| |
| |
| |
Kroniek
Napoleon of de rol van de enkeling in de geschiedenis
De literatuur aan Napoleon gewijd is zeer groot. Over de 200.000 boeken werden over hem geschreven, afgezien van de bespiegelingen en allusies hem betreffende, die men in talrijke werken van alle aard zal vinden. Ondanks dit feit, is het probleem blijven staan, omdat Napoleon nog heel dicht bij ons staat en omdat ieder nadenkend mens het voor zichzelf moet hernemen en zelf daarmede, aan de hand van een zo objectief mogelijke informatie, in het klare moet trachten te komen. Zo wij hier over Bonaparte spreken, heeft men het in het licht van deze poging te zien.
Wij weten ook dat vele stellingen, die wij naar voren zullen brengen, ons nu eens op de beklaagdenbank van de contra-, dan op die van de ultra-revolutionnairen zullen brengen. Wij hebben, in onze beschouwingen, met geen van beiden rekening gehouden, want het gaat immers om ons eigen inzicht, dat wij in dit opzicht willen verhelderen. We zouden wellicht moeten zwijgen, maar elke gedachte die zichzelf eerbiedigt, richt zich tot de andere mens, zoekt opheldering ook in dit opzicht. Wij zijn rekenschap aan de mensheid verschuldigd, ook over onze intiemste en eenzaamste bepeinzingen. Zelfs zo wij weten dat men ons zal aanvallen,
| |
| |
moeten wij, na rijp overleg, spreken. Het zwijgen is een geestelijke dood.
Ik vraag daarom geen toegevendheid of verontschuldiging op voorhand. Ik wil niemand de les spellen, maar door de ontwikkeling van mijn gedachten over de rol van Napoleon in de Franse Revolutie, hoop ik het probleem van de rol van de enkeling in de geschiedenis, dank zij een concreet feit, klaarder te stellen, dan wanneer ik mij aan algemeenheden zou houden.
| |
§ 1.
In elke historische studie bestaat een groot gevaar: de aantrekkingskracht die van de analogie uitgaat. Men vergelijkt gemakkelijk en als men van Napoleon spreekt, denkt men ook aan andere dictators. Sommigen komen er zelfs toe, bepaalde algemene regels, als een soort van les, die zij uit het leven van Bonaparte trekken, op te stellen, om deze dan op alle gevallen toe te passen. Feiten zijn nochtans enig. Zij keren nooit weder, zelfs zo zij zich herhalen. De geschiedenis herhaalt zich nochtans nooit, noch in een familie, noch bij een volk, noch bij een enkeling. Men kan niets leren van het verleden, zo men deze lessen wil gebruiken voor het heden, d.w.z. zo men dit laatste als identiek met het verleden beschouwt. De geschiedenis van de mens is een continue beweging en zo men iets van haar te leren heeft, dan is het om onze tegenwoordige tijd te verstaan (als bepaald door het verleden) en vooral om de mens te kennen. De mens is immers wezenlijk een historisch wezen. Hij is mens, omdat hij een verleden heeft en zich dit ook herinnert of kan herinneren. Dit kan soms zeer gevaarlijk zijn en de herinnering aan een groot verleden kan onze werkzaamheid helemaal remmen. We gelijken dan op de bedelaar, die zich herinnert dat hij in een paleis gewoond heeft en, in zijn lompen gehuld, de blik achteruit keert: zo denkt hij zijn ellende te verlichten, maar hij verzwaart ze. Het grote en sterke historisme vernietigt elke persoonlijke zelfstandigheid, elk eigenlijk leven. Door in de geschiedenis van een leven op te gaan, leeft men niet meer en heeft men het gevoel te laat geboren te zijn. Men wil terug naar de ‘goede, oude tijd’. Het historis- | |
| |
meis reactionnair - en toch is het niet altijd zo. De geschiedenis van Rome en Griekenland was een inspirerende bron voor de Franse revolutionnairen van 1789. De levensbeschrijvingen van Plutarchus hebben een zeer grote invloed gehad op J.J. Rousseau en op Napoleon. Er bestaat dus nog een ander aspect van het
historisme: de geschiedenis n.l. van een bepaalde persoon, die voor ons een levend en aanmoedigend voorbeeld wordt. Het Christendom vertelt ons de geschiedenis van Jezus, de Grieken die van hun helden. Er bestaat een moraliserende en dynamische biographie, die voor ons een levensnoodzakelijkheid wordt, zozeer zelfs, dat wij, bij gebrek aan ware historische voorbeelden, onze toevlucht nemen tot een fictief verhaal, tot een legende of een mythe. De historische biographie met mythiserende en morele inslag, is daarom wel in staat de krachten van de enkeling te galvaniseren, anderzijds ontneemt zij hem elke oorspronkelijkheid.
