Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8
(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |
[pagina 562]
| |
‘A great love is a fire | |
[pagina 563]
| |
Nota's voor de regisseurDecorDaar dit geen realistisch stuk is, zeker geen realistisch decor. Het geheel zeer schematisch. Effen panelen in een eenvoudig gebinte. Een gelijke grijze kleur. Alleen de trap en het kamertje boven ontsnappen hieraan. De trap is helderwit. Het kamertje boven, in tegenstelling met het uiterst herleid aangeven der andere kamers, is een bric à brac van een heftige kleur. Affiches, een gitaar of een mandoline. Papieren allerhande, portretten van musici. Een fonograaf. Kleurige lappen. Zodat wanneer het licht in dit kamertje aangaat voor het eerst, de toeschouwer die al gewoon was aan de grauwheid van het Pattinihuis, ineens een hevige, bijna glanzende, nieuwe wereld in dit huis ontdekt, de kamer waar de vroegere musicus zich terugtrekt om te ‘werken’, waar de dromen dus opgestapeld zijn, en waar het meisje Andrea sterft. | |
LichtenDoven langzaam, gaan langzaam aan. In een paar gevallen kan de overschakeling echter vlug gebeuren. Bijvoorbeeld wanneer Hilda in het tweede bedrijf zegt: ‘Wat voeren zij daar toch uit?’ kan een zeer vlugge overschakeling, die Andrea's kamer in het volle licht zet en de huiskamer in de schaduw, haar gedachtengang suggereren. | |
MuziekIk duidde aan: weke muziek. Men kan evengoed lezen: sentimentele, ontroerende muziek. Indien er geen speciale muziek gecomponeerd wordt, zou ik een passage van ‘Les Biches’ van Francis Poulenc prefereren, die steeds terugkomt als een leitmotiv. Vooral de muziek niet gebruiken om bepaalde sentimentele passages te onderlijnen. Eerder wat laten rondfladderen, versnipperen over het geheel. | |
PersonenHeel schematisch zie ik die als volgt: Andrea en Thomas: heel jong. Geen jeune premiers met theater- | |
[pagina 564]
| |
stemmen. Andrea draagt in de eerste twee bedrijven een broek en een pull-over. Zij heeft zwart, kortgeknipt haar. Is los, beweeglijk, in zichzelf gekeerd. Rookt veel. Latente hysterie. Thomas: draagt ook een pull-over, zonder hemd. Hij is niet achterlijk, maar een beetje vreemd. Ziekelijk gevoelig. Soms dikhuidig, soms uitermate kwetsbaar. Even trager, maar fantastischer dan Andrea. Hij spreekt met handbewegingen. De moeder: Onderdrukte overgevoeligheid. Zij heeft zichzelf zolang het harnas der beheersing, der kalme berekening opgelegd dat het een tweede natuur geworden is. Metaalstem. De vader: Hij zit er maar. Probeert tot ‘rust’ te komen, maar wil die eigenlijk niet. Zeker geen meubelstuk. Eerder een bliksemafleider die de onrustige bewegingen der anderen opslorpt. Aldus een zekere verademing laat aan de toeschouwer. Hilda: Is opgevoed geworden door haar zieke moeder en in kostscholen. Een oud jongmeisje. Niet belachelijk, hoe naïef haar gezegden ook zijn. | |
[pagina 565]
| |
Eerste bedrijf
Het decor is een grillige doorsnee van het appartement der Pattini's. Rechts de woonkamer. Een tafel, een kast, een sofa en een paar stoelen. Aan de muur een oude affiche van een Pattini-recital. Het raam rechts geeft uit op de straat. De deur in de ‘fond’ is die van de slaapkamer der ouders.
Links, drie-vier trappen hoger, de kamer van Andrea. Een ijzeren bed. Tussen deze twee kamers begint de trap die naar een klein kamertje boven de huiskamer leidt.
Als het gordijn opgaat is alleen de huiskamer verlicht. Pattini, een moede, voorovergebogen man van in de vijftig, zit op de sofa. Hij spreekt traag, welwillend, slap. Zijn vrouw is vroeger een schoonheid geweest, maar daar is niet veel meer van te merken. Zij is zenuwachtig en hard. Zij zit aan de tafel, drinkt koffie.
De Moeder
De manchetknopen, Pattini, en je weet het goed genoeg, zijn voor Thomas. Waarom moet jij ze, precies vandaag, aandoen? Het lijkt wel alsof je het opzettelijk doet, alsof je wil dat hij er uitziet als een vagebond. Je weet wat er van afhangt en toch veroorloof je je weer grilletjes.
