Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 16(1963)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1047] [p. 1047] Negen gedichten Terapeutie Nooit meer spelen met het woord LENTE maar het rustig opbellen 's nachts als een nieuwe dokter in 't dorp en vragen met zachte klem misschien is 't zijn vrouw is het groene medikament u bekend dat men inneemt langs de ogen dat je zonder pijn en nasmaak voor 't hart van beschreven papier kan genezen [pagina 1048] [p. 1048] Zenuwstelsel Manshoge pijn-boom verpakt in mijn lichaam te week voor je naalden verzonden op weg van geboorte naar dood aangetekend door vader en moeder tegen diefstal verzekerd behalve het hart waar haal ik het geld ik wil zeggen het bloed en de tijd om zegels en premies bekostigd door wie mij eens liefhad beleefd te vergoeden [pagina 1049] [p. 1049] Verhaal voor soms - Soms, zeg ik, luister eens soms maar dan staan nooit en altijd naar elkaar reeds te loeren voor wie ik vertel het verhaal is voor mij geen mens vertelt voor een ander behalve de ander zo luister ik mee naast nooit met zijn grimlach naast altijd die droef is - Soms, zeg ik, luister eens soms weet jij soms een slot voor zwaluw en regen voor weggaan en keren om nooit en altijd van mijn wegen te weren om nooit en altijd voor goed te leren dat het slapenstijd wordt voor wie het niet weet - Soms, zeg ik dan, als wij ooit eens alleen zijn jij die de weg weet van wachten tot wachten herinner jij je soms wat waarschijnlijk betekent [pagina 1050] [p. 1050] Vreugde van het niet noemen Een hoofd over een wit papier wil lezen wat niet werd geschreven zoveel dat op vier letters wacht en binnen wil als gast ogen boom naam hand of met een letter meer avond lente regen vrouw maar dan nadien geef aan een droom wat naam het ongenoemde sterft van ongeborenheid jaag de lamp weg ga slapen niets werd bestolen morgen als de haan kraait groet alles wat niet werd gezegd dankt u zwaar van dauw [pagina 1051] [p. 1051] Avondgroet Er gaan rivieren voorbij die dieper groeten dan hoeden en brieven de Dîmbotvitsa bijvoorbeeld die haar wolken schrijft op een maneschijnblad geef haar nooit een expresse mee zij bestelt niet ten huize uitsluitend langs water liefst ogen genoemd met oevers van wimpers Nooit hoef je te wachten nieuws vloeit aan zodra je ze sluit geloof mij want zie: nauwelijks alleen of mijn blik reeds verrast verblind door je antwoord [pagina 1052] [p. 1052] Misverstand Achter gebaren en woorden wat is bries blad wat is blad bries luistert ons liefste verleden van dit huis zijn de muren te nieuw wij misgroeiden tot eigen getuige elke stilte smaakt naar verraad wie onze zere glimlach bezoekt gaat rustig weer heen de armen vol deernis voor triestiger zieken voor wie eenzaamheden verzamelt als wij werkelijk zwijgen de bries voor het blad het blad in de bries wordt het landschap doorzichtig uit het bos ruist weer zee die onze verlangende lippen belispelt vraag het de stem onzer handen zij kennen maar één enkel lied [pagina 1053] [p. 1053] De lente vermogen Hoe lokken op dit ongerept papier de lente naar binnen hoe woorden verzinnen dat zij lippen bereikt de rozen zijn nog niet jarig gelukkig de zwaluwen ver van huis maar stel dat nu een merel fluit een krekel reeds zingt een sparappel knort alles zou weer onzegbaar zijn er is alleen maar het open raam de anjelier van een oud Spaans lied voor het eerst weer blauwe pijprook het plengen van uitspreekbaarheid die dwalen gaat in de schemer buiten zelf op de tast naar vernieuwender namen vannacht als zij dit leest door wimpers sluik en vol dauw samen gewekt met mij misschien door een vliegtuig uit het oosten murmelt de lente haar eigen geboorte [pagina 1054] [p. 1054] Voornaamverdriet Ik vriend van de wildste dieren mijn voornaam werd huiskat lief onmisbaar misverstand slurp je melk in de keuken krab aan dat boek niet kruip in je zetel we hebben ze al van toen ze nog klein was ze verstaat alles wat je zegt maar hoort niet zo goed meer heet mij antilope zuiderkruis kruid op een zeerots door niemand benoemd laat mij tollen in de dakgoot slapen in de oksel van een schurftige spar desnoods bij een andere voornaam ik ben geen stotterend doopwoord met mijn wisselend bloed na iedere dronk iedere scheerhaal iedere handdruk duizenden lopen gekleed met dit halsdoek grootvader dichters koningsigaar [pagina 1055] [p. 1055] weg met die slurf dit barokke balkon deze ijdele wimpel teerheid noch toorn kunnen mij redden drukwerk noch briefspraak wie helpt mij verrijzen vrienden die mij liefhebt noemt en verdoemt mij niet meer vertaalt mij opnieuw in geboorten [pagina 1056] [p. 1056] De medewerker Zelden woont vriendschap op een heuvel. In het open raam leunen wij arm aan arm vertalen elk in eigen taal een bloemennaam ‘seringats’ de vrouwen lachen met hun jongste meisjesstem spelen liefelijk keukentje op de vloer met je eigen voeten gestampt ligt je vulpen naast beschreven papier vol harten wachtend op vreugde en leed die jij vanavond moet vinden alleen Misschien was dit bezoek je welkom wie weet of een woord dat nu valt een ja een neen of een hoe niet straks de lippen betrekt van je boek de mond van een man zo eenzaam dat hij het nooit zou hebben gezegd tenzij de man het nooit weet omdat wij het hebben gesproken [pagina 1057] [p. 1057] straks rijden wij weer naar de hoofdstad jij blijft drie stoelen te veel Jij zult het niet weten: mocht ooit in deze zomernacht de slaap van het dorp in het dal de rivier ginds dieper doen ruisen dan is het omdat in een eenzamer bed iemand naast jou zit te schrijven. KAREL JONCKHEERE Vorige Volgende