er valt niet aan te ontkomen dat de waarachtigste de grootste is, de minst waarachtige de kleinste.
Kan nu dat oordeel gerectificeerd worden door de tijd?
Eerst en vóór alles doen wij opmerken dat, als het oordeel over de grootheid van een schrijver postuum kan worden herzien, het oordeel over zijn waarachtigheid daar niet minder aan onderworpen is. Geen enkel literair oordeel, zij het over een tijdgenoot, zij het over een historische figuur, is ooit definitief. Het oordeel over de waarachtigheid van dichter Hendrik Tollens is door de tijd gewijzigd en het is volledig eensluidend niet het oordeel over de grootheid van Hendrik Tollens.
Om echter bevestigend te kunnen antwoorden op de vraag of de tijd het oordeel van de tijdgenoot kan rechtzetten, zou men moeten weten hoeveel tijd hij daar precies voor nodig heeft. Zolang men dat niet weet, kan men zich ook voor de auteurs vóór Christus op het definitief vonnis van de toekomst beroepen en bijvoorbeeld zeggen dat de tijd nog altijd geen uitspraak heeft gedaan over Hadewijch. Het is niet ondenkbaar dat de tijd nog anders gaat denken over die zuster en wordt een oordeel waarop zij zolang moet wachten dan niet waardeloos? Wordt het dan ook niet betwistbaar juist door het feit dat het zeven eeuwen in het ongelijk stelt?
Men moet dus een tijdstip bepalen waarop het oordeel van de tijd onherroepelijk wordt. Welnu, daar moet men zeer voorzichtig mee zijn. Driehonderd vijftig jaar na zijn dood was Dante nog een vrij onbekend en onbelangrijk dichter. Shakespeare werd reeds tweemaal vergeten en weer ontdekt.
Nemen we echter aan dat er definitieve uitspraken bestaan, wat betekenen zij dan en wat zijn zij waard? Zijn zij rechtzettingen van foutieve beoordelingen of nieuwe, van gewijzigde maatstaven uitgaande uitspraken die het oordeel van de tijdgenoot grotendeels intact laten? Het oordeel van de tijdgenoot over Van Deyssel als stilist was overdreven gunstig. Het vernietigend oordeel van de latere generaties over de Van Deyssel die niets te zeggen had en zich zelf wanstaltig opblies laten zijn stijlverdiensten ongeveer intact. Waarschijnlijk zal elke oordeelsherziening door de tijd enerzijds een rechtzetting van vergissingen blijken te zijn en anderzijds een nieuwe uitspraak vanuit een nieuw gezichtspunt.
Wat het ook moge zijn, het oordeel van de tijdgenoot is het enige waarvan de schrijver ooit kennis krijgt en dat van