De Vader
Waarom mag ik niet eens zijn manchetknoopjes aandoen, als hij mijn scheerzeep gebruikt, mijn hemden aandoet? Waarom moet ik mij altijd met veiligheidsspelden behelpen? | |
[pagina 566]
| |
De Moeder
Morgen, Pattini, overmorgen, elke dag vanaf morgen mag je ze aandoen. Vandaag niet, als alles op het spel staat.
De Vader
Goed. Goed. Hier. Hij doet zijn manchetknopen af en geeft ze. Zij legt ze op de tafel.
De Moeder
Ik ken je, Pattini, je wil weer ruzie maken, je wil mij op de zenuwen werken, je wil alles laten mislukken. De vader maakt een moedeloos gebaar.
De Moeder
Of wil je weg? Is het dat? Krijg je weer de jeuk in je oude knieën en wil je de straat op? Zeg het mij maar als het dàt is. Daar, daar is de deur. Ga maar. Laat mij alleen achter in dit kaal huis, alleen om alles op te knappen, zoals ik al vijf en twintig jaar doe. Ga maar.
De Vader
Ik ga niet, je weet het wel.
De Moeder
Maar je wil het, je wil het.
De Vader
Overigens ik heb geen tijd. Ik moet mijn concerto overwerken.
De Moeder
Huh.
De Vader
Ben ik al een keer de straat opgegaan de laatste maanden? Neen. Ik kan het niet meer. Ik wil geen mensen zien. Zij zijn allemaal gelijk, grimmige, kleine schoften. Zoals die dag in de Empire.
De Moeder
Het waait. Het zal regenen. Misschien durft Hilda de straat niet op. Zeg, wat dan, als het begint te regenen? | |
[pagina 567]
| |
De Vader
Zij komen wel door de regen. Hoe laat is het?
De Moeder
Kwart voor vier.
De Vader
Maar als zij om vier uur komt kan ik niet meer werken?
De Moeder
(lusteloos)
Neen.
De Vader
Elke dag is het zo, week in week uit. Geen ogenblik, geen minuut tijd heb ik om aan het werk te gaan. Mijn tijd gaat voorbij, vloeit weg als water onder mijn neus en ik zit er naar te staren. Ik hou het niet meer uit.
De Moeder
(schamper, daarna zachter)
Je hield het twintig jaar geleden al niet meer uit. Waarom ga je niet in je kamertje zitten, rustig?
De Vader
En het gaat niet meer, zeg je net? Als Hilda komt, moet ik er toch bij zijn, ik moet haar toch ontvangen. Zij wil mij toch zien, de vader. Zijn eigen vader moet er toch bij zijn?
De Moeder
Ik zou liever hebben dat je in je kamertje zat, als zij komt.
De Vader
Oh. Goed. Zij hebben een plaat gekocht van mijn Requiem, zeg je? Dus houden zij van mijn muziek? Misschien is zij wel een intelligent, gevoelig meisje.
De Moeder
Misschien.
De Vader
Maar zij is niet zo mooi, zeg je?
De Moeder
O, zij lijkt op haar moeder, op je zuster, nu ben jij bepaald | |
[pagina 568]
| |
ook niet van de knapsten. Vroeger wel, dat is waar, je was de knapste jongen van de school.
De Vader
Ja.
De Moeder
Zij is niet lelijk, Hilda, als zij zich poederde, schminkte, Grinnikend. haar neus liet rechtzetten, als haar heupen smaller waren, haar benen dikker en vooral als zij haar mond niet opendeed.
De Vader
Maar misschien is zij fijngevoelig, lief?
De Moeder
Huh. Zij is niet meer van de jongsten, dat is het, Pattini. Acht en dertig. Alhoewel zij nog een betrekkelijk goed figuur heeft voor haar leeftijd. Zij heeft de man nog niet gekend, daarom heeft zij nog een betrekkelijk goed figuur. Wel. Het is de enige oplossing.
De Vader
Je zegt het.
De Moeder
(roept in de richting van het kamertje boven)
Thomas.
De Vader
Misschien kunnen wij, als zij verloofd zijn, een feestje geven, aangenaam, gezellig onder ons en kan ik dan het eerste deel van mijn concerto voorspelen?
De Moeder
(schril)
Hier in huis?
De Vader
Waarom niet? Wij lenen een piano van Alfred.
De Moeder
En als Hilda hier binnenkomt met haar moeder? Huh. Ik zie haar al, je zuster Myriam, zoals zij hier zou binnenpikkelen met dat lamme been van haar, pikkel pikkel pom en hoe zij gilt: O, Henri, waar zijn de twee Perzische tapijten | |
[pagina 569]
| |
die mama je meegegeven heeft? O, Henri, en de Venetiaanse spiegel van mama, waar is hij, oh, oh?
De Vader
Myriam komt niet meer na al die tijd.
