| |
| |
| |
De zelfmoord van Heinrich von Kleist
Op 21 November 1811 pleegde de bekende Duitse dichter Heinrich von Kleist, bij Berlijn, op de kleine heuvel tussen de Potsdammersteenweg en de Wannsee door mondschot zelfmoord. Juist vóór hij op dergelijke gewelddadige wijze de dood vond, had de 34-jarige Kleist, op haar verlangen, de even jonge Adolphine Henriette Vogel-Kaeber, echtgenote van een ondergeschikt staatsambtenaar en moeder van een 10-jarig dochtertje, door een schot à bout portant (Nahschuss) in de borst om het leven gebracht. Beiden waren samen opgewekt, zelfs wat uitgelaten, reeds de vooravond van hun vrijwillige dood in een afspanning aan de boorden van het meer aangekomen. De twee schoten met 1 tot 2 minuten tussenpoos afgevuurd - een vrouw met name Dorothe Louise Riebisch deed traag stappend tussen beide detonaties ongeveer 60 passen - zouden wellicht alleen reeds voldoende zijn geweest om de namen Heinrich von Kleist en Henriette Vogel aan latere generaties bekend te maken.
Een gemotiveerde verklaring van de redenen, die Kleist tot zelfmoord brachten, willen wij trachten af te leiden uit de systematische studie van de omstandigheden zijner daad zelve. Het verstaan van het uitwendig gebeuren zal ons grotendeels op het spoor brengen van de gevoelsbeweegredenen en verstandsreacties die Kleist onvermijdelijk naar zelfvernieling moesten leiden. In het licht van zijn onafwendbare daad, zullen wij de persoonlijkheid van de zelfmoordenaar bestuderen.
| |
| |
Bij de diagnose zelfmoord zijn te onderscheiden de acute en de chronische vormen:
1. De snel verlopende acute zelfmoord is een kortsluitingsreactie. Een plotse zeer intense opwelling volgend, beneemt de dader zich het leven.
a) Iemand die nooit blijk gaf zich met zelfvernielingsgedachten in te laten, kan, onder invloed van door onvoorziene omstandigheden ontketende drift, naar onmiddellijk voorhanden zijnde materiaal grijpen en zich van het leven beroven. Voorbeeld: een eerlijk ambtenaar doodt zich met hetzelfde mes, waarmede hij zijn niet verwachte ontslagbrief opende. De zelfvernielingsdrang steeg langs een loodrechte lijn omhoog, met het leven brak de man bruusk. Het probleem dat naar de dood leidde, had geen invloed op het voorafgaande leven. Het was voorheen door de dader niet gekend. Alleen aanleg en structuur van de persoonlijkheid, zullen wel zo zijn geweest dat zij van de man een potentieel zelfmoordenaar maakten.
b) Iemand, die reeds lang met het zelfmoordidee rondliep, komt plots in een acute phase en drijft de gedachte door. Een schip dat reeds lang met wind te kampen had krijgt ineens storm en vergaat. Een zwaarmoedige weduwe die reeds vaak suicidaire gedachten uitte, wordt na een weinig belangrijke familietwist zeer zenuwachtig en neemt een dodende dosis barbituraat. Meestal is de grote doodsoorzaak een vraagstuk, dat reeds lange tijd de ongelukkige het leven pijnlijk veronaangenaamde. Wel kan - en zo is het vaak - een nieuw feit gelegenheidsoorzaak van de dood worden.
2. De traag verlopende chronische zelfmoord is een overlegde handeling, waarbij niets wijst op een overijlde of toevallig noodlottige daad.
a) Iemand, die nooit blijk gaf aan zelfmoord te denken, neemt zijn vernielingsbesluit. Overwogen, neemt hij een
| |
| |
reeks laatste maatregelen alvorens aan zijn leven door verzorgde daad een einde te stellen en hij ontziet tijd noch moeite om perfect te handelen en mislukking uit te sluiten.
b) Iemand, die reeds geruime tijd door suicidaire gedachten bezield was, handelt zonder overhaasting en volbrengt zijn oud plan door zorgvuldige afwerking. Bij deze soort chronische zelfmoord geven de omstandigheden der daad zeer waardevolle inlichtingen omtrent de persoonlijkheid van de zelfmoordenaar en aangaande zijn psyche. Het probleem, dat naar de dood voerde, was vaak het grote levensprobleem. Het vraagstuk, dat de dader de weg van de dood deed kiezen en hem de manier aangaf om zelfmoord te plegen was ook dat, dat richting gaf aan het leven.
De zelfmoord van Heinrich von Kleist is een chronische geweest van het laatste type. Dat hij reeds lang over zelfmoord nadacht, daarvan getuigen zijn herhaalde voorstellen tot gezamenlijke dood: aan Karl von Pannwitz, Ernst von Pfuel, aan Otto August Rühle von Lilienstern, aan Marie von Kleist - Gualtieri en aan anderen. In de uitvoering van zijn ultieme daad wijst ook niets op overhaasting. Zo komt hij reeds met vaste bedoelingen de vooravond van zijn dood, samen met zijn gezellin Henriette Vogel, in de afspanning aan de Wannsee. Beiden bereiden hun levensafscheid voor. Kleist schrijft die avond zelf aan Sophie Haza-Müller, de vrouw van Adam Müller, en de volgende morgen, de dag van zijn dood, nog aan zijn zuster Ulrike.