Persoonlijk heb ik een afkeer van deze soort van biographie, alhoewel ik haar waardeer, daar zij immers de gelegenheid is, waardoor men het eigen beperkte zijn in een groot bestaan projecteert en deze projectie weer opvangt en van haar leeft, al is het ook op een valse en soms theatrale wijze.
Zo ik mij hier bezig houd met Napoleon, dan is het niet om hem te bezingen, noch om hem te vervloeken, noch om er een les voor het heden uit te trekken; wel om, aan de hand van de biographie van de eerste keizer der Fransen, bepaalde problemen te stellen en naar hun antwoord te zoeken. Deze problemen zijn veelvuldig en van sociologische en psychologische aard. Ik zal me hier houden aan volgende vragen:
Welke rol heeft de enkeling in het geschiedkundig verloop van de samenleving? Staat hij voor een onverbrekelijk en geheim Noodlot? Welk invloed hebben onze gedachten op de geschiedenis? Wie maakt de geschiedenis van een volk? Zijn het onpersoonlijke machten of zijn het persoonlijke genieën?
Zo wij de rol van Napoleon in de Franse Revolutie volgen, kunnen we enigszins een antwoord op deze en nog andere vragen vinden.
| |
| |
| |
§ 2.
Napoleon was een noodzakelijkheid voor de Franse Revolutie. Het jaar 1789 heeft met de daad de methodische twijfel van Descartes toegepast en plots en gewelddadig tabula rasa met het verleden gemaakt. De gewone mens verloor zijn zwaartepunt en zijn ruggesteun die hij sinds eeuwen in de vorst en in de kerk gevonden had. De eerste schok had de mens van het Westen reeds ondergaan door de Copernicaanse omwenteling, maar de sociale orde bleef. De Franse Revolutie was de tweede schok en hij greep veel dieper in, hij tastte aloude instellingen aan. Het was daarom een buitengewone, een verschrikkelijke en een enige gebeurtenis. Zelfs het ontstaan van het Protestantisme kan daarmede niet vergeleken worden, daar dit een bepaald gezag aan de gewone mens liet: de Bijbel en de predikant, evenals de vorst, of het bewaarde een oude, eerbiedwaardige instelling (de Staten-Generaal en de Stadhouder). Terwijl de bevrijde philosoof geen enkel gezag dan de rede, theoretisch althans, duldt en het min of meer kan stellen met het verlies van elke uiterlijke auctoritas, gaat het zo niet met de mens uit de menigte. Hij heeft een bepaald, onbeweeglijk gezag nodig. Alleen kan hij niet op zijn benen staan. Zijn persoonlijk leven kan zich enigszins ontplooien, hij kan tot een zekere zelfstandige werkzaamheid komen, als hij het bewustzijn heeft dat men over hem waakt. Daarom is de heldenverering zo diep ingeworteld in de meeste mensen. Zowel het Christendom als het Boeddhisme en de Islam voldoen hieraan. Het is ook begrijpelijk dat zij rotsvast staan, ondanks de talrijke crisissen die ze beleefden.
De Verklaring van de Rechten van de Mens was daarom buitengewoon revolutionnair. Aan een min of meer homogene massa schonk zij een persoonlijk bestaan. Zij tastte hiermede de grondslagen van de Franse (en Europese) mens, zoals hij door de eeuwen gevormd was, tot het uiterste toe aan. De gevolgen konden niet uitblijven en een diepe ontreddering moest zich van hem meester maken. Er kwam nog een ander element bij. De Conventie had, met harde hand, niet alleen de doeleinden van de burgerlijke revolutie bereikt, maar ook Frankrijk gered. De Constituante had eenvoudig, op een verwarde wijze trouwens, de eenvormigheidspolitiek
| |
| |
van de grote Franse koningen voortgezet. De Franse burgerij vroeg niet meer: een rationeel ingerichte Staat, gelijkheid voor de wet, een algemeen geldend wetboek. De Jacobijnse Conventie heeft dit doel overgenomen en, zoals gezegd, hardhandig verwezenlijkt, maar ze is verder gegaan dan de objectieve toestanden toelieten. Maximilien Robespierre streefde niet alleen naar de wettelijke, maar ook naar de sociale gelijkheid. Ook dit was noodzakelijk. Waar een revolutie optreedt, zullen immers alleen maximale eisen de minimale verwezenlijken.