De Moeder
Oh, de tapijten? zeg ik dan Zij spreekt op een zeer geaffecteerde salontoon.
Myriam, liefste, die hebben wij jammer genoeg twaalf jaar geleden moeten uitlenen aan onze vriend en bekende Chopinvertolker Alfred Wijnberg, die hierboven woont, en die ons daarvoor een lening heeft aangeboden om ons toe te laten Pattini in vrede zijn concerto te laten afwerken. Twaalf jaar geleden. En de Venetiaanse spiegel, liefste, staat beneden bij de concierge, voor dezelfde redenen. De man op de verdieping boven het appartement der Pattini's speelt piano. Zeer weke muziek.
De Moeder
En niet alleen de tapijten, liefste Myriam. Maar ook de schilderijen en de beelden. Zelfs het portret van Mozart, waar Pattini op verliefd was. En nog meer. De meeste meubelen, alle meubelen. En mijn twee mantels. De overtollige schoenen.
De Vader
En de piano.
De Moeder
(valt wild uit)
Je wilde de piano niet meer, Pattini. Je wilde niet meer spelen, zei je, je gaf je muziek op, zei je. Dat mag je mij niet verwijten. Je zei: Verkoop die piano of ik gooi haar het venster uit, ik wil haar niet meer zien.
De Vader
Dat zei ik misschien maar.
De Moeder
Je speelde er ook niet meer op. Je had er in geen jaren meer op gespeeld. | |
[pagina 570]
| |
De Vader
Dat betekent niets.
De Moeder
(roept opnieuw naar boven)
Thomas. - En dan zeg ik: En dit alles, liefste, is precies gegaan zoals je je broer voorspelde twintig jaar geleden toen hij met mij wilde trouwen. Wat zei je ook weer, Myriam? O, ja: ‘zij is een slons’, zei je. Wel, liefste kind, de slons heeft je broertje inderdaad klein gekregen; en haarzelf er bij ook natuurlijk, maar dat telt niet zo zeer. Hihi. Zij wordt bitter.
Ja, liefste Myriam, alles is nu verloren gegaan, wij hebben niets meer over en de familie Pattini woont nu in het kaalste huis van de stad, de wind waait er door als op een akker en niemand komt ons ooit bezoeken en wij komen niet meer uit het huis. Behalve ik dan natuurlijk, als ik ga stempelen. En nu het laatste, liefste Myriam, dat ons overblijft, geven wij jou cadeau, jou die wij in geen twintig jaar gezien hebben. Wij geven jou onze zoon Thomas en wij binden hem vast met honderd touwen aan je dochter Hilda, want anders kan zij op haar benen niet meer staan, want sedert zij hem gezien heeft op de Vogelmarkt, een week geleden, is zij koortsig en valt bloedarmoedig aan stukken, elke dag meer en meer. De man boven herbegint zijn week stukje muziek.
De Vader
Hoor die Wijnberg toch aan. Hoor die kerel toch aan. Hij verbergt zijn hoofd tussen zijn handen.
De Moeder
Wij zijn verplicht, Pattini, hoeveel het ons ook kost, haar hier binnen te halen, in het kaalste huis van de stad, waar wij als bedelaars huizen. ‘O, tante’ zei Hilda, ‘ik wil dolgraag het nestje zien, waar jullie jullie geluk verbergen’. Het nestje. Hihi. Ah, dit huis is koud en leeg en er kan niets aan gedaan worden. Bekijk die affiche daar. Zij gaat op de affiche toe en rukt haar van de muur.
De Vader
En die vent hierboven. | |
[pagina 571]
| |
De Moeder
Ik heb het hem al twintig keer gezegd en de concierge heeft het hem ook al gevraagd, maar hij weigert. Hij mag spelen, zoveel en zo hard als hij wil, zegt hij, hij heeft de huur betaald. En hij moet oefenen.
De Vader
Hé, oefenen? Laat ons daar maar niet over spreken. Voor wie? Waarom? En noemt hij dat oefenen? Als er een van mijn leerlingen...
De Moeder
En niet eens kussens op de stoelen. Zeg, zouden wij niet een paar zetels, een paar schilderijen van Wijnberg kunnen lenen, voor vandaag en morgen?
De Vader
Dat doet hij niet.
De Moeder
Natuurlijk niet. Niemand doet iets voor een ander, dat weten wij nu al. Dat heb je mij geleerd. O, ik weet wat je gaat zeggen: ‘Ik heb het zelf moeten leren, zelf aan den lijve gevoeld. Huh. Kolder zeg ik je, glanzende kolder. Ben je iets te kort gekomen, man, sedert de twintig jaar dat ik voor je zorg, dat ik je koester als een oude kat en dat ik je de mond volprop? Huh. Ik liep op de toppen van mijn tenen en ik dorst niet te spreken, herinner je je, vroeger, toen je nog aan je concerto bezig was?
