zoek de mens
De kerk in de Vlaamse roman
In de inleiding tot een heruitgave van een zijner romans, ‘The pugilist’, meen ik, zegt Shaw dat hij, bij het zien van dat jeugdwerk, zich er altijd rekenschap van gaf hoe nipt hij ontsnapte aan het gevaar een beroemd romancier te worden. Mij kan het niet meer schelen een beroemd romancier te worden, maar ik wil wel nipt ontsnappen aan een gevaar, waarop Marnix Gijsen mij eens gewezen heeft, toen hij voorspelde dat hij en ik over tweehonderd jaar als twee katholieke kerkvaders zullen worden vereerd.
Doch alhoewel het waarschijnlijk tot mijn postume roem van doctor ecclesiae zal bijdragen, wil ik toch twee regeltjes wijden aan een lijvig (671 blz.) door Lannoo te Tielt mooi uitgegeven, onder leiding van J. Kerkhofs en J. Van Houtte samengesteld, verzamelwerk: ‘De kerk in Vlaanderen, pastoraal-sociologische studie van het leven en de structuur der kerk’, dat om verscheidene redenen de aandacht van de humanisten verdient. Ik wil die twee regeltjes uitsluitend wijden aan de enige bijdrage uit dat boek waarover ik een beetje meespreken kan, namelijk: ‘De kerk in de Vlaamse roman’ door F. Van Bladel, S.J. (blz. 510-564).
Schrijver zelf zegt dat zijn onderzoek slechts fragmentarisch is en onvolledig, maar de vraag is of hij het dan mocht indienen voor en of het mocht opgenomen worden in een verzamelwerk dat zo zichtbaar indruk tracht te maken door ernst en degelijkheid. Zijn onderzoek is zo fragmentarisch en onvolledig dat het niet ernstig is.
Uit alles blijkt dat schrijver vele boeken niet eens gelezen heeft en er zich voor behelpt met studies van Westerlinck, Lissens, Van Duinkerken, Van Vlierden, e.a.
Schrijver behandelt slechts enige Vlaamse schrijvers in wier werk de kerk in Vlaanderen in enig opzicht weerspiegeld staat. Van geen enkel dezer schrijvers geeft hij het volledig beeld weer dat zij van de kerk ophangen. Het gunstig beeld van de kerk komt haast niet ter sprake.
Veel meer auteurs dan hij behandelt, negeert schrijver totaal, alsof ze niet bestaan. Ziehier enkele namen van nog levenden die hij vergeet: Baekelmans, Brulez, Claus, Daisne, L.P. Boon, Duribreux, Michiels, Matthijs, Ruyslinck, Herman Teirlinck (wordt terloops genoemd), Lampo, Van Isacker, van Aken, Carlier, Van Hoogenbemt, Van Hemeldonck, Depauw.
De toon en de wijze waarop hij de vier of vijf auteurs van wie hij enkele boeken heeft gelezen, en de anderen die hij kent door handboe-