Na de val van Robespierre, bleef Frankrijk een Republiek, maar de innerlijke en uiterlijke ontreddering liet zich ten volle voelen. De uitspattingen en de morele ontaarding van het Directoire zijn bekend. Ze waren geen toeval. Ze beantwoordden aan het feit, dat de Revolutie de massa elk moreel houvast ontnomen had, zonder haar iets daarvoor in de plaats te geven. De geniale Maximilien Robespierre heeft dit wel ingezien en hij trachtte hiertegen te reageren door het invoeren van de cultus van l'Etre Suprême. Nochtans was ook dit revolutionnair. De aandachtige bestudeerder van de godsdiensten zal immers bemerken, dat elke nieuwe religie nooit radikaal met de oude breekt. Christus verklaart uitdrukkelijk, dat hij het Oude Testament voortzet en Mohammed heeft niet alleen Joods-Christelijke, maar ook heidense elementen opgenomen. De katholieke zendelingen die de Germanen gingen kerstenen, hebben talrijke aanknopingspunten gezocht bij het bestaande Germaanse geloof. De godsdienst van Robespierre brak met alle godsdiensten en was doorgaans nieuw. De menigte vond daarin geen houvast. Zij verzonk in een zeer gevaarlijke toestand van ontbinding, van een ongebreidelde jacht naar allerhande lusten. Anderzijds woog het zware schuldgevoel van met het oude, eerbiedwaardige gezag gebroken te hebben. Een diepe anarchie had zich van de Fransen meester gemaakt en ze waren weer rijp voor het Koningdom, maar men kan het verleden niet loochenen en daartoe behoorden in 1799 niet alleen de koninklijke instellingen en de kerk, maar ook de Revolutie.
Napoleon was de geschikte man om een nieuwsoortig koningdom, dat de synthese was tussen de beginselen van 1789 en het koninklijk gezag, te verwezenlijken. In dit
| |
| |
opzicht is het, dat zijn biographie buitengewoon interessant wordt, niet die van de legende, noch die van zijn vijanden, maar wel een sociaal-psychologische levensbeschrijving, die ons de elementen zal geven waardoor we, naast de objectieve gegevens van de Revolutie zelf, de opkomst en de val van Bonaparte enigszins zullen verklaren. Gelijktijdig zullen wij het probleem benaderen betreffende de invloed van de enkeling op het algemene verloop van de geschiedenis (niet die uit de handboeken, maar de reële historie van de mens, zoals zij in de tijd verloopt).
| |
§ 3
Ik veronderstel, dat de voornaamste levensfeiten van Napoleon gekend zijn. Uitstekende werken werden hieraan gewijd, o.m. zijn de boeken van Louis Madelin, ondanks zijn partijdigheid, voortreffelijk in dit en in menig ander opzicht.
Hetgeen onmiddellijk opvalt in de biographie van Napoleon is het feit, dat hij in Frankrijk een vreemdeling en van zeer kleine afkomst was. Hij was het Frans nooit volledig machtig. Napoleon was een ontworteld mens. In Corsica heeft hij geprobeerd een tehuis te vinden, maar is daarin mislukt. In Frankrijk bood de Conventie hem een kleine kans, die hij hartstochtelijk uitbaatte te Toulon (1793). Opvallend is daarbij dat hij getracht heeft, in deze periode van zijn leven, een steunpunt te verkrijgen door een huwelijk met de dochter van zijn gastheer, Emilia Laurenti te Nice. Hij mislukte daarin en de val van Robespierre bracht niet alleen zijn loopbaan, maar ook zijn leven in gevaar. Arm en vreemd, zocht Napoleon zijn weg en hij vond deze door een toeval: de royalistische opstand van 13 Vendémiaire jaar IV (1795) te Parijs, toen geen enkele generaal het aandurfde op te treden. Napoleon had niets te verliezen en hij wilde, te allen prijze, wortel schieten, hij vreesde de vereenzaming, die voor hem (en voor ieder bewust mens) de dood zou betekenen.