De Vader
Ja. Een stilte.
De Moeder
(zucht)
Gelukkig is zij bijziende. Of zou zij een bril dragen? Zeg, zou zij een bril dragen? Zij kijkt de kamer rond.
De Vader
Weet ik het. | |
[pagina 572]
| |
De Moeder
Zij droeg geen bril laatst op de Vogelmarkt, maar zij liep ook tegen alle mensen aan.
De Vader
Misschien draagt zij een bril binnenshuis.
De Moeder
(roept weer naar boven)
Thomas.
Thomas
Ja.
De Vader
Misschien is zij wel aardig.
De Moeder
Ach, Pattini, je maakt je er weer gemakkelijk van af. Het wordt weer op mijn rug geschoven. Zoals alles in dit huis. Tot zelfs dit gore zaakje, om ons vel te redden.
De Vader
Wie's idee is het? Het mijne misschien?
De Moeder
Maar je weigert niet, Pattini, je zegt niet: Neen, dit gebeurt niet in mijn huis, ik wil het niet. Je zit als een oude kat te ronken in je sofa en gebeure wat er wil, Pattini speelt niet mee.
De Vader
Maar als je denkt dat het voor zijn bestwil is...
De Moeder
Huh. Hoe kunnen wij ooit weten wat voor het bestwil van die jongen is. Hij heeft haar één keer gezien. Op de Vogelmarkt. Hij was zo verlegen, zo bang. Hij stak zijn hand uit en zei: Ben jij Nicht Hilda? En zij at hem op met haar bijziende ogen en lachte haar slechte tanden bloot.
De Vader
Misschien vindt hij haar wel aardig. | |
[pagina 573]
| |
De Moeder
(kijkt hem aan)
Zij is acht en dertig jaar oud, Pattini.
De Vader
Maar hij is jong, hij weet niets van vrouwen af, misschien vindt hij haar mooi.
De Moeder
Huh. Stilte. Dan schudt de moeder met het hoofd in de richting van Andrea's kamer.
Als zij zich maar rustig houdt.
De Vader
Waarom zou zij zich niet rustig houden?
De Moeder
Pattini, Pattini, zie je dan niet uit die oude doppen van jou? Merk je dan niet wat er aan de hand is? Je bent een blinde mol, Pattini, je neus is verstopt en er zit kurk in je oren. Merk je dan niet wat er hier zwelt en groeit in dit huis? Als een steengezwel? Hier wat koffie. Zij schenkt hem in.
Het is maar best dat zij niet wil opstaan. Hihi. Dat heeft zij wel van haar vader. Als er iets misloopt schuilen zij als bange katjes, die twee. De ene gaat in haar bed liggen om haar nicht niet te moeten zien en de andere komt de deur niet meer uit omdat een paar kwajongens hem uitgefloten hebben in de Empire.
De Vader
Het waren niet een paar kwajongens. Het was de hele zaal, zeg ik je. Iedereen gierde van het lachen en floot. Het was het ergste op de wereld. En wie had er mij aangeraden dit hondse baantje aan te nemen? Wie had er plezier in mij te verlagen, in de modder te sleuren door mij op een bioscooporgel te laten tokkelen tussen twee filmvoorstellingen in? En dan het gegil van die mensen, de hoge lachjes van die vrouwen. Soms 's nachts hoor ik haar nog, die ene vrouw, het was een gepiep dat door merg en been drong, als een varken dat lachte. En toen ik op straat kwam de dag daarna, al die | |
[pagina 574]
| |
jonge, grijnzende koppen die fluisterden: Daar heb je Pattini, die vroeger les gaf aan het Conservatorium, alle mensen hebben hem uitgefloten in de Empire gisteren.
De Moeder
Madame Monge zei mij dat je het toneel afrende als een kangoeroe. Niet als een haas, zegde zij, maar met sprongen, als een kangoeroe.
De Vader
Kon ik anders, zeg, kon ik anders?
De Moeder
(staat op en kijkt door het raam)
Het gaat regenen. Het wordt donker.
De Vader
Je zou haar kunnen telefoneren dat zij later komt, volgende week of zo.
De Moeder
Pattini, weet je hoeveel rente je zuster Myriam heeft van de zaak? Twintigduizend. En hoeveel van het pensioen van haar man? Tegen de tienduizend. En weet je wanneer zij sterft? Volgende week.
De Vader
Dat zei je vijf jaar geleden al.