Henriette schrijft verschillende afscheidsbrieven, onder andere een zeer uitvoerige aan Ernst Friedrich Peguilhen. Rustig, eerder wat uitgelaten en opgewekt gaan zij samen naar hun levenseinde, dat zij zorgvuldig uitkozen. Niets wijst op een acute phase.
De overweging, dat beider dood een overlegde was, wettigt ons analytisch onderzoek van wat wij terecht noemen de chronische zelfmoord van Heinrich von Kleist samen met de dood van Henriette Vogel.
Bij het vinden van twee lijken samen, is het aantal der mogelijke doodsoorzaken beperkt. Een hele reeks theoretische mogelijkheden vervallen daarenboven in de praktijk onder de grote zeldzaamheden. Aldus komen:
| |
| |
1. | Natuurlijke dood van twee personen ongeveer te gelijker tijd; |
2. | Natuurlijke dood van één persoon met bijgaande zelfmoord van een tweede persoon, of met bijgaand ongeval; |
3. | Moord plus ongeval; |
slechts bij grote uitzondering voor. Dubbelmoord en dubbelongeval zijn frequenter.
Al de hierboven vermelde doodsoorzaken vallen voor het paar Heinrich von Kleist - Henriette Vogel zonder meer uit de aard der zaak weg. Ongeval plus zelfmoord kunnen wij ook als hypothese onmiddellijk van de hand wijzen, aangezien van beide partners ons de wens de dood in te gaan bekend is en gezien de nauwgezetheid waarmede de daad werd voorbereid. Alleen reeds het bestaan van afscheidsbrieven van de hand van Kleist zowel als van de hand van Henriette Vogel, doet ook mogelijke moord of doodslag met zelfmoord van de dader - suicide postagressionnel der Franse auteurs - verwerpen. Alleen doodslag op verlangen met bijgaande zelfmoord van de dader en dubbel zelfmoord, de laatste twee theoretisch mogelijke doodsoorzaken bij het samen aantreffen van twee lijken moeten verder uitvoerig onderzocht worden in verband met de dubbele dood Heinrich von Kleist - Henriette Vogel.
Men spreekt van dubbelzelfmoord wanneer beide partners op het ogenblik der gelijktijdige daad besloten zijn door zelfmoord te sterven. Eén partner is meestal het leidende deel van het duo en deze brengt de andere dan zover, dat hij met de gemeenschappelijke dood instemt. Beter dan van dubbelzelfmoord spreekt men dus van geïnduceerde zelfmoord.
Bij de ideale gemeenschappelijke zelfmoord trachten beide partners op hetzelfde ogenblik te sterven. Ze kiezen dan ook meestal een uitwendige oorzaak, die op beiden tegelijk dodend inwerkt. Gezamenlijke koolmonoxydevergiftiging van twee personen die wensen zich van het leven te beroven is een mooi doorgevoerde dubbelzelfmoord. Het
| |
| |
voorbeeld van de Japanse liefdesparen, die zich samengebonden op de spoorbaan leggen of zich samengebonden in het water storten, wijst de bedoeling van de lotsgebondenheid en gemeenschap duidelijk aan.
Op minder volmaakte wijze is de dubbelzelfmoord voltrokken wanneer het ogenblik van het inwerken der doodsoorzaak op beide partners verschilt. Tegenover het geval van twee geïsoleerde zelfmoorden, korte tijd na elkaar doorgevoerd, opdat men nog van dubbelzelfmoord zou kunnen spreken, is natuurlijk essentieel dat niet te veel tijd verloopt tussen beide afzonderlijke gevallen van zelfmoord. Iedere tijd tussen de twee doodsmomenten verlopend, is immers bij de normale zuivere dubbelzelfmoord ongewenst. De daders trachten zo verenigd mogelijk de dood in te gaan. Het is een intieme maar zeer duidelijke bijbedoeling van de twee mensen die vrijwillig gemeenschappelijk het leven verlaten om zo nauw mogelijk lotsverbondenheid te bereiken. Ze moeten daarom zo samen mogelijk sterven. Wanneer niet een uitwendige doodsoorzaak - weer gemeenschapszin: zelfde wijze van sterven - gekozen wordt door de partners van een dubbelzelfmoord, dan zijn beide meestal actief in de vernielingsdaad. Beiden treffen het besluit te sterven, beiden wensen de dood, beiden willen er dan ook iets voor doen. Ieder lid van de zelfmoordgemeenschap brengt zich zelf de dood toe. Vader en zoon brengen zich samen om het leven door het gemeenschappelijk ledigen van een zelfde giftbeker. Man en vrouw plegen ongeveer op hetzelfde ogenblik zelfmoord door het nemen van een dodelijke dosis slaapmiddel. Twee partners van een dubbelzelfmoord jagen zich, elk voor zich zelf, een kogel door het hoofd. Wanneer bij een dubbelzelfmoord? bij beide partners was het besluit te sterven aanwezig op het ogenblik der daad! - slecht één lid actief is, en deze doodt eerst de andere en dan zichzelf, dan is op zijn minst de uitvoering als dubbelzelfmoord weinig gelukt, men aarzelt zelfs dit nog zo te noemen. De overgang naar doodslag op verlangen, gevolgd door zelfmoord van de dader is hier inderdaad vloeiend.
