II.
16 Augustus 1921
Waarde Albert,
Bizonderheden over het Sief-kamp zijn hoogst merkwaardig. T'as la chaude pisse mais l'âme ingénue. Vriend, de hoeren hebben majesteit. T'is daarom dat ik er afblijf, want bij majesteit is het betasten schennis. Ik ben heus niet abstinent uit angst averij op te lopen. Ik weet niet met welke mystieke driften ik ben opgepropt. Maar ik vrees het openpletten van de bom.
P.v.O. is dezelfde naar verschijning. Maar van voorkomen en omgang niet meer zo behept met zijn legendariese branie van voorheen. Heb met hem gekeuveld over een ontworpen Dada-manifestatie die waarschijnlijk aanvang winterseizoen doorgaat en waarvoor hij te vinden is. Daarjuist verzond ik hun voorlopig plan: dit zal uitwijzen of hij al dan niet bijtreedt.
Bedoeld wordt in onze lettergaarde herrie te schoppen. Ruitenbrekerij en révolte. 't Is hier zo plat als 'n schol. Ook de kern te leggen voor het socraties inzicht dat alles larie is en de dingen inhouders van idioten. Onze vrienden kreperen van intellekt, maar dit getij kentert wel.
Licht je zo je wil wel in over voornemens.
Predikaties over deugd en zielewelzijn kan je missen midden die rotternij, niet? Ik heb je toch altijd voor een stoïcijn aanzien.
Hoor graag wanneer je heimkeert en hoop je dan te zien.
Hartelikst, je
V.J. Brunclair