De Moeder
Toen kon het mij niet schelen, je zou je wettig aandeel gekregen hebben en daarmee uit. Nu niet. Het moet gebeuren voor zij sterft, anders blijft Hilda alleen met haar rente over en is dat dan nog de moeite? Huh. En weet je hoeveel er van de erfenis naar de goede werken gaat, als wij er niet zeer vlug bij zijn volgens de notaris? Twee derden. Zij roept: Thomas.
Thomas
Ik kom zo meteen.
De Moeder
Madame Monge zei mij dat haar aanval eergisteren wel twintig minuten duurde. Zij zag groen en blauw en vond geen adem meer. | |
[pagina 575]
| |
De Vader
Te hoge bloeddruk. Ik heb het ook. Wij hebben het van onze moeder.
De Moeder
Dat weten wij allang, Pattini. Het wordt steeds donkerder.
De Vader
Misschien komt zij door de regen. Het licht in de huiskamer gaat langzaam uit en gaat op in Andrea's kamer. Thomas komt de trap af en gaat de kamer binnen. Hij is jong en onzeker. Andrea ligt op haar bed, rookt een cigaret.
Thomas
Wil je nog niet opstaan?
Andrea
Neen.
Thomas
Ben je nog altijd kwaad?
Andrea
Ik ben niet kwaad. Ik wil alleen maar niet opstaan.
Thomas
Hoe zie ik er uit?
Andrea
(glimlacht)
Mooi.
Thomas
Vind je Nicht Hilda dan zo lelijk? Zo slecht, dat je haar niet eens wil zien?
Andrea
Zij is niet slecht, maar ik wil haar niet zien.
Thomas
Ik wel. Ik ben zo benieuwd. Mama zegt dat zij haar armen vol cadeau's zal hebben. | |
[pagina 576]
| |
Andrea
Dat zal wel. Zij heeft geld genoeg. Wat kost het haar om wat rommel mee te brengen en je daarmee warm te honden?
Thomas
Denk je dat zij een radio meebrengt?
Andrea
Neen, zover zal zij het wel niet drijven.
Thomas
Mama zegt van wel.
Andrea
Niet waar. Zij springt ineens op, zij heeft dezelfde wilde, bijna hysterische uitvallen als haar moeder.
Er komt hier geen radio in huis van dat schepsel, als je dat maar weet, Thomas. Ik gooi hem het raam uit.
Thomas
En je wou er een verleden week.
Andrea
Niet van haar.
Thomas
Ik zal er jou een geven, Andrea, overmorgen als ik aangenomen ben door Mijnheer Alban. Die grote vierkante die wij zagen staan bij Schutters. Of nog een groter model, een die hier met moeite door de deur naar binnen kan, een met achttien lampen.
Andrea
Ja.
Thomas
Wat zal Nicht Hilda zeggen als zij hoort dat je niet uit je bed wil komen om haar te zien?
Andrea
Kan mij niet schelen. | |
[pagina 577]
| |
Thomas
Zal ik haar zeggen dat je ziek bent?
Andrea
God, neen, zeg dat vooral niet, Thomas, anders komt zij hier regelrecht naar binnen gevlogen met een mand vol flesjes en drankjes en vruchten. Zo is zij, dat had zij al toen wij samen naar school gingen. Zij wilde zelfs verpleegster worden maar dat mocht niet van tante Myriam.
Thomas
Zal ik haar zeggen dat je gevaarlijk ziek bent, zo erg, dat zodra zij in de kamer komt zij besmet wordt? Blauw en purper wordt in haar gezicht. Dat als zij jouw adem in haar gezicht krijgt zij meteen op de grond neervalt en doodziek wordt?
Andrea
Neen, Thomas. Lachend.
Dan telefoneert zij naar de vier dokters van haar mama en komt er een ambulancewagen hierheen.
Thomas
Hier is hij. Hij doet de sirene van een ambulancewagen na en loopt over en weer.
Andrea
En dan dragen zij mij, of ik wil of niet, op een berrie naar buiten.
Thomas
Maar dan houdt zij toch wel van jou als zij met vruchten wil komen of er de dokters bij haalt?
Andrea
Misschien wel, maar ik houd niet van haar.
Thomas
Waarom niet? Andrea wendt zich af.
Ben je kwaad? | |
[pagina 578]
| |
Andrea
Neen.
Thomas
Ik droomde van Mijnheer Alban vannacht. Hij ontving mij in een enorme kamer, zo groot als een fabriek, maar helemaal leeg en ik moest vlak bij hem gaan zitten in een diepe, lederen zetel. Zo, ben jij, Thomas? zei hij met een lage, warme stem, Andrea, net als vader...
Andrea
Niet als jouw vader.