Wanneer Bonaparte dan, door zijn militaire successen, de leiding van de Franse Staat in handen zal nemen, zullen het weer de vreemdeling en de arme zijn, die heel stil in hem zullen fluisteren. Hij zal enerzijds buiten de Franse grenzen,
| |
| |
waar hij, ondanks alles, vreemd bleef, treden, naar een breder vaderland zoekend, en hij zal in pracht en praal een keizerlijke hofhouding oprichten, om zo zijn armoede te bedekken, om zo zijn lagere afkomst goed te maken. Juist deze twee elementen had de Fransman van 1799 nodig. Zij hernamen de traditie. Enerzijds herrees weer Lodewijk XIV, de veroveraar en de dictator van Europa (en op de achtergrond Karel de Grote en de Romeinse keizers); anderzijds schitterde weer de weelde van de Zonnekoning. Ondanks het feit, dat de massa zwaar moet zwoegen en zich tamelijk regelmatig verzet tegen haar bitter lot, vindt zij een zekere berusting in het vage bewustzijn, dat haar arbeid dient om de weelde van de groten te onderhouden. Zij verwezenlijkt zo voor zichzelf een wensdroom. Het zijn maar bepaalde enkelingen die afkerig zijn van kunst- en vliegwerk. De grote hoop snakt er naar en vindt troost in het luie leven van de machtigen van deze aarde. Hoe anders het succes van zovele romans, theaterstukken en films, waarin het luxueuze leven van heren en dames beschreven wordt, uitleggen? Hoe de haast kinderlijke volksverering voor in pracht levende koningen of filmstars verklaren? Wij zouden zelfs nog veel verder moeten gaan: het feit dat de klassieke (en ook de Shakespeariaanse) tragedie alleen in de hogere kringen plaats grijpt, moet in dit licht gezien worden. (De romans van een Emile Zola mogen daarom als een grote omwenteling aangezien worden.)
Napoleon heeft het koningdom hersteld, maar zijn vader was geen koning en hij heeft zich, na de 18e Brumaire, door het volk doen plebisciteren: een gewone volksmens werd, voor het eerst in de geschiedenis, koning. Hij heeft, op deze wijze, én een demokratisch én een monarchistisch beginsel gehuldigd. Het karakter en de levensidealen uit zijn jonge jaren, hebben hem in dit opzicht helemaal voorbereid. In een opstel uit zijn duistere tijd, heeft hij zijn cultus voor de grote man, voor het genie, op een dithyrambische wijze gehuldigd. De arme, ‘kleine korporaal’ heeft er van gedroomd een leider der volkeren te worden en nu trof het, dat het Franse volk in 1799, zulk een, met militaire roem beladen, leider nodig had. De eerzuchtige en wilskrachtige Napoleon, die geen gewetensbezwaren had wat de middelen betreft om
| |
| |
zijn doel te bereiken, was de man die Frankrijk nodig had. Kind van de Revolutie, leerling van J.J. Rousseau, was hij een autoritair en arm Corsicaan. Hij kon als pacificator optreden van de Franse Revolutie.
| |
§ 4
De rol van Napoleon in de Franse Revolutie bestond in de verzoening tussen oud en nieuw. Hij is een brug, een overgang van het Oude Regime naar de Demokratie.
Men mag hem daarom geenszins gelijkstellen met Hitler of met Mussolini. Napoleon was een liberaal, die op autoritaire wijze het liberalisme wilde opbouwen. Het was niet anders mogelijk in een land waar het absolutisme sinds Lodewijk XI, met hoogten en laagten, heerste (om niet verder op te klimmen). Hij heeft de beginselen van 1789 naar de geest en niet naar de letter geëerbiedigd, d.w.z. hij heeft de burgerlijke maatschappij geconsolideerd; hij heeft de hedendaagse demokratische ambtenarenstaat opgericht en dit is zo waar, dat een groot deel van zijn instellingen, niet alleen in Frankrijk, maar ook elders, functionneren.
Hitler komt juist op een heel ander tijdstip in de sociale en politieke evolutie van zijn land. Hij breekt met het liberalisme en voert geen koningdom in, dat een rechtsstelsel kent (en de Code Napoléon, evenals de Grondwet van het Jaar VIII zijn geen toeval), maar legt de grondslag voor een geheel nieuw staatstype: de biologische totalitaire Staat, waarvoor het leven van de enkeling niet telt. De Légion d'Honneur doet integendeel beroep op de enkeling en op het persoonlijk initiatief. Hitler kent zulke orde helemaal niet. Het is kenmerkend en wezenlijk verschillend. Napoleon was een individualist, een voortzetter en beëindiger van een grootse Revolutie, die de enkeling bevrijdde. Hitler was de incarnatie van de massamens, die een eeuwenoude evolutie, die naar een persoonlijk bestaan, begroef.
