Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 20(1967)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 563] [p. 563] De ziekte van Van der Goes I De populieren verguld, de banieren van tin, en de walvis slikt de zeesoldaten. Rond 1480: een retabel met panelen, o.a. de Drievuldigheid waaronder Sir Edward Buncle, James de Derde en een gelukzalige baardmens, en lager, gekleed in zijn koud gebed, het kind van de koning. (Herinner u veeleer: bovenop het zo verweg stervende gezicht van mijn moeder de priester die hurkt en blaft als hij bidt.) [pagina 564] [p. 564] II Zijn leven: een terrein van vlaggen, gezangen, gordijnen en natte scherven. Of noem het: door zandheuvels en weiden, langs Hippolytus Berthos en zijn vrouw die knielen, een wagen die meegaat, zo ver, zo lang. (De graven en Gent en het geslachtenlang gevecht: een spel, een wonde.) (De meeste dingen weet ik niet en kennen, geen èèn. Tenzij misschien hoe het hologig konijn zijn blauw glanzende jongen vreet.) (Herinner u veeleer hoe de kuise hertog door zijn laaiende steden reed, met zijn baard in brand - de oorlog was een theater toen, de meeste dingen verbrandden behalve de kerken en de formulieren van de belasting.) Mijn leven: de geboorte van God vanachter de gordijnen gezien, een spel, snel getoond, nooit vergeten, en èèn keer, in de wintertuin van Karel de Stoute, een hyena. [pagina 565] [p. 565] III ‘Deze monnik kleurde zo kunstig zijn weldoeners dat onze prior hem menige wereldlijke gunst toestond.’ Langzaam verander ik in een brokaten siddering tussen koralen, kantelen, prelaten. En ineens kraait het kind niet meer op het gouden stro (een mat vlak razend ingevuld) Overdag word ik door de onbevlekte maagd bereden, ik spreek niet meer, ik teken de klamme haren van hem die zweet en stinkt in het olijvenbos en om zijn vader schreeuwt die hoger in het paneel de veelcellige dieren, zijn kinderen, glimlachend uitroeit met zijn zegen. [pagina 566] [p. 566] IV Ploegers en zaaiers buiten. Ik, die u allen in de ban van de kievit wilde slaan, ik heb de zee nooit gezien, alleen de schaduw van een walvis geschilderd tussen een paar soldaten. ‘Hij werd door God in zijn geest en lichaam vernederd. Hij begreep het, verliet onze tafel en at voortaan met de lekebroeders’ HUGO CLAUS Vorige Volgende