Thomas
Neen, hij was veel ouder, veel zachter. En ik zei: Ja, Mijnheer Alban, dat ben ik, Thomas, uw nieuwe chauffeur, om u te dienen. Zo zei hij, dan gaan wij even een ritje doen om uw krachten te meten. Best, zei ik en daar gingen wij en hij zat vlak naast mij. Op de macadamweg door de bossen, over Antwerpen, door het land en in de weiden, zeg, Andrea, alle koeien liepen met ons mee met hun staarten in de lucht.
Andrea
En vond Mijnheer Alban dat leuk?
Thomas
Eh... eh... ik weet het niet.
Andrea
Zag hij de koeien?
Thomas
Ja, en hij schrok, eh, ja, hij schrok en hij hield zijn hand op mijn knie en in de bochten kneep hij er in. O, Andrea, denk je dat hij het erg vond? Dat hij het niet leuk vond toen ik zo hard reed? Omdat hij zo oud is?
Andrea
Hij is niet oud, hij is dood, honderd en twee jaar oud is hij.
Thomas
Papa zegt dat hij ten hoogste negentig is. | |
[pagina 579]
| |
Andrea
Papa weet er niets van.
Thomas
Kan je nog spreken als je zo oud bent? Misschien is hij doofstom. Als hij overmorgen in de auto zit en ik rijd aan honderd dertig is hij misschien doodsbang maar kan hij het niet zeggen, Andrea, en dan maakt hij wilde gebaren en molenwiekt, maar ik denk dat hij zo wild doet omdat hij het heerlijk vindt, en ik rijd maar door.
Andrea
Je moet meteen stoppen als hij gebaren maakt.
Thomas
Hij zal wel niet doofstom zijn, anders zou hij geen piano kunnen spelen.
Andrea
Maar hij hoeft geen piano meer te spelen, hij is voorzitter van de vereniging der pianospelers.
Thomas
Ik weet het wel. En de vereniging, Andrea, heet: Vereniging voor Componisten, Muzikanten en Sympathiserenden. Maar misschien zegt hij: Ik ben een zeer oude man, ik wil een zeer oude chauffeur. Dan trek ik Pa's kleren aan. Zal ik een grijze baard aanplakken? Een beetje scheef lopen? Hij loopt ineengezakt door de kamer en stuurt vlug en bevend een auto langs Andrea heen. Zij lachen samen.
Of zou hij mij niet aardig vinden?
Andrea
Jij, rare Thomas. Natuurlijk neemt hij jou aan, je bent de liefste, de knapste chauffeur die hij ooit kan vinden. Alleen moet je je heel goed wassen morgen en overmorgen. Vooral beleefd zijn, niets zeggen dan het allernoodzakelijkste. Glimlachen. Neen, glimlach maar niet. Kijk ernstig. | |
[pagina 580]
| |
Thomas
(kijkt zuur)
Zo.
Andrea
Dan ziet hij dat je een ernstige chauffeur bent, niet een die de hele tijd grappen verkoopt en zenuwachtig achter het stuur zit zoals een zekere kwikzilver-Thomas, die ik ken.
Thomas
Dat ben ik, hé, Andrea.
Andrea
(lacht)
Thomas
Zeg, ik droomde vannacht nog van Nicht Hilda...
Andrea
Wat dan?
Thomas
Wij liepen samen door de Veldstraat hand in hand en ik had mijn chauffeurspak aan, weet je wel, het blauwe met de zilveren knopen en de riem met de revolver en ik liep heel rechtop en alle mensen keken ons na, want zij was mooi, weet je, verblindend mooi, en zij had een jurk aan, want zij is rijk, hé Andrea, een jurk van briefjes van duizend frank. En aan de Koornmarkt, wie komt daar aan? Jij.
Andrea
En?
Thomas
Je was woedend, je begon te schreeuwen en je ogen waren twee zwarte knikkertjes, je was zo nijdig, zo nijdig. Ineens stak je je cigaret zo op haar buik en haar hele jurk schoot in vlammen, alle briefjes verbrandden en in haar broek liep zij de straat op, en iedereen gilde van het lachen. Thomas lacht heel hard, Andrea doet onwennig mee. De moeder in de huiskamer roept: ‘Thomas, schiet op. Andrea, hou hem niet bezig’.
| |
[pagina 581]
| |
Andrea
Kom hier. Zij strijkt zijn haar achterover, schikt zijn das recht, geeft hem een klopje op de rug. Hij gaat de huiskamer in, waar het licht weer opgaat. Andrea gaat weer op haar bed liggen, rookt.
Thomas
Hoe zie ik er uit?
De Vader
Fijn, jongen, fijn.
De Moeder
Heeft Andrea dan toch je haar niet geknipt? Natuurlijk niet, het liefst zou zij jou als een bedelaar willen zien. Het liefst nog zou zij willen dat je maar één oog of één been had...