Het staat toch een dader van een doodslag vrij, onmiddellijk zelfmoord te plegen, alleen, omdat hij dader geworden is of ook om andere reden daarbij, en wel bij voorbeeld omdat
| |
| |
hij het leven reeds lang moe was, of omdat hij wenst samen met zijn slachtoffer een min of meer gemeenschappelijke dood te sterven. Het staat dan ook de objectieve waarnemer vrij, dit nog als dubbelzelfmoord of reeds als doodslag op verlangen met daarop volgende zelfmoord of reeds als doodslag op verlangen met daarop volgende zelfmoord van de dader te beschouwen. Best is, dit voor ieder geval afzonderlijk uit te maken met determinerende inachtname van de geestesgesteldheid en de bedoelingen van beide partners.
Eerst bij haar besluit te sterven schoot Heinrich von Kleist, alvorens zich zelf door mondschot om het leven te brengen, Henriette Vogel een moordend schot in de borst. Alleen omdat beiden niet op hetzelfde ogenblik stierven, en omdat van beiden Kleist alleen actief optrad, besluiten, dat hier doodslag op verlangen, met daarop volgend zelfmoord van de tegenover zijn slachtoffer verontschuldigde dader gebeurde, zou een al te theoretische gevolgtrekking moeten zijn. Immers, Henriette Vogel kan niettegenstaande haar formele wens tot echte dubbelzelfmoord, zo zeer afkerig geweest zijn van een actieve rol in de voltrekking der daad zelve, dat dit feit Heinrich von Kleist er toe noopte alleen uitwerker van beider wensen te worden. Natuurlijk zouden beiden bijvoorbeeld, door een dood door verdrinking - lag het niet voor de hand aan de boorden van de Wannsee? - een andere doodsoorzaak zoekend, de eventuele afkeer van één partner van een actieve medewerking hebben kunnen ontwijken. De oplossing verdrinkingsdood zou dan ook het moment van beider dood hebben doen samen vallen en de dubbelzelfmoord zou meteen op volmaakte wijze voltrokken zijn geweest. Hier komt echter het zeer delikate probleem van de keuze van het zelfmoordmiddel ter sprake. In de keuze van dit middel worden de zelfmoordlustigen reeds sedert altijd geleid door het bekend cito, tuto en jucunde, snel, zeker en aangenaam. Bovenal wordt echter toch weer steeds iedere zelfmoordenaar gedreven naar het middel van zijn persoonlijke voorkeur. Daarenboven is het een bekend feit, dat vaak iemand, die na een mislukte zelfmoordpoging ondervraagd wordt, verklaart de meest grondige afkeer te hebben van alle middelen tot zelfvernieling, behalve dan dat van zijn keuze.
| |
| |
Mogen wij niet, omdat beiden niet op hetzelfde ogenblik stierven en omdat slechts één partner actief optrad, de dubbelzelfmoord in ons geval zonder meer verwerpen, dan moeten wij toch aangaande de diagnose dubbelzelfmoord voor het paar Heinrich von Kleist - Henriette Vogel zeer gewettigd twijfelen. In ieder geval bij Kleist, die reeds zolang de wens - ook het plan - tot dubbel zelfmoord koesterde, verwondert de weinig correcte vorm van uiteindelijke uitvoering ten stelligste.
Essentieel is voor het aanvaarden van dubbelzelfmoord, dat het besluit te stenen bij beide partners op het ogenblik der daad aanwezig zij. Dit besluit wordt door beide leden van het paar bij een echte dubbelzelfmoord genomen om dezelfde beweegredenen. Een gemeenschappelijke oorzaak ligt beide zelfmoorden tot grondslag. Zo wordt vaak samen zelfmoord gepleegd door twee personen die in geëxalteerde liefdesverhouding tot elkaar staan en die onontkoombare moeilijkheden een vereniging zien beletten. Dikwijls bestaat tussen de beide vrijwillige slachtoffers van een gemeenschappelijke zelfvernieling een familiale betrekking en is dan juist om deze verwantschap het zelfmoordmotief voor beiden hetzelfde. Man en vrouw plegen samen zelfmoord wegens de hopeloze financiële toestand van het huisgezin; vader en zoon wensen de schande en oneer die het losbandig bestaan van moeder over de familie bracht niet te overleven en samen gaan zij de dood vrijwillig tegemoet.
Een gemeenschappelijk vraagstuk wordt gemeenschappelijk zelfvernielingsmotief en brengt twee mensen tot het voltrekken ener dubbelzelfmoord. Deze gang van zaken treffen wij in het geval Heinrich von Kleist - Adolphine Henriette Vogel niet aan. Het was slechts door een eigenaardige samenloop der omstandigheden, dat Kleist heel kort na Henriette stierf, na haar door een schot om het leven te hebben gebracht. De drijfveren, die hij had voor zijn zelfmoord waren niet dezelfde als de motieven, die Henriette naar de dood deden verlangen: zij stierven dan ook geen echte dubbelzelfmoord.
Reeds vóór Henriette op de hoogte was van Kleist's wens met iemand anders samen te sterven, zocht zij een persoon, die haar het leven wou ontnemen. Haar twijfel of Heinrich tot zulke daad wel in staat was - denn es gäbe ja auf Erden
| |
| |
keine Männer mehr - was voor Kleist bedoeld als prikkel. Zij zette hem aan haar te doden: voor haar was hij vooreerst de man, die moed genoeg had haar onmiddellijk te helpen die stap te doen, die zij wellicht later als eenvoudige zelfmoordenares toch zou gedaan hebben. Hij was niet haar partner, hij was de lange tijd gezochte, die voor haar wou doen, wat zij zelf nog niet aandurfde. Zij stierf voor haar part zeker en vast door doodslag op verlangen, op uitdrukkelijke wens, zelfs op tartende uitnodiging.