In hetzelfde licht moet de godsdienstpolitiek van Napoleon gezien worden. Alhoewel zelf enigszins deïstisch, heeft hij, door het Concordaat van 1801, de R.K. Godsdienst, binnen de perken van de soevereiniteit van de Franse Staat, hersteld. Het was ongetwijfeld een wijze maatregel. Ener- | |
| |
zijds hield hij de Kerk vast in handen, anderzijds keerde hij terug naar het Oud Regime en schonk aan het Franse volk een morele ruggesteun; gelijktijdig behield hij de gewetensvrijheid voor alle andere godsdiensten. Het is niet geweten, dat Napoleon ooit iemand voor zijn godsdienstige of philosophische overtuiging zou vervolgd hebben. Zijn gevangenissen waren ook niet vol, noch kende hij concentratiekampen of rassenhaat. Ook in dit opzicht is zijn rol van pacificator merkwaardig. Hij plaatste de Staat boven de geloofsbelijdenissen. In de meeste, door hem veroverde landen, heeft hij dan ook een diepe verering nagelaten. Afgezien van de elementen, die de massa tot heldenverering drijven, is dit feit toch zeer merkwaardig en zelfs enig in de geschiedenis. Een volk zal nooit met verering en zelfs met dankbaarheid over zijn veroveraar spreken. Het gebeurde nochtans in Duitsland (ik denk aan Goethe, Hegel, Heine, Nietzsche, die niet alleen stonden; vooral de volksmens voelde zo, ten bewijze de vele Duitse volksboeken, die Napoleon als een half-God verheerlijken). Arm en vreemd van afkomst, werd hij ook in Europa een soort van Messias, die vrede kwam brengen met het zwaard (in de mythe wordt de komst van Christus door die van de Anti-Christ, die met het zwaard te werk gaat, voorafgegaan). Hij heeft zichzelf trouwens als zodanig gekenschetst en alle propaganda en legende terzijde gelaten, beantwoordt dit aan een realiteit. Napoleon is niet aan het bewind gekomen om oorlog te voeren (hetgeen wel het geval schijnt te zijn met Hitler). Hij heeft dikwijls herhaald, dat zijn doel was orde te scheppen en deze orde betekende niet een stijve, totalitaire Staat, maar de
verzoening tussen de Revolutie en het Oud Regime, de overgang naar een nieuwe tijd, die van de liberale 19e eeuw.
De dictatuur van Napoleon kan en mag niet op hetzelfde peil gesteld worden met die van Hitler, al waren ze beiden alleenheersers. Er kan zelfs moeilijk sprake zijn van een dictatuur in de hedendaagse zin onder Napoleon. Hij nam geen enkele belangrijke beslissing zonder de Staatsraad en zijn besluiten verschenen als senatus-consulten. De bestaande wetgevende lichamen (tribunaat afgeschaft in 1807) waren geen tribunes voor zijn redevoeringen. Weergekeerd uit Elba, schonk hij, door de nood gedwongen weliswaar, een tamelijk
| |
| |
vrije grondwet aan Frankrijk. In de diepste nood, trof Hitler maatregelen om zijn gevangenen te vermoorden en dacht er niet aan enige vrijheid aan het Duitse volk te beloven. Het was ook niet mogelijk, want zijn rol in de Duitse geschiedenis was een heel andere dan die van Napoleon in de historie van Frankrijk.
Napoleon heeft de elementen van de Franse Revolutie, die buiten haar bedoelingen en tendenties gingen, geliquideerd, maar hij heeft het wezen van de Omwenteling, die burgerlijk en liberaal was, gered en bewaard. Zijn weg werd voorbereid door Robespierre. Deze laatste, een der edelste figuren uit de menselijke geschiedenis, maar hoezeer met slijk besmeurd, is een slachtoffer geweest én van zijn eigen handen én van de Revolutie, die hem niet meer kon volgen. Men mag hem niet als de man van de Terreur aanzien (± 30.000 slachtoffers), maar wel als de eerste poging om vrede te brengen in het bewogen Frankrijk. Zijn middelen waren te drastisch, nog doordrenkt met de revolutionnaire geest en ontstaan in het grote gevaar, waarin Frankrijk in 1793 leefde, maar de verzoening zweefde hem voor ogen. De tweede stap tot deze verzoening was Bonaparte, de derde: Lodewijk XVIII (met de reactie van Karel X), de vierde met Lodewijk-Philips (met een linkse en rechtse reactie, die van de 2e Republiek en van het 2e Keizerrijk, hetgeen ook geen toeval is), waarna eindelijk de verwezenlijking van de beginselen van 1789 mogelijk werd na 1870. Men mag daarom wel beweren, dat de Franse Revolutie in 1789 begon en eerst in 1870-1875 beëindigd was. De IIIe Republiek was zich daarom zo bewust een voltooiing van 1789 te zijn, dat zij de 14e Juli als een nationale feestdag vierde.
Theoretisch kan men wel, met één pennetrek, een politieke en sociale toestand omwentelen, in de werkelijkheid zal elke nieuwe stap een terugval in het verleden met zich medeslepen om dan, na talrijke convulsies, een nieuw evenwicht te bewerkstelligen. Zo komt het, dat tegenwoordig de meest conservatieve hoofden zich op de Verklaring van de Rechten van de Mens beroepen, terwijl nog in 1880 een nieuw verbond van keizers tegen deze beginselen opgericht werd en het voor het persoonlijk heil zeer gevaarlijk was deze principes te verdedigen. Het behoorde toen tot de goede en
| |
| |
deftige toon een tegenstander van de Franse Omwenteling te zijn (als voorbeeld neme men Hippolyte Taine).
| |
§ 5.
