| |
| |
| |
Dagboek van Karel van de Woestijne
18 April 1903
Ik heb voleindigd een gedicht, ‘De Jongste Sater’. Vroeger was onder dien titel een prozaschrift ontworpen, naar een droom die ik had tijdens eene ziekte, vóór drie jaar.
| |
23 April 1903
‘Hef op uw hoofd: we zullen rijpe vruchten eten’ (gedicht over het geluk).
| |
29 April 1903
Gisteren vertelde mijne moeder mij van een droom dien ze had gehad. Zij waren - mijne gansche familie en die van Mar., samen met ons - in eene omtuinde begraasde vlakte, waar groote boomen om stonden. En midden ons speelde een schoon knaapje met lang bruin kruldhaar, dat was het kind van Mar. en mij. En het droeg een pakje van Schotsche snede. Toen opeens een zwart man daar stond. En hij maakte vóór het kind heffende bewegingen met zijne armen, als om er magnetische stroomingen om te weven. Toen hief het knaapje zijne armpjes in de hoogte, met vlakke handjes der lucht toe; en het rees, en sloot zijne oogen niet, en verdween in de hoogte.
Toen slaakte mijne moeder angst-kreten (die haar deden ontwaken), maar ik zei, kalm, in haar droom: ‘oh, het is in den Hemel.’
| |
29 April 1903
Ik verbeter de proeven van mijne Literaire kroniek over ‘de Uitdrukking der Poëzie en Giza Ritsch’. Het stuk verschijnt in ‘Vlaanderen’.
| |
30 April 1903
‘o Zatte bekers van mijn leven!’
| |
1 Mei 1903
‘...en de armoe mijner handen.’
| |
6 Mei 1903
Een hoofdstuk uit ‘Pieter Meulewater’: de objectieve beschrijving, zoo zuiver mogelijk, van een dag uit Pieter's jongens-leven, drie-vier dagen na zijn vader's dood (het nuchtere van het ontwaken, het ontbijten heel kalm; maar méer en méer het subjectieve, onwillekeurig verworpen). Alles zoo objectief mogelijk.
| |
| |
| |
6 Mei 1903
Vermeylen schrijft mij dat in Juni mijne kroniek over Giza Ritsch in ‘Vlaanderen’ verschijnt, en in Juli mijne verzen zijnde: (drie) ‘ernstige liederen’, ‘de Jongste Sater’ en ‘Epithalaam’.
| |
7 Mei 1903
‘Uw weiflen draagt de mom der schoonste hoopgelaten’.
| |
7 Mei 1903
Ik heb voltooid en gestuurd aan Vermeylen een ‘goed gesprek’, zijnde: ‘De Voorspelling’.
| |
8 Mei 1903
‘Een klein fonteintje spreekt; ik durf niet spreken...’
| |
8 Mei 1903
Een stuk schrijven over ‘la Confession d'un enfant du siècle’, en vooral doen uitkomen dat Musset steeds jonger was dan de beminde (het zijn steeds weduwen); tevens zeggen de ‘schwärmende’ sentimentaliteit en de ‘zaken van den kop’ (zie blz. 190).
| |
14 Mei 1903
Ik wilde eene reeks ‘Bruidszangen’ schrijven, als hadde ze Mar. zelf gedicht.
| |
16 Mei 1903
Ik heb gemaakt, voor de reeks ‘ernstige liederen’, een lied: ‘Gekomen met een zoeten mond’...
| |
25 Mei 1903
Uit Czernig, 42, deze strofengang
/ - - - |
- - - - 1 |
/ -' - -' U |
- - - - U 2 |
/ - - - UU |
- - - - 1 |
/ - - - |
- - - - 1 |
/ - - - UU |
- - - - - - 3 |
/ - - -' U |
- - - U 2 |
/ - - - - - |
- - - - - - 3 |
/ - - - U |
- - - - 1 |
| |
27 Mei 1903
de Sirenen
‘Mijn maten hebben mij ten vasten mast gebonden’
| |
| |
| |
29 Mei 1903
Ik ga eene reeks stukken schrijven over ‘Dicht-bouw’, of mecanisme van het gedicht, met het oog vooral op de wording. - Ik zal beginnen met ‘het beeld’. Dit zal eigenlijk de verruiming zijn van mijne kroniek over Gizah Ritsch, die morgen verschijnt in ‘Vlaanderen’.