Henriette Vogel had trouwens een reden om het leven te vluchten: zij waande zich ongeneesbaar ziek. Of Kleist dit belangrijk zelfmoordmotief van zijn slachtoffer kende of niet kende, is op grond van de geschriften en documenten die wij bezitten niet met onaantastbare zekerheid uit te maken. De autopsie van het lijk van Henriette toonde een zwaar lichamelijk lijden: een baarmoedercarcinoom of myoom, wij hakken de knoop niet door. Dokter Sternemann, Kreis Physicus und Hof Medicus, die de lijkschouwing deed, noteerde in zijn verslag: ‘Den Uterum fanden wir in seiner ganzen Substanz so widernatürlich verhärtet, dass der Cancer Occultus sehr evident sich darbot Diese Verhärtung hatte fast eine Knorpelartige Substanz welche nur durch den stärksten Druck eines scharfen Scalpells zerschnitten werden konnte. Ex Fundo Uteri floss eine eiterartige Feuchtigkeit heraus. Die Tubae fallopianae, die Ovaria, die Urinblase und die Nieren befanden sich in Normalzustande’.
De beschrijving van de steenharde baarmoeder doet aan verkalkt myoom denken, maar slechts zelden komen dereelijke myomen bij zo jonge vrouwen voor. In ieder geval, Adolphine Henriette Vogel zelf was in de rotsvaste overtuiging ongeneesbaar ziek te zijn: de dood door de kogel had voor haar ongetwijfeld euthanatische betekenis. Zeker heeft Heinrich von Kleist, buiten zijn weten of er zich van bewust, door Henriette Vogel op haar uitdrukkelijke wens en op haar ernstig verlangen van het leven te beroven, iemand die zich lijder waande aan een hopeloos kankerlijden - wellicht was zij het ook? - van het bevrezend vooruitzicht bevrijd van een smartvol en aesthetisch afstotelijk levenseinde na een langdurige en uiterst pijnlijke doodsstrijd. Een noodlottige drijfveer, het bewustzijn van haar ernstige ziekte- | |
| |
toestand stand, fascineerde Henriette, waardoor een zelfmoord of een bede tot euthanatisch ingrijpen als verstandsreactie kon volgen.
De vraag tot kunstmatig einde stellen aan hun lijden, en de zelfvernieling, komen bij geestelijk normalen niet voor, bij ziekten, hoe langdurig en geweldig pijnlijk zij ook wezen, waar ook maar de geringste en de meest problematische hoop op eventuele genezing nog overblijft. Verminkten en kreupelen, die zeker zijn dat hun minderwaardige lichaamstoestand tot het einde van hun leven zal voortduren, plegen, hoewel reeds meer, toch ook nog weinig zelfmoord. Zware zieken, zonder hoop op verbetering, die zonder doeltreffende hulpmiddelen steeds hun toestand geleidelijk zien verslechten, komen veel sneller tot zelfvernieling, vooral wanneer daarenboven een pijndood in 't vooruitzicht ligt. De persoonlijkheid van de zieke moet in ieder geval van op voorhand zodanig gestructureerd zijn geweest, dat een zelfmoordgedachte zich kon aanmelden en dat de uitvoering van dit zelfvernielingsidee mogelijk kon worden. Evenzo moet een bijzondere, voorbeschikte psychische structuur aanwezig zijn, opdat iemand een beredeneerde, rationele aanvraag tot euthanasie zou kunnen uiten. Rationeel wil niet zeggen logisch perfect, ook natuurlijk niet moreel verantwoord.
Dat Henriette Vogel stierf door doodslag op haar eigen rationeel verlangen, sloot niet uit dat haar geldingsdrang zich kon luchten door de soort dood die zij koos. Zij beschouwde het ongetwijfeld voor haar als een roemvol einde door de hand van een Heinrich von Kleist te kunnen sterven. Op deze geestesgesteldheid wijzen in haar laatste brieven talrijke plaatsen: ‘Wir beide, nämlich der bekannte Kleist und ich, befinden uns hier in einem sehr unbeholfenen Zustande, indem wir erschossen daliegen’, schrijft ze aan Ernst Friedrich Peguilhen. Aan Kleists brief aan Sophie Haza-Müller voegt zij onder andere toe: ‘Lebt wohl denn Ihr, meine liebe Freunde, und erinnert euch in Freud' und Leid der zwei wunderlichen Menschen, die bald ihre grosse Entdeckungsreise antreten werden’. Het voldoen van een geldingsdrang is zonder twijfel een drijfveer geweest die in Henriette Vogels vrijwillige dood een secundaire alhoewel bijkomstige rol heeft gespeeld. Veel meer dan op haar
| |
| |
beslissing tot passieve zelfvernieling, heeft dit gegeven ongetwijfeld ingewerkt op de wijze waarop Henriette verkozen heeft het leven te verlaten. Heinrich von Kleist was voor haar een zeer waardevol persoon, aangezien hij niet alleen bereid was haar over de dood heen te helpen, maar daar, door zijn bereidwilligheid, hij haar tevens een roemvol einde kon bezorgen. Om deze dubbele reden zette Henriette Vogel, Heinrich von Kleist met zoveel nadrukkelijkheid aan haar te doden. Om deze dubbele reden bracht zij het zover, dat Heinrich op 9 November 1811 aan Marie von Kleist schrijven zou: ‘Nur so viel wisse dass meine Seele durch die Berührung mit der ihrigen zum Tode ganz reif geworden ist’.