Afgezien van de legende en van de algemene, sociale zelfhypnose, ging er heel zeker een grote betovering van Napoleon uit. Zijn persoonlijke moed, zijn spaarzaamheid, zijn onophoudelijke werkzaamheid, waren burgerlijke deugden, die de kinderen van de Revolutie ten zeerste waardeerden. Hij imponeerde hierdoor, evenals door zijn grote leer- en weetgierigheid, die zich uitdrukte in zijn onvermoeide leeswoede (nog op St-Helena was hij een zeer vlijtig lezer en zelfs op zijn veldtochten was hij begeleid door een draagbare bibliotheek). Napoleon was immers een kind van de 18e eeuw, die de erfenis van een Baco van Verulam en van een Descartes overgenomen had. Weten was voor de jonge, stormende burgerij, macht. Napoleon had een diep geloof in de wetenschap en in de vooruitgang. Hij was jong, zoals de klasse die hij verdedigde en leidde. Heel de atmosfeer waarin de consul en de keizer werkte, was doordrenkt met een jeugdige overmoed en een Faustische activiteit. Het is indrukwekkend, hoe jong sommigen van zijn generalen waren (Hoche), hoe gemakkelijk het voor een ondernemende geest was, onder zijn regime, de hoogste sporten van de sociale ladder te beklimmen. De nieuwe adel die hij invoerde, had trouwens als criterium de persoonlijke verdienste, niet de geboorte. De Napoleontische maatschappij was wel hiërarchisch, maar gelijktijdig zeer beweeglijk. Ook hier verwezenlijkte hij de synthese tussen het Oud Regime en de Nieuwe Tijd. Hij ging in dit opzicht zeer ver. Daar hij een groot belang stelde in de kennis en in haar macht geloofde, schakelde hij de intellectueel in de maatschappelijke ladder in. Terwijl sinds de Grieken (Aristoteles) de wetenschap geen practische doeleinden nastreefde en de beslommering van onactieve en meditatieve mensen was, komt hierin een langzame en gestadige verandering sinds de 16e eeuw (en weer ontmoeten wij hier Montaigne, Baco van Verulam en Descartes). Napoleon is een bewuste uitloper van deze
beweging en zo de ‘Uni- | |
| |
versité Impériale’ in de eerste plaats tot doel heeft gehad degelijke ambtenaren voor de Staat te vormen, blijft hij consequent met zichzelf en met de tendentie van de opkomende burgerij, wier philosophie het positivisme zal zijn (savoir est prévoir). Het nuttige (voor de Staat en voor de maatschappij) is doorslaggevend voor Napoleon, maar ook hier, als parvenu, wist hij een verzachting te brengen door een schitterende hofhouding, die gecopieerd was op die van de Franse koningen (men denke in dit verband aan de inrichting van de keizerlijke jacht, die millioenen kostte, alhoewel Napoleon geen hartstochtelijk jager was). Ook hier bewerkstelligde hij een synthese. Men moet inderdaad toegeven, dat Napoleon een zeer synthetische, overschouwende en daarom ook bouwende geest was. Zijn algehele intellectuele belangstelling is daar een uiting van, evenals zijn buitengewoon geheugen. Het gaat niet op, Napoleon uitsluitend als een heer van de oorlog aan te zien. Hij is de synthese van een groot tijdvak van de Westeuropese geschiedenis, hierin ligt trouwens zijn genialiteit, die ontegensprekelijk is. De geniale mens kan immers als een spiegel van zijn tijd opgevat worden, die alle stralen in zich verzamelt, opklaart en hun een richting weet te geven. Wie kan loochenen, dat Napoleon zulks gedaan heeft? In hem herkenden zich niet alleen alle Fransen, maar ook de meeste Europeanen. Er straalt daarom een droeve eenzaamheid uit heel zijn wezen. Het beeld dat hem het diepst weergeeft, is dat waar hij, op een rots, in gedachten verzonken en als afwezig zit te staren in de eindeloze vereenzaming van zijn bestaan. Napoleon doet romantisch aan, anderzijds is hij door en door klassiek, hetgeen bij hem geen tegenstelling, maar weer een synthese is. Hij belichaamde in zich het titanische, het oppermenselijke en zijn figuur is een voorbeeld geweest van de oppermens van Nietzsche, zij is een voortzetting van het
virtuoso-ideaal van de Renaissance. Hierin ligt dan ook de grond van zijn eenzaamheid. Hij is vreemdeling gebleven, ook in de figuurlijke zin van het woord en juist omdat hij het was, konden zijn tijdgenoten zich in hem herkennen, want zo viel alle kleinmenselijke nijd weg en konden zij hem zonder rem bewonderen, zelfs wanneer zij hem haatten. Zijn vreemdheid betoverde en deze betovering duurt nog voort, want men
| |
| |
staat niet onverschillig tegenover het indrukwekkende en raadselachtige feit Napoleon.
