornamelijk de lezer, en dus op de duur ook de auteur en de uitgever, ten goede komt. Een plan waar m.i. weinig bezwaar tegen gemaakt kan worden. Het heeft bovendien het voordeel dat het ‘haalbaar’ is, ook al omdat dergelijke produktie-subsidies m.b.t. het ‘gewone’ bedrijfsleven allang heel normaal zijn.
Opvallend is dan weer, dat diverse auteurs en critici, die je anders niet zo duidelijk hoort in de discussie, of die zelfs gretig mee doen aan de marketing-praatjes, nu opeens de bekende quasi-linkse geluiden laten horen: het plan zou nl. ‘de wezenlijke tegenstellingen binnen het kapitalisme niet aantasten’, ‘een doekje voor het bloeden zijn’ [De Volkskrant], men zou ‘de [rijke] uitgevers en de [arme] auteurs, die elkaars vijanden zijn, in éen kamp duwen’ etc. Enfin, de bekende babbels, die echter wel bestreden moeten worden, omdat ze zeer schadelijk kunnen zijn voor de realisatie van de nuttige commissie-voorstellen. Het is immers niet zo, dat de gemiddelde litteraire uitgever een soort ‘klasse-vijand’ van de auteur zou zijn, eenvoudig omdat de litteraire uitgever met moeite kan bestaan. Niet voor niets verdwijnen er zoveel in grote concerns [en houden dan ook onmiddellijk op ‘litteraire uitgeverij’ te zijn! Aardig is in dit verband ook wat er bij Bruna gebeurde. Die hadden een goeie litteraire directeur [Hagers]) door wie o.a. het tijdschrift Raam bij Bruna kon verschijnen, en met name in de Grote Beren-reeks schitterende en voor links zeer belangrijke boeken voor weinig geld uitgegeven werden: Fanon, Segal, Enzensberger etc. Dus: Hagers weg, Raam weg, alle goeie boeken weg - nu doen ze weer in Cremer en zo. En ze verdienen weer méér, dat wel.]. Bovendien is het