Voor alle goden bevestig ik dat ik hier trouw de woorden overbreng van een man die het verkeer regelde en op mijn vader geleek, toen deze nog politieagent was.
- Adam, zei hij. Gij zijt te diep in de geschiedenis doorgedrongen. Adam wordt pas over tweeduizend jaar uitgevonden.
We zijn hier om hier te zijn.
Is dit niet ruimschoots voldoende als verklaring en programma?
Men verwijt me grimmigheid tegenover ‘andersdenkenden’. Die andersdenkenden zijn natuurlijk Vlaamse katholieken.
Ik sta niet als grimmig bekend tegenover katholieken en protestanten in Nederland, Engeland, Duitsland, Zwitserland, Amerika, Zuid-Afrika en Indië.
Waarom niet? Omdat die anderen denken. De Vlaamse katholieken vergissen zich. Zij zijn niet andersdenkend. Ze denken niet. Mogen nog niet.
Het genie slaat een generatie over. Mijn vader was een verstandig man.
Ik meen dat dromen is: ons rustend lichaam, waarin een rustende geest (fabriek) staat, wordt gestoord door een zenuwleiding, die niet tot rust komt: de te zwaar beladen maag trekt te veel bloed dat dan elders ontbreekt. De zenuwleiding, haar centrum, laat de geest niet gerust en deze staat, uit de reserve geheugen door de voorvaderen en de lectuur (of het horen vertellen) latent achtergelaten, wat beelden af om dit centrum bezig te houden. Het ‘geschenk’ kan vroeger één minuut of jaren duur hebben gehad.
Dit zou verklaren waarom men op één seconde, tussen aanslaan van de wekker en het ontwaken, een langdurig avontuur kan beleven.
Proeve van bepaling: droom is een surrogaat stuk (eind) bewustzijn van vroeger, afgestaan aan ons slapend bewustzijn van thans.
Slapen is de motor laten draaien zonder te rijden.
Is een droom lastig, dan betekent dit dat hij moeite heeft uit het voorleden geheugen los te komen.
De tijd, die idiote secondenstotteraar, is jaloers als wij een woordje zeggen. Hij achtervolgt ons letterlijk met zijn dovend gehik.
In ‘Vooruit’ 18/19-2-61 ontpopt Boekuil Herreman zich als weemoedig wijs criticus:
‘Een voorkeur? Ja... ik hou veel van Vila des Roses, waarom weet ik niet’.
Meer moeten de lezers niet vernemen. Ze moeten zelf leren al of niet weten.
Niet dat van ons werk in de toekomst iets overblijft, is van belang. Wel dat we nu hopen dat één vers misschien zal verder klinken.
K.J.