Waar Adolphine Henriette Vogel voor haar part zeker stierf door doodslag op verlangen, pleegde Kleist van zijn kant dan alleen zelfmoord omdat hij dader geworden was van die doodslag? Neen, Heinrich von Kleist na Henriette Vogels nadrukkelijke aanvraag tot doodslag op haar persoon te hebben ingewilligd, pleegde niet alleen omdat hij dader geworden was zelfmoord: hij had tot zijn zelfvernieling ook andere voor hem zelf meer belangrijke beweegredenen. Kleist moet daartoe andere gronden hebben gehad, en deze motieven moeten van meer doorslaggevende aard geweest zijn, want reeds van voor hij Henriette had leren kennen had hij herhaalde malen zijn intentie tot zelfmoord uitdrukkelijk te kennen gegeven. De innige wens en het vaste voornemen tot zelfvernieling kort na of samen met de vrijwillige dood van een geliefd persoon bestonden van voor dat hij dader werd, de motieven tot dat soort zelfmoord moeten dus ook van vroeger reeds hebben bestaan. Heinrich von Kleist bracht zich ook niet, na dader geworden te zijn, een moordend mondschot toe alleen omdat hij daarenboven reeds lang levensmoe was. Want, waarom zou het hem dan steeds noodzakelijk zijn geweest, dat een gemind persoon samen met of kort voor hem vrijwillig stierf? Waarom zou hij dan steeds getracht hebben naar iemand, die met hem de dood wou ingaan? Het feit dat het leven voor Kleist geen waarde meer had, zal ongetwijfeld wel medegespeeld hebben in zijn zelfmoord, maar een andere, meer inslaande drijfveer moet hem naar zijn vrijwillige ondergang hebben geleid. Aangezien
| |
| |
niets Heinrich in het leven, dat hij toch moe was, weerhield, was de stap tot zelfvernieling hem voorzeker veel lichter: geen rem belette nog zijn, om andere beweegredenen te voltrekken zelfmoord.
De belangrijkste drijfveer, die moet geleid hebben tot de eigenaardige zelfmoord van Kleist, moet dezelfde beweeggrond geweest zijn die Heinrich steeds in zijn leven deed zoeken naar een min of meer geliefd persoon, die kort voor of samen met hem vrijwillig wou sterven.
Het was niet een wel bepaald persoon, die Kleist moest vergezellen op zijn laatste reis, het ging hem niet om een persoon. De grondbeweegreden van Heinrich von Kleists dood door zelftoegebracht mondschot, lag dus besloten in de bijgaande zelfmoord of in de te voren door hem verrichte doodslag op verlangen. Wanneer immers het motief niet lag in de persoon die hem vergezellen zou, kon het alleen gelegen zijn in het feit van het vergezellen zelve.
De mogelijke beweegredenen tot zelfvernietiging voortkomend uit een voorafgaande doodslag of een samengaande zelfmoord, zijn slechts drie in aantal:
1. | Schuldgevoel. |
2. | Wanhoop, soms samengaand met de vrees alleen te moeten voortleven. |
3. | Wellust: Algolagnische bevrediging. |
Schuld of wanhoopsgevoel kunnen bij Heinrich von Kleist niet een tot zelfmoord voerende rol gespeeld hebben, aangezien hijzelf voorstellen deed aan min of meer geminde personen om voor of samen met hem te willen sterven. Het moet dus een zekere vorm van wellustbeleving geweest zijn die Kleist voerde naar zelfvernietiging.
Kleist wou sterven in intens wellustige overgave wanneer iemand samen met hem, hij wenste en hoopte alleen voor hem, pour lui, zelfs de wreedste levenspijniging - de dood - en zelfs het duistere onbekende - het namaals - vrijwillig wou aanvaarden. Dat ene intens wellustige geluksgevoel zou hem van veel meer waarde zijn dan het leven dat hij toch reeds lang als een kwelling voelde: dat motief bracht Heinrich von Kleist tot zijn dood door mondschot na zijn doodslag
| |
| |
op verlangen. Het verlangen van Henriette was in die zin ook het verlangen van Heinrich, alleen had hun beider betrachting een andere reden, zoals ook beiden om een heel ander motief vrijwillig de dood ingingen.
Heinrich von Kleist kon zich - bewust of onbewust van het pseudo van Henriette's doodsbereidschap uit liefdesoffer - inbeelden ‘zijn’ dood te sterven. Hij kon in die zin schrijven op 12 November 1811 aan Marie von Kleist: ‘Morgens und Abends knie ich nieder, was ich nie gekonnt habe, und bete zu Gott; ich kann ihm mein Leben, das allerqualvollste das je ein Mensch geführt hat, jetzt danken, weil er es mir durch den wollüstigsten aller Tode vergütigt.’
Na het objectief analytisch onderzoek der feiten en omstandigheden die met Kleists zelfmoord rechtstreeks in verband staan, komt men dus tot het besluit dat de grote beweeggrond die hem tot zijn zelfvernieling voerde, het wellustige geluksgevoel was, dat voor hem verbonden lag aan tot de dood zelf gaande overgave aan iemand, die zelf het meest fantastische en totale offer voor hem had gebracht.
