valavond langs de huizen liepen. En hun vuisten omhoogstaken met hun duim tussen wijs- en middenvinger en iets brulden doorheen de ruit.
Het is de soldaat van de mitrailleur, die aapachtig langs de huizen sluipt. En die in ‘Mimi's Bar’ binnenvalt, terwijl hij roept dat ze nu maar met die borrel moeten bovenkomen, want dat die andere smeerlappen de tunnels onder water gezet hebben. Zaza begint natuurlijk weer te gillen.
- Zwijg, zegt de soldaat. Zwijg, of ik vil je levend. Is er geen vent in huis? Ik wil burgerkleren, want ze zijn daar.
Maar Zaza gilt hoe langer des te harder. En begint met haar roze nagelen door zijn gezicht te kerven.
- Wil je ze soms allemaal hier binnen roepen? Foert dan! roept de soldaat, terwijl hij de onderkant van de fles houtsalcohol tegen de tapkast afslaat. Dan zal ik je bakkes wel stilleggen.
- Moeder, zou de officier nu kunnen zeggen. Moeder.
Want al die kerels roepen op hun moeder, als het er mee gedaan is. Maar Mimi hoort hem zijn pistool vragen.
- Haal het uit de holster, zeg ik je. Mijn arm is stijf. Maar als je het geeft, kan ik nog schieten. En ren dan weg. Ren weg, zeg ik je. Zo hard je kan.
- Neen, zegt Mimi. Hou je maar rustig. Er gebeurt niets. De duiven komen al terug op hun hok. Het is allemaal voorbij.
- Het pistool. Het pistool.
- Mijn pistool is leeggeschoten, kwettert de tankcommandant door de luidspreker. En de patroonhouders liggen beneden achterin.
De schutter vloekt en zegt:
- Ben je mal? Granaat tegen pistool. Dat is kruitverspilling.
- Ruim ze op. Dit is een bevel.
- Maxim. De mitrailleur.
Een andere vlucht duiven klappert over de laan. Het geklapper houdt niet meer op.
- Moeder, zegt de officier eindelijk. Moeder.
Zijn gelaat is nu zo rood als de mouw van Mimi's jasje. Er springen grote splinters van de boom. En Mimi is tevreden dat het geratel der pneumatische hamers ophoudt.