Thomas
Maar ik heb het haar nog niet gevraagd, Mama, of zij mijn haar wilde knippen. Zij heeft het zo druk.
De Moeder
Druk, hihi, druk. Jawel, je hebt het haar gevraagd. Vanmorgen. Ik heb het gehoord en zij heeft jou geantwoord: Ik doe het niet, je bent goed genoeg zo voor die gans. Ja, die gans heeft zij jouw lieve nichtje Hilda genoemd. Zeg niet dat het niet waar is. Kom hier, dat ik je haar knip.
Thomas
Neen, neen. Ik wil niet.
De Vader
Mama, je weet toch wel dat zij alleen zijn haar mag knippen.
De Moeder
En jij volgt hen nog in ook, Pattini, je trekt partij voor hen. Ah, God is mijn getuige, dat ik hier dag in dag uit niets anders moet doen dan waken en spieden of zij geen beestigheden uithalen, die twee, en jij zit daar maar te broeden op je sofa of verbergt je in je kamertje en durft de straat niet op | |
[pagina 582]
| |
te komen om de eerlijke mensen in hun gezicht te kijken. En als je dan nog eens je mond open doet is het om partij te trekken tegen mij. Ah, ik ben hier alleen in dit leeg huis en sta voor alles en zodra ik iets in mekaar wil steken om jullie een ordentelijk leven te bezorgen, werken jullie mij allemaal met alle macht tegen.
Thomas
(tot zijn vader)
Overmorgen weet ik of ik aangenomen ben, Pa.
De Moeder
(wild)
En dat wil ik ook niet, dat proletenbaantje gaat niet door. Ik zal het niet laten gebeuren dat een of andere vlegel, ook al is hij negentig jaar oud en voorzitter van de Club der Componisten, naar mijn zoon fluit als naar een hond, en dat Thomas achter hem aan moet hollen en de deuren van de auto moet openhouden als een gedresseerde aap.
Thomas
Mama.
De Moeder
Neen.
De Vader
Je moeder heeft gelijk jongen. Vergeet dit baantje. Het is echt niets voor jou. Overigens wij hebben iets veel beters voor jou in zicht, iets dat je echt zal bevallen.
Thomas
Maar ik wil niets anders, Pa, ik wil chauffeur worden. Iemand die vooraan zit in een uniform en die sturen mag en rijden zo hard als hij wil, wanneer en waar hij maar wil. Soms, Pa, denk ik dat ik geboren ben om chauffeur te worden.
De Moeder
En ik was geboren om een baron te trouwen. Wat is er van gekomen?
De Vader
(voor het eerst kwaad)
Wil je daarover zwijgen? | |
[pagina 583]
| |
De Moeder
(schrikt)
Ja natuurlijk. Stil.
Vergeef mij. Tot Thomas.
Je bent geboren, Thomas, en, dat heb je geleerd op school, om te doen wat je ouders zeggen.
De Vader
Je kent je lessen toch nog van school?
Thomas
Zeg, Pa, zal ik hier overmorgen voorbijkomen met de oude Mijnheer Alban? Zal ik hem vragen of ik jou mag komen afhalen voor een ritje? Dat laat hij zeker toe, hij zou het leuk vinden om tegen jou te praten achter in de wagen, terwijl wij maar snorren, de macadam op, tot over Antwerpen, door de bossen...
De Vader
Ja, dat zou leuk zijn, jongen.
De Moeder
Hou op, Pattini. Thomas, kom hier. Laat je oren zien. En je tanden. Thomas, je hebt je tanden niet gepoetst.
Thomas
Jawel, Mama, vanmorgen.
De Moeder
Ga zitten. Je ziet er bleek uit, ondervoed. Wat moet je nicht van je gaan denken? Dat je geen eten krijgt hier, dat je ziek bent of zo iets? Wrijf een beetje over je wangen dat er wat kleur in komt. Wacht even. Zij haalt uit haar handtas haar lippenstift, geeft zijn lippen en zijn wangen wat kleur en wrijft de rouge open.
Zo is het al beter. Luister nu goed wat ik je ga zeggen. Zit stil. Weet je waarom je nicht Hilda hierheen komt? Heeft Andrea je dit al verteld? | |
[pagina 584]
| |
Thomas
Neen. Maar je hebt mij gezegd dat zij kwam om mij te zien en mij cadeau's te brengen.
De Moeder
Zo is het ook. Nu zou het kunnen gebeuren, Thomas, als het weer goed blijft en als Nicht het leuk vindt bij ons, dat zij wel een dag of twee blijft logeren. Maar zou zij hier blijven als jij haar rare dingen vertelt of haar aan het schrikken maakt door met een hazevel het huis rond te zwieren zoals je gisteravond gedaan hebt, of zoals verleden week met een carnavalmasker voor je gezicht in het donker rond te lopen 's nachts en Boe-Boe te schreeuwen? Zou zij dat aangenaam vinden, denk je?