Bonaparte was zich diep bewust van de tendenties van zijn tijd, die hij in zichzelf voelde woelen. Het is daarom ook dat zijn invloed op de loop van de Franse geschiedenis zo ingrijpend was. De enkeling kan niet uitgeschakeld worden uit het geschiedkundig verloop, want er is geschiedenis waar personen zijn. De primitieve mens kent geen historie en de duizenden jaren die de eerste Egyptische data voorafgaan, hebben geen persoonlijke namen nagelaten, tenzij die van vage Goden. Het individu heeft daarom een beslissende invloed gehad op de loop der geschiedenis van het Westen, die niet fataal verliep en van vele zogenaamde toevalligheden afhing. Zonder Napoleon had de Franse revolutie een heel ander verloop gehad en een andere, gelijkaardige figuur bestond wellicht niet. Nochtans was hij een noodzakelijkheid, d.w.z. dat de omstandigheden rijp waren voor het keizerrijk.
| |
§ 6
Zo de opkomst van Napoleon noodzakelijk was, geldt dit nog veel meer voor zijn val. Men staat soms verbaasd over de blunders die hij sinds 1810 maakte; vooral de Russische veldtocht doet als een krankzinnigheid aan, juist bij een man die stelselmatig en overdacht te werk ging. Men heeft vele verklaringen gezocht en de beste vonden wij bij een psychanalist, René Laforgue, alhoewel wij ze niet helemaal aanvaarden. Napoleon heeft op zich genomen de zondebok van het Franse volk te zijn. De Revolutie had bij het volk een diepe neurose teweeggebracht, omdat zij gebroken had met het Super-Ego, verpersoonlijkt in het Oud Regime. Napoleon heeft dit enigszins hersteld, maar hij heeft ook in zijn persoon, voor het aangezicht van de wereld, de Revolutie vertegenwoordigd (Tolstoi heeft dit in ‘Oorlog en Vrede’ scherp doen uitkomen, ook zo Heinrich Heine). Zijn nederlaag en verbanning, die hijzelf zo gemakkelijk niet aanvaardde (de 100 dagen), zijn de boete voor hetgeen de Franse Revolutie gedaan had, want hij werd aldus de schuldige en niet het Franse volk dat, door bemiddeling van Lode- | |
| |
wijk XVIII en Talleyrand, een eerzame vrede kon verkrijgen op het Kongres van Wenen. Heeft Napoleon dit bewust gedaan? Zo men vertrouwen schenkt aan het Memoriaal, mag men het wel beweren (men leze het volgende in het Mémorial de Ste-Hélène XV, p. 43, waarbij Las Cases o.m. zegt: Il avait perdu le trône, il est vrai, mais volontairement, et en lui préférant notre salut et son honneur. L'histoire apprécierait dignement ce sublime sacrifice... Il est vrai, a-t-il repris avec une espèce de satisfaction, que ma destinée se montre au rebours des autres; la chute les abaisse d'ordinaire, la mienne me relève infiniment. Chaque jour me dépouille de ma peau de tyran, de meurtrier, de féroce...). Napoleon had in 1810-12 zijn rol vervuld als pacificator, maar hij
moest haar ten volle en ten diepste uitvoeren, hij moest het Frankrijk van 1789 én van de koningsmoord, én met zichzelf én met Europa verzoenen. Hierin lag zijn val besloten. Met of zonder tocht naar Rusland, Dresden en Leipzig, de veldslag van Frankrijk en Waterloo, kon hij niet meer aan het hoofd van zijn land blijven. De redenen zijn niet eenvoudig en zeer talrijk. Het merkwaardige hierbij is nl., dat zijn val Frankrijk niet meetrok in de afgrond en dat het land zich heel gauw en op grondige wijze, kon herstellen (de val van Hitler was daarentegen een katastrofe voor Duitsland). Zijn dictatuur was daarbij een zware last geworden en zelf bekent hij, dat, moest hij op Elba gebleven zijn, zijn naam verbonden zou geweest zijn aan die van een bloedige tyran. Zijn terugkeer, zijn liberale grondwet en zijn innerlijk voorbereide nederlaag te Waterloo betekenden de voorlopige bevrijding van de dictatuur en het eerherstel dat hij vertegenwoordigde, van de Franse Revolutie; gelijktijdig was het ook dat van het Franse volk: van een veroverende, onderdrukkende en plunderende natie, werd het, samen met Napoleon, de martelaar van het ‘perfide Albion’. Gelijktijdig herkregen de beginselen van 1789 hun betoverende schittering en baanden zich een weg niet alleen door Europa, maar over heel de wereld. Ook voor Hitler zou men kunnen zeggen, dat hij het op zich nam de zondebok van het Duitse volk te zijn; dat vele Duitsers inderdaad zo denken en alle misdaden op de kerfstok van de Führer en zijn handlangers schuiven, zou ons in deze mening kunnen versterken. Het is nochtans niet