Dit motief kon hem zo zonder moeite naar de dood voeren omdat niets hem in het leven weerhield: daar het leven hem totaal onwaardig, zelfs smartvol voorkwam, hoorde hij de roep der vitale weerstandskrachten niet langer. Kleist stierf dus om één positieve beweeggrond en daar talrijke negatieve levenservaringen hem het leven als onwaardig deden aanvoelen: literair onsucces, hopeloze financiële toestand, wellicht politieke ontevredenheid en vele andere. Gelegenheidsoorzaak tot Kleists zelfmoord werd de aanvraag tot doodslag van wege Henriette Vogel, daar deze bede hem toeliet met relatief gerust geweten de onweerstaanbare drang van het eigen instinct te volgen. Dit besluit ener ontleding der feiten en omstandigheden van Kleists eigenaardige en tragische einde wordt formeel bevestigd door een onderzoek zijner laatste brieven.
Wanneer een zelfmoordenaar in zijn geschriften zelf een motivering aangeeft voor zijn daad, dan moet men steeds tamelijk critisch tegenover de aldus vermelde beweegredenen staan. Immers, waar in ongeveer de helft der gevallen de dader oprecht tracht, de ware gronden die hem van het leven deden scheiden, bekend te maken, geeft in de andere helft de
| |
| |
zelfvernieler slechts een opzettelijke of onbewuste valsmotivering zijner daad. In plaats van een verklaring krijgt men vaak een verrechtvaardiging. Beschuldigingen van andere personen en aanklachten tegen de maatschappij komen dikwijls voor. Eventuele zelfbeschuldigingen of andere valsmotiveringen ten ongunste van de zelfmoordenaars, treft men in hun eigen geschriften veel minder aan en bijna steeds zijn deze dan toch nog vergezeld van enigermate verontschuldiging of onrechtstreekse verrechtvaardiging. Met terughoudende voorzichtigheid, leest men dan ook een brief van 10 November 1811, waarin Heinrich aan Marie von Kleist vier beweegredenen aangaf voor zijn besluit tot zelfmoord:
1. | Een reden besloten in zich zelf. |
2. | Vervreemding en isolering der mensen. |
3. | De hopeloze politieke toestand en vooral de houding van de Koning. |
4. | Het feit, dat hij Henriette Vogel had leren kennen. |
Met gewettigde verwondering lezen wij:
‘Die Allianz, die der König jetzt mit den Fransozen schliesst ist auch nicht eben gemacht mich im Leben festzuhalten’.
Voor de aanvang der besprekingen, die leiden tot het volgens hem zo noodlottig bondgenootschap, uitte Heinrich von Kleist herhaaldelijk zelfmoordbedoelingen en steeds waren deze onverbrekelijk verbonden aan voorstellen tot gemeenschappelijke dood. Een uitleg voor Kleists suicidaire gedachten kunnen we in het bondgenootschap dus zeker niet vinden, nog veel minder een verklaring voor zijn voorstellen aan Karl von Pannwitz, Rühle, Pfuel en Marie von Kleist.
De mening dringt zich op, dat Kleist in zijn kritiek op ‘Die Allianz, die der König jetzt mit den Fransozen schliesst’ meer de bestaande politieke toestand heeft willen aanklagen, dan een motivering zijner zelfvernietiging geven. Duidelijk blijkt dit immers uit wat volgt:
‘Was soll man doch, wenn der König diese Allianz abschliesst, länger bei ihm machen? Die Zeit ist ja vor der Tür,
| |
| |
wo man wegen der Treue gegen ihn, der Aufopferung und Standhaftigkeit und aller anderen bürgerlichen Tugenden, von ihm selbst gerichtet und an den Galgen kommen kann’.
Verre van ons te beweren, dat de door hem aangeklaagde politieke toestand niet de pessimistische levensopinie van Heinrich von Kleist hielp onderhouden, maar een verklaring voor zijn zelfmoord, kort na zijn op aanvraag verrichte doodslag kunnen wij er niet in vinden.
Vereenzaming in de maatschappij en vervreemding in het leven voelde Heinrich von Kleist vooral, daar zijn omgeving zijn verdienstelijk werk niet naar waarde schatte:
‘Der Gedanke, das Verdienste, das Ich doch zuletzt, es sei nun gross oder klein, habe, gar nicht anerkannt zu sehn, und mich von ihnen (Kleist bedoelt hier zijn zusters) als ein ganz nichtsnutziges Glied der menschlichen Gesellschaft, das keiner Teilnahme mehr wert sei, betrachtet zu sehn, ist mir überaus schmerzhaft, wahrhaftig es raubt mir nicht nur die Freuden, die Ich von der Zukunft hoffte, sondern es vergiftet mir auch die Vergangenheit’.
