Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 855] [p. 855] [Gedichten van Hendrik Diddens en W.F. Golterman] Rondeel Het heeft gesneeuwd over de stad vannacht; Ik voel mijzelve lichaamloos ontwaken, Boven de grens de ruimte uit geraken; Zwevend, van aardse zwaarte losgedacht. Zonder herinnering, niet meer bevracht Met nasleep van de woorden, die wij spraken; Het heeft gesneeuwd over de stad vannacht Om al het oude ongedaan te maken. Zij laat geen voetspoor achter op de vacht... Die jaren lang vergeefse reis moest maken, Om tot dit nooit verzaakte doel te raken Staat op de drempel. Sprakeloos. En lacht. Het heeft gesneeuwd over de stad vannacht. [pagina 856] [p. 856] Marianna Alcoforado De Chamilly! - Een verre echo galmt... Wat toeft zij in de kloosterzaal en talmt? Vergeefse wacht: die ging zal niet meer keren: Liefde is hongren, armoe en ontberen. De wind blaast gierend en haar waskaars walmt; Gebed laait op uit de kapel, weergalmt; Een wild, ontembaar, machteloos begeren Springt in haar op, een vuur en een verteren. Eén lange zomer heeft hij haar bezeten; Zij was zijn dorst een drank, zijn honger bete, Gretig gebruikt en achteloos versmeten. Nu ligt dit lege leven in haar handen -. Waar eens de fakkel van haar hartstocht brandde Staat zij nu vastgenageld aan haar schande. [pagina 857] [p. 857] Kwatrijn Wie liefheeft: leed krijgt hij tot metgezel; Schaduw en licht vormen een wisselspel. Wie juicht bij dageraad om een begroeten Weeklaagt bij avondrood om een vaarwel. W.F. GOLTERMAN [pagina 858] [p. 858] De overtocht Slurp hijgend nog wat lauwe sap van een citroen, kwijl nu maar verder op 't gefestonneerde laken; misschien denkt gij nog vluchtig kalfssauté te smaken of 't allerlaatste tipje paling in het groen. Wie zegt daar dat gij déze morgen sterven gaat? Het kan u niet sekuur meer tot van binnen treffen: hoor onder 't raam uw hondje naar de kinders keffen alsof gijzelf nog op de stoep te roken staat. Zie door uw toeë ogen al die mensen aan, zij waren sedert lang niet meer hier langs gekomen: de makkers uit uw jeugd, de schimmen uit uw dromen, uw leuke petemoei en de oude Knobbeljaan. Is dat daar zelfs uw eigen lieve moeder niet die om de straathoek traag komt aangetreden? Zoek naar uw Zondagspak, dra gaat gij met haar mede naar 't spiegelland uit haar vergeten wiegelied. Zwoeg u nog even door de reutel en door 't zweet: een buitenaards begin gaat reeds uw eind bekringen. Zink veilig weg in tijdeloze schemeringen, waarvan ik tevergeefs de overbrugde diepte meet. HENDRIK DIDDENS Vorige Volgende