| |
5 Juni 1903
Ik verbeter proeven van een elftal bladzijden gedichten voor 't Juli-nummer van ‘Vlaanderen’, in 't Juni-nr is mijne kroniek verschenen, en in de ‘XXe Eeuw’ zeven blz. verzen.
| |
13 Juni 1903
Mar. is hier geweest!
| |
17 Juni 1903
Ik ben begonnen aan het stellen van ‘Romeo of de Minnaar der Liefde’, ‘reflecteerend proza dat bewijzen moet dat Romeo niet zoozeer op Julia dan op de liefde verliefd is. - Ik schrijf dit stuk naar aanleiding van kritische nota's die ik vóor twee jaar voor Herckenrath schreef, en die gedeeltelijk verschenen in ‘Het Kunst-blad’, voortzetting van ‘Het Tooneel’.
| |
2 Juli 1903
Aanvang voor het ‘Wijding-stuk’ van den ‘Boomgaard der Vogelen en der Vruchten’: ‘Treed in; gij kent het huis; gij zult de tuinen zien.’
| |
2 Juli 1903
Mar. is hier gisteren geweest en van morgen vertrokken.
| |
2 Juli 1903
Mijne verzen zijn in ‘Vlaanderen’ verschenen. Het zijn (Drie) ‘Ernstige liederen’; ‘Stille gesprekken’: 1. De Voorspelling; 2. Epithalaam en ‘De jongste Sater’.
| |
10 Juli 1903
Wij kunnen nog moeilijk flaminganten zijn: ‘was man hat’ is bij ons overwegend geworden op ‘was man ist’: onze opleiding heeft onze herediteit ziek gemaakt; onze Vlaamsche overerving werd met vreemde, Fransche cultuur geënt. - Daarom is heilzaam ons enthoesiasme, en tegens (sic) uitgelegd, voor onze dichters die het dichtst bij ons volk en zijne overlevering staan: Gezelle en Streuvels. -
| |
| |
Onbewust zijn wij, die schrikten en afkeerig waren voor flamingantisch lawaaieren, naar die zuivere bronnen, die ons eene nationaliteit terug laten beseffen, weergekeerd: wie weet zijn zij het niet die ons morgen Vlaanderen terugschenken, en ons leeren lief te hebben ons genezend ‘Vlaamsch-zijn’ boven ons aangeleerd ‘Europeesch-hebben’. - Benoit, Gezelle, Streuvels, Claus: sociale beteekenis voor ons.
| |
10 Juli 1903
Er ware een stuk te schrijven over ‘Nieuw Flamingantism’. 1o Flamingantism ontstaat bij liefde der oud-Vlaamsche letteren, spiegel van vroeger Vlaamsch-zijn; 2o Flamingantism, zich uitbreidend tot politieke partij (grieven en rechten. Eigenlijk afdwaling van 't rechte pad); 3o Vermeylen's ‘kritiek der Vl. B.’ en ‘Vl. en Eur. B.’; 4o Particularisme, Streuvels, literaire en taalkundige hegemonie. (Zie hierboven) [lezen in ‘La Fiction Universelle’ van Jules de Gaultier, het hoofdstuk: ‘Le Bovarysme des déracinés’.]
| |
10 Juli 1903
‘Ik heb een goede schaar voor nuttelooze planten’.
(je descends vers les eaux de l'Oubli.) Transitie-gedicht tusschen deel I en II van den ‘Boomgaard’.
| |
15 Juli 1903
Ik heb met Mar. drie dagen aan de zee doorgebracht.
| |
16 Juli 1903
‘Maat onzer zielen, uit uw eeuwigheid gemeten’ (de Zee).
| |
16 Juli 1903
Een brief van Ontrop met veel lof voor mijn verzen uit ‘Vlaanderen’.
| |
16 Juli 1903
Het nr. 12-13, 1903, van de ‘Petite Revue de l'art et de l'archéologie’ moet worden bewaard, voor aardige dingen over 1789 en de Brabantsche Revolutie. Misschien ware een stuk te schrijven over Gent te dien tijde.
| |
21 Juli 1903
Een gedicht: ‘de Bevruchting der Zaden’. (La pollenification) zooals Mac Leod ze me heeft uitgelegd.
| |
| |
| |
24 Juli 1903
Voor ‘Pieter Meulewater’: de illusie-kracht, de werkelijkheid der illusies bij het kind: hoe ik boos was op Pol Anri toen hij een bloempot uitveegde van de schalie waar mama hem op geteekend had; en mijn smart om het te-niet-doen in mij van het beeld der ‘Petite fille vouée au blanc’ dat ik opgesloten zag in een tuin, en dat wandelde langs het hek, en waarvan de broek, die onder het kleed uitstak, me de eerste siddering der sexualiteit gaf. (Clara d'Ellébeuse)
| |
31 Juli 1903
Ik heb een gedicht gemaakt: ‘De morgen was in stralen niet ontloken’.