De onrechtvaardige weigering van zijn onmiddellijke familiekring een waarderende belangstelling voor zijn werk te tonen, stemde Kleist met een zo wrang en bitter gevoel, dat hij dit, voor hij vrijwillig de dood inging, nog eens aan zijn confidente Marie von Kleist wou luchten. In zijn vertrouwelijke brief klaagt hij dit gebrek aan doorzicht zijner omgeving dan ook vinnig aan, en wijst - als het ware terloops - op de suicidogene invloed van de om deze reden ontstane pijnlijke levensisolatie. Weer hebben wij hier te doen met een motief dat, zonder direct tot zelfmoord te leiden, toch een belangrijke rol speelde in Kleists zelfmoordbereidheid. Een gevierde en bewonderde zou veel langer geaarzeld hebben het leven te verlaten dan de vervreemde, vereenzaamde, niet naar zijn waarde geschatte Heinrich von Kleist. Gunstige levensomstandigheden, sterke sociale binding en gespannen toekomstverwachtingen zijn zoveel beveiligingen tegen zelfmoord die bij Kleist ontbraken.
De ware beweegreden tot zijn mondschot na zijn dood- | |
| |
slag op de persoon van Henriette Vogel, geeft Kleist zelf op het einde van zijn brief:
‘Rechne hinzu, dass Ich nun eine Freundin gefunden habe, deren Seele wie ein junger Adler fliegt, wie Ich noch in meinem Leben nichts ähnliches gefunden habe: die meine Traurigkeit als eine höhere, jestgewurzelte und unheilbare begreift, und deshalb, obschon sie Mittel genug in Händen hätte mich hier zu beglücken, mit mir sterben will; die mir die unerhörte Lust gewährt, sich um dieses Zweckes Willen, so leicht aus einer ganz wunschlosen Lage, wie ein Veilchen aus einer Wiese, heraus heben zu lassen; die einen Vater, der sie anbetet, einen Mann, der groszmütig genug war sie mir abtreten zu toollen, ein Kind, so schön und schöner als die Morgensonne um meinetwillen verlässt: und Du wirst begreifen, dass meine ganze jauchende Sorge nur sein kann, einen Abgrund tief genug zu finden, um mit ihr hinab zu stürzen - Adieu noch einmal! -’.
Al de besluiten ener deductieve beschouwing van Heinrich von Kleists zelfmoordomstandigheden worden hier door hemzelf in een spontane gemoedsuiting bevestigd. Het slot van de brief van 10 November 1811 aan Marie von Kleist legt uit, waarom Heinrich op 21 November 1818 eerst Henriette Vogel op haar aanvraag doodde en dan zelfmoord pleegde. Kleists groot zelfvernielingsmotief was de wellust, de unerhörte Lust, voor hem verbonden aan Henriette's aangevraagde dood en aan zijn eigen offer - zelfmoord.
Wij breiden nu het zakelijk onderzoek van Kleists laatste brieven uit tot die teksten, waar hij niet trachtte een verklaring voor zijn tragisch levenseinde te geven. Vaak, met bijzonder illustratief vermogen soms, openbaart Heinrich von Kleist ook hierin, de drijfveer, die hem tot zijn zelfmoord leidde.
Aan Marie von Kleist, in zijn brief van 12 November 1811 legde Heinrich met de duidelijkste klaarheid uit dat hij haar, die hij veel meer dan Henriette Vogel innig liefhad, slechts verliet omdat hij het opperste wellustige geluksgevoel alleen in een masochistische zelfmoord kon vinden, nadat iemand hem het levensoffer had willen brengen.
| |
| |
‘Kann es Dich trösten, wenn Ich Dir sage, dass Ich diese Freundin niemals gegen Dir vertauscht haben würde, wenn sie weiter nichts gewollt hätte, als mit mir zu leben?
Gewiss, meine liebste Marie, so ist es, es hat Augenblicke gegeben, wo Ich meiner lieben Freundin offenherzig diese Worte gesagt habe. Ach, Ich versichere Dich, Ich hab' Dich so lieb, Du bist mir so überaus teuer und wert, dass Ich kaum sagen kann, Ich liebe diese liebe, vergötterte Freundin mehr als Dich. Der Entschluss, der in ihrer Seele aufging, mit mir zu sterben, zog mich, Ich kann Dir nicht sagen, mit welcher unaussprechlichen, unwiderstehlichen Gewalt an ihre Brust. Erinnerst Du Dich wohl, dass Ich Dich mehrmals gefragt habe, ob Du mit mir sterben willst, - aber Du sagtest immer nein. Ein Strudel von die empfundener Seligkeit hat mich ergriffen und Ich kann Dir nicht leugnen, dass mir ihr Grab lieber ist als die Betten aller Kaiserinnen der Welt.’
Plots op het einde van Heinrichs uitleg kwam de echte bekentenis:
sado-masochistische gevoelens werden in duidelijke vorm toegegeven: ‘dass mir ihr Grab lieber ist als die Betten aller Kaiserinnen der Welt!’
Het werd een uitbarsting, een revelerende ontlading.
Het algolagnische, smartlustige geluksgevoel dat de aangevraagde dood van Henriette Vogel over Heinrich von Kleist gebracht heeft, is slechts geëvenaard geworden door het intense genot dat het vooruitzicht van zijn eigen zelfmoordoffer hem gaf: met onweerstaanbaar, onuitsprekelijk geweld dreef Kleists losgebroken instinct hem naar het beleven van dit dubbel geluk.
Dat Heinrich het uiterste zelfoffer van een uit liefde aanvaarde, gewenste dood aanvoelde als het beleven van het opperste genot, schreef hij aan dezelfde Marie von Kleist op 9 November 1811, nauwelijks twaalf dagen voor zijn dood, wanneer hij haar liet weten hoe hij over zijn zuster Ulrike dacht:
‘Sie hat, dünkt mich, die Kunst nicht verstanden sich aufzuopfern, ganz für das, was man liebt in Grund und Boden zu gehn: das Seligste, was sich auf Erden erdenken lässt, ja
| |
| |
voorin der Himmel bestehen muss, wenn es wahr ist, dass man darin vergnügt und glücklich ist.’
