Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 21(1968)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 452] [p. 452] [Vier gedichten] Dilemma Ik mag de zin niet uit de woorden zingen of zo ververven dat het woord verblind zich droef terugtrekt in de kern der dingen waar het opnieuw zijn mondigheid verzint. Toch zoek ik steeds muziek. Een lied verdringe is als een moeder weren die haar kind een hand reikt; beelden in een vers bedwingen is ogen doven eer hun gloed begint. Wij zijn geen tovenaars, geen alchimisten die zang en tint en wat ons hart soms weet vermengen kunnen tot wat wonder heet. Het ware wonder schuwt de schone listen. Bergt zwijgen dan helaas het zuiver woord dat klank- en kleurloos aan zichzelf behoort? [pagina 453] [p. 453] Kwadratuur Een zachte regen en het bos kan zingen al zeg ik dit ik zing nog niet geen regen maakt mij ooit tot lied geen blad zal namens mij gaan zingen. Een rijm op regen is geen zingen van de regenstem. Mijn regenlied beluistert 't bos in regen niet bladerloos lieg ik te zingen. Rijkdom en armoe hoerewoord zingen als loon rammelt dit lege lied ik herfstige pooier herken het niet hoe kan ik zingen ooit doen zingen? [pagina 454] [p. 454] Late thuiskomst Bij nacht in het bos smaakt de maan naar melk naar melk met smaak aan een oorlel geboren tussen twee lippen op zoek naar een kelk tussen twee handen in wellust verloren in wellust gewonnen door tanden begeerd door de tong van die tanden kunstig geweerd om wat hard is op mals niet te bezeren. Bij nacht weer thuis de lakens reeds lauw van haar die zich laat te bed heeft begeven en slaperig rilt als was ik de dauw op de berk uit haar droomverlichte dreven. Zou ik haar wekken met mijn dorst naar maan of glimlachen: zij is ondergegaan? [pagina 455] [p. 455] Posologie Bevrijd van textiel door beider genade rijpe men eerst het geslacht nààst elkaar een hand ga het liefst bij een hand te rade eer ze zich waagt aan een ander gebaar. Enkel aan enkel de bedrand verkennen verte bezorgd om het dicht avontuur wat fluisteren wil aan zwijgen gewennen tot schemer verweven aarde en uur. Pas dan gelieve de ogen te sluiten één kussen vindt voor haar hoofd wel uw hoofd de tong weet de weg om lippen te ontsluiten voor wie wijs hebben hart en huis beloofd. De rest komt vanzelf de vingers ontbinden de vertedering uit haar eenzaamheid nog even gescheiden tot eensgezinden bereid tot aparte gemeenzaamheid. Aldus gestreeld tot hanteerbaar verlangen zonder bepaling van sleutel en slot- rem het moment eer gij geeft om te ontvangen zij is reeds godin gij zijt reeds haar god. KAREL JONCKHEERE Vorige Volgende