| |
| |
zo. Napoleon kon de zondebok zijn, omdat hij de Revolutie niet heeft doen ontstaan, omdat hij een lenigende en pacificerende rol in haar vervuld heeft. De zondebok moet rein zijn, net als de legendarische Christus (ook een zondebok) het was. Hitler heeft de nazistische omwenteling veroorzaakt, dank zij de medeplichtigheid van een groot deel van het Duitse volk, dat wel zeer goed wist wat komen ging. Het schuldgevoel, zo het bij de Duitsers bestaat, kan daarom niet op Hitler afgewenteld worden. Het Duitse volk kan zich daardoor in een morele katastrofe bevinden, die zeer gevaarlijk kan zijn.
| |
§ 7.
Besluit
Wij hebben het woord ‘noodzakelijk’ gebruikt, maar hiermede hebben wij geenszins het toeval in de geschiedenis uitgeschakeld. Men kan van toeval spreken, waar twee of meer reeksen van oorzaken elkaar kruisen. In het leven van Napoleon heeft het toeval heel dikwijls een rol gespeeld, d.w.z. dat de beslissing over bepaalde toestanden van zijn eigen inzicht afhing, evenals van dat van anderen. Er kan geen sprake zijn van een vooraf door een Godheid of een Noodlot bepaald plan. De causale antecedenten waren veelvuldig en daartoe behoort heel zeker het bewustzijn, de kennis, het beraad van Napoleon, van zijn tegenstanders en van zijn helpers. Een objectieve situatie, helemaal onderworpen aan de causaliteit, eist bepaalde tussenkomsten van de mens, niet als een homogene hoop, maar als enkeling. Het individu speelt heel zeker een rol in het verloop der geschiedenis van de mensheid, daarom heeft geen enkele situatie een fataal verloop, want men mag het diepzinnige woord van Marx niet uit het oog verliezen: de mensen maken de geschiedenis. Zij hebben de macht, dank zij de kennis, te remmen en daardoor ook te richten. Het fatalisme, dat zich tegenwoordig van zovelen heeft meester gemaakt, is een uiting van een innerlijke beslissing, die er naar streeft grote mierenhopen, in plaats van een menselijke samenleving, op te richten. Wie
| |
| |
deze kant uitgaan zijn meestal mystiekers en dromers; het zijn ook allen, die de menselijke taak verzaakt hebben.
De rol van Napoleon, als enkeling, was zeer groot in de Franse Revolutie, alhoewel zij nul zou geweest zijn zonder de objectieve omstandigheden. Ons persoonlijk lot hangt immers af van de maatschappij, waarin we leven. Buiten haar, in de natuur, hebben wij geen lot. Wij kunnen daarom invloed oefenen op onze omgeving, wij kunnen daarom actief medewerken aan het gebouw van de mens. Alhoewel de geschiedenis een wetmatig en causaal verloop heeft, mag men dit laatste niet als fataal beschouwen, zolang er enkelingen bestaan, die nadenken en daarom in staat zijn doelmatig te willen. Eerst wanneer men deze zal uitschakelen en de mens zal reïficeren, eerst dan houdt elke persoonlijke invloed op en zijn we nog maar kinderen in de handen van een onverbiddelijke God.
De wetenschappelijke kennis van de realiteit en van haar wetten, de bescheiden onderwerping er aan, betekenen voor de mens de bevrijding en de verwezenlijking van zijn persoonlijk bestaan. De grootheid en genialiteit van Napoleon lag juist hierin, dat hij zo nauwkeurig en zo scherp mogelijk de determinerende complexen van zijn tijd trachtte te kennen, zich geheel er naar schikte en zo uitgroeide tot een machtige persoonlijkheid, die zowel het geluk als het ongeluk wist te dragen.
Dr L. FLAM
|
|