Met innige voldaanheid, stierf Heinrich von Kleist in een soort euphorische stemming, het bewijs hiervan leverde hij zelf nog eens in zijn laatste brief aan Ulrike.
‘Ich kann nicht sterben, ohne mich, zufrieden und heiter, wie Ich bin, mit der ganzen Welt, und somit auch, vor allen Anderen, meine teuerste Ulrike, mit dir versöhnt zu haben.’
Zo begint hij die brief, geschreven de morgen van de 21 November 1811, zijn zelfmoorddag. Eindigend stuurt hij haar zijn wens:
‘Möge dir der Himmel einen Tod schenken, nur halb an Freude und unaussprechlicher Heiterkeit dem meinigen gleich: das ist der herzlichste und innigste Wunsch, den Ich für dich aufzubringen weiss’.
In Kleists ‘unaussprechlicher Heiterkeit’, in zijn ‘Strudel von nie empfundener Seligkeit’, in zijn ‘herrlichsten und wollüstigsten aller Tode’ waren positieve, sadistische ‘unerhörte Lust’ en negatieve Algolagnie, masochistische wellust verbonden als ‘das + und - der Algebra zusammen’. In Kleists ‘bizarres und tragisches Ende’ zoals Marie het twintig jaar na zijn dood zou noemen, waren verenigd Penthesilea's
Das reimt sich, und wer recht von Herzen liebt,
Kann schon das eine für das andre greifen’.
en de andere pool: de ‘gänzliche Hingebung’ van Kätchen von Heilbronn. Had Kleist zelf niet reeds vroeger aan Marie geschreven dat Penthesilea en Kätchen ‘ein und dasselbe Wesen’, waren ‘nur unter entgegengesetzten Beziehungen gedacht’?
De onweerstaanbare, innerlijke drang die Kleist tot zelfmoord voerde zien we ook in zijn litteraire kunstwerk onmee- | |
| |
dogend scherp doorbreken. Wie vasthoudt aan de enigszins opgeschroefde formule van Gundolf ‘Der Künstler existiert nur insofern er sich im Kunstwerk ausdrück’ vindt een verschrikkelijk vrouwelijk sadisme in de Penthesilea, waarvoor Kleists opdracht luidde:
‘Zärtliche Herzen gefühlvoll geweiht! Mit Hunden zerreisst Sie Welchen Sie liebt, und isst, Haut dann und Haare, ihn auf’.
In moordende razernij, omgeven door honden, die ‘ein grässliches Geheul anstimmen’, verscheurt de amazonenkoningin met aan waanzin grenzende wellust haar met uiterste passie begeerde Achilles:
‘Den Zahn schlägt sie in seine weisse Brust,
Sie und die Hunde, die wetteifernderi’.
en na deze weerzinwekkende moord, sterft zij in woeste zelfvernieling:
‘Und diesem Dolch jetzt reich Ich meine Brust;
So! So! So! So! und wieder! - Nun ist's gut’.
Van dit toppunt van voorstellingssadomasochisme schreef Heinrich von Kleist: ‘Es ist wahr, mein innerstes Wesen liegt darin: der ganze Schmerz zugleich und Glanz meiner Seele’.
Wanneer Kleist Kätchen von Heilbronn onderwerpt aan de Feuerprobe, schept hij een masochistisch karakter: Wetter vom Strahl mag haar pijnigen tot zij uitroept: ‘Du quälst mich grausam, dass Ich weinen möchte’, toch zal hij van haar kunnen blijven getuigen:
‘Wahr ist's, sie geht auf der Spur, die hinter mir zurückbleibt. Wenn Ich mich umsehe, erblick' Ich zwei Dinge: mein Schatten und Sie’.
De onregelmatige verhouding Kätchen - Strahl zal Kleist doen vrijspreken door het Femgericht, wettigen door de keizer, toejuichen door het volk!
In het verdere opus van Heinrich von Kleist - ‘Amphi- | |
| |
tryon’, ‘Verlobung in St. Domingo’, ‘Der Zweikampf’, ‘Marquise von O’ geschriften in ‘Berliner Tageblätter’ en andere meer - kan op talrijke plaatsen de drang naar algolagnie aangetoond worden, ook in het leven van de dichter. Men denke slechts aan de pedante brieven aan Wilhelmine von Zenge: beleringswellust, ‘Belehre deine Magd, mein edler Herr!’.
Het raadsel der wanverhouding tussen een door echte liefdesdaad waarschijnlijk onberoerd leven en Kleists kunstwerk, waarin het erotische en het algolagnische een zeer belangrijke rol spelen, vindt in voorstellingssadomasochisme zijn oplossing.
Waar remmende invloeden van aesthetisch gevoel, geweten en wil de weg tot daden versperden, werd in voorstelling en verbeelding de noodzakelijke compensatie gezocht. Kunst, litteratuur en drama vooral, werden een toevlucht. Schreef niet Heinrich von Kleist zelf aan Wilhelmine von Zenge:
‘Ich habe jede Stunde benutzt meine Wünsche in Träume zu erfüllen’?
P.F. GHYSBRECHT
|
|