| |
1 Oogst 1903
Ik heb vorig gedicht met het lied: ‘Gekomen met een zoeten mond’ aan van Nouhuys gestuurd voor ‘Groot Nederland’.
| |
1 Oogst 1903
Ik was deze week in Brussel, en van Langendonck vond mij (sic) Ode: ‘Hoe leven...’ zoo goed.
| |
5 Oogst 1903
Voor ‘Pieter Meulewaeter’: het geluk dat hij had, een morgen, zichzelf aan zich-zelven te toonen, bij zijn jongelingschap.
| |
5 Oogst 1903
Een kaart van v. Nouhuys, die me bedankt voor mijn verzen, en een artikel vraagt.
| |
6 Oogst 1903
Reeds zijn de proeven verbeterd voor de 2 liederen in ‘Groot Nederland’.
| |
7 Oogst 1903
Thans staat het samenstel van ‘den B.d.V. en d.Vr.’ vast.
Deel I: de gang naar de liefde.
Deel II: 't geluk om de liefde.
Deel III: 't décor dier liefde.
Deel I zal wel bijna gansch af zijn; d. II gedeeltelijk. Voor d. III zijn drie of vier gedichten goed.
| |
| |
| |
30 Oogst 1903
Ik heb in lang hier niet meer geschreven. Ik was angstig en moe. Thans weer op dreef, hoop ik. - ‘Romeo’ is sedert eene week opgestuurd; Wilder en zijne vrouw zijn hier geweest; Mar. komt volgende week en dat is goed. - Ik werk aan ‘de Sirenen’, aan een ode op den ‘Troost’, en nog andere dingen. Ik ga voor ‘Onze Kunst’ een grondig stuk schrijven over Minne. - Ik geloof dat ik den ‘Boomgaard’ van titel veranderen ga. Iets als ‘de Stille Stoet’, of iets met ‘Tocht’ of ‘Gang’ in. Die titel van ‘Boomgaard etc.’ heeft iets te definitief’.
| |
1 September 1903
‘Groot-Nederland’ geeft van mij ‘Twee Liederen’; ‘Onze Kunst’, eene goede beoordeeling over mijne ‘primitieven’.
| |
3 September 1903
Mar. is hier, bijna gansch alleen. Heerlijke wandeling langs de Leie.
Buschman schrijft dat hij gaarne een stuk van mij over Minne plaatsen wil. Ik begin er de volgende week meê.
| |
4 September 1903
Een ‘ernstig lied’ gemaakt, het 5e (en laatste?) der reeks: ‘Als zwaal'wen die, bij regen-weêr’ etc. Ik stuur het aan de Meyere voor ‘Nieuwe(n) Arbeid’.
| |
7 September 1903
Maurits Sabbe, die hier zijne vacantie door-brengt, vroeg me dat ik eene aflevering van ‘Flandria's novellenbibliotheek’ zal vullen. Ik sta toe. Het zal bevatten: 1o de ‘Parabel’ uit de ‘Vlaamsche school’ (1900), 2o de ‘Laethemsche brieven over de Lente’ en 3o ‘de dood van Salomo’ uit den Almanak van 't Zal, in 1898.
| |
10 September 1903
Veen stuurt me den proefband voor de van Gelderexemplaren van mijn ‘Vader-huis’. Het is heel slecht. Ik heb er hem over geschreven.
Die op Japansch zullen in volleêr zijn, met stempel van de Praetere.
Louis van Melle drukt een mooi prospectusje voor het ding. Ik heb de drukproef ontvangen van mijn ‘Romeo’.
| |
| |
Hier eindigt het eerste deel van dit dagboek. Na een klein blanco schrijft Karel van de Woestijne schuin over het overblijvende kwart van de bladzijde:
Ik heb hier niet meer geschreven. Mama gestorven op 11 December 1903. Last met de zaken. Ik eindelijk getrouwd op 13 Februari 1904. Een jaar van angstig geluk. Eindelijk, op 4 Januari 1905 de geboorte van ons Paulke en... de ziekte, hàast de dood van Mariette.
Daar niet meer aan denken: aan heel het jaar niet.
Het tweede en korter deel van het journaal begint opnieuw op:
| |
1 Maart 1905 (na de ziekte van Mariette)
Voor Pieter Meulewaeter
Geboorte der sexualiteit als werkelijkheid.
Bedremmelde bangheid. ‘La peur d'aimer’.
| |
17 Juni 1905
Pieter Meulewaeter moet aldus geschreven worden, dat het paralleel zij: ik vertel het leven van P.M. maar steeds evenwichtig aan het mijne. - Het wordt hoog tijd dat ik aan het plan ga denken, want ik wil dat de uitgave ervan aanvangt met 1 Januari 1906. Ik denk dat ik het aan Groot-Nederland zal geven.
| |
24 Juni
Wrevel van P.M. tegenover zijn lief, dat hij zeer bemint, omdat eene andere vrouw hem hare liefde voor hem bekend heeft.
| |
6 Juli 1905
Valerius de Saedeleer wordt in Pieter Meulewaeter: Hilarius de Maegdeleer. Hij is ‘sater-te-ruste, verdikt in 't verloomen en ronnen der levende aandrangen.’ Discussies met Pieter aangaande Catholicisme en Menschelijkheid. ‘Apologie de Socrate.’ - Onze vroegere avonden te Laethem (met Minne? - hij een ‘wetende’: sublimisatie van sentiment en vooral van sensualiteit).
- Een eerste stuk schrijven voor ‘Vlaanderen’: ‘Het ontwaken’. - P.M. tot aan den dood van zijn vader. Beginnen met de episode van de schalie met den bloempot. Een dubbelzinnige avond vol zwoelte, en ‘la petite fille vouée au blanc’. De geheimzinnigheid van zijn vader die likeuren drinkt waarvan hij nooit proefde, en de eerbied,
| |
| |
die zonderling schijnt, van Jozef de Groot, tegenover zijne moeder. Zijne ontaliige gebeden 's nachts, na het denken hoe een vrouw mocht zijn, en die steeds, na 't gebed, eindigde met de vrees voor de dood der ouders.
Hij toont zich aan zich-zelven naakt en is een beetje bang.
Eindelijk, een ‘zoete September-dag’. Wij zouden spelen gaan naar een openbaren tuin, waar muziek was. ‘Er zouden allicht roode luchtballetjes geweest zijn in de lucht, gehouden van blij-loopende kinderen’. Ineens: de katastroof van de dood van Papa. Heel uitvoerig. ‘De boekhouder van Lieven Bauwens’, dat Mama las, en niet plezierig vond. Maar Papa wél. Zijn (sic) dragen hem, op eene matras, naar boven. Wij op de achterkamer. Het zeer acuut ontwaken van het vleesch, terwijl ik, zeer angstig om het leven van Papa, ‘le réveil de l'Odalisque’ aanschouw. Papa sterft. 's Nachts daarna: eene vleêremuis op onze kamer. ‘Zoo had Pieter Meulewaeter, twaalf jaar oud, in één dag de zekerheid, waaraan hij zich gewijd voelde, van Liefde, Dood, en iets dat duister vloog’.
| |
6 Juli 05
Ik ga den raad van Vermeylen volgen: P.M. bij ronde brokken afmaken, en verspreiden in de tijdschriften. Na ‘Het Ontwaken’, misschien den ‘Lastige Bloei’: heel moeilijk.
| |
12 Juli 05
Een gesprek met Hilarius de Maegdeleer, over den Mensch als hoogtepunt in de Wereld. De mensch is er slechts een klein deel van, geen toppunt: wat P.M. te verdedigen heeft.
Zelfs Darwin vijand van zulke stelling: hij is nog te theologiek. Wat de mensch hooger stelt ‘in zijn eigen oogen’, is dat hij ‘begrijpt’, dat hij ‘eene’ verhouding vast-stellen kan. ‘Comprendre, c'est le reflet de créer.’ - Maar sluit hij daarom de natuur uit; heeft hij dat recht? Onmogelijkheid, iets buiten zijne eigene natuur te begrijpen,
| |
13 Juli 05
Begin van ‘de(n) lastige(n) groei’ (deel II van P.M.): zie op de datum van 6 Mei 1903.
| |
13 Juli 05
Is het niet, omdat de bestand-deelen der hersenen zich
| |
| |
rasscher dan die der organen ontwikkelen, dat de mensch tevens hooger en lager dan de overige dieren staat?
| |
1 Aug. 05
‘De Dubbele Nachtegaal’ is gedaan.
Karel van de Woestijne
|
|