Thomas
Neen.
De Moeder
Maar als je aardig bent en vriendelijk en haar af en toe aanlacht en doet alsof je haar mooi vindt... want, eh, zij is mooi, hé, Thomas...
Thomas
Zij is niet zo mooi als Andrea.
De Moeder
Jawel.
Thomas
Neen.
De Vader
Neen, dat vind ik ook niet.
De Moeder
En je hebt haar niet eens gezien, jij, Pattini. In ieder geval is zij eleganter, beter gekleed en verzorgd, zij is een dame, een mooie, grote dame, en je zuster, zoals die er bij loopt, is net een garagist. | |
[pagina 585]
| |
Thomas
Omdat wij geen andere kleren hebben voor haar, maar dat zal veranderen als ik chauffeur ben en geld verdien.
De Moeder
Zeg eerder dat zij er zo bijloopt omdat zij te lui is om zich aan te kleden.
Thomas
Vinden jullie dat leuk als Nicht Hilda hier komt logeren?
De Moeder
Ja. Jij toch ook?
Thomas
(aarzelend)
Ja.
De Moeder
Ach, Thomas, je bent nog te jong om dit alles te begrijpen, maar ik heb in geen jaren iemand te logeren gehad, weet je wel wat dat betekent? Niemand die ooit eens tegen mij spreekt. Zelfs niet een van die vrouwen, die met mij gaan stempelen, wil hier binnen komen en je hebt gezien hoe raar zij doen als ik ga stempelen, je was er bij drie dagen geleden. En elke keer er een nieuwe bijkomt, vraagt zij en wijst naar mij: ‘Wie is dat mens?’ en iedereen lacht. En elke dag is er een nieuwe.
Thomas
Het is waar, Mama, ik had er niet aan gedacht.
De Moeder
Zo is het, jongen, niemand denkt er aan wat ik hier meemaak. Maar het zal nu wel beter gaan, nu Nicht Hilda komt logeren.
De Vader
(helemaal niet te pas)
En ik denk zelfs dat je nicht een oogje op jou heeft, Thomas. Hij lacht gezellig, olijk.
Thomas
Een oogje? | |
[pagina 586]
| |
De Moeder
Pattini. Zij doet hem teken, dat hij zich stil moet houden. Nu de stemmen lager klinken, vermoedt Andrea iets en komt zij aan de deur luisteren.
Heb je er nooit over gedacht, Thomas, om iemand te hebben die voor je zorgt?
Thomas
Maar jullie zorgen toch voor mij?
De Moeder
Ja, wij houden erg veel van je, Thomas. Maar je weet wel, je voelt wel dat wij niet genoeg voor jou kunnen zorgen, niet zoals het hoort, omdat je Pa en ik het moeilijk hebben met geld, omdat wij niet de middelen hebben om je alles te bezorgen waar je zin in hebt...
De Vader
En nu zou er iemand zijn, die zich de hele dag elk ogenblik met jou zou bezighouden...
Thomas
Nicht Hilda?
De Moeder
Zij zou goed voor je zijn. Ik ken geen andere vrouw, die zo goed met jou zou kunnen opschieten als zij. En niet alleen dat, maar ook...
De Vader
Weet je wat...
De Moeder
Pattini, hou je bek. Stel je voor, Thomas, dat je met je nichtje samenwoonde in een prachtig huis, met de mooiste, de duurste meubelen die je je kan indenken, met een badkamer in marmer en tapijten...
Thomas
Waar je lekker barvoets op kan lopen. | |
[pagina 587]
| |
De Moeder
Ja. En zodra je zin hebt in iets, laat ons zeggen in een reep chocolade of een sigaret, duw je op een knopje en er komt een dienstmeisje vragen: Wat wenst Mijnheer Thomas?
Thomas
(ongelovig lachend)
Neen.
De Moeder
Jawel. Echt waar. Kijk, bijvoorbeeld je baantje als chauffeur, weet je wat er daarmee gebeurt? Ik zal hem telefoneren, die oude zak van een Mijnheer Alban en ik zal hem zeggen, waar je bij zit: Mijnheer Alban, mijn zoon, Mijnheer Thomas Pattini veegt vierkant zijn botten aan jouw baantje als chauffeur, Thomas schrikt en wil iets zeggen.
want hij heeft nu zelf zijn wagen, een Simca Acht, Mijnheer.
Thomas
Je mag niet zulke dingen zeggen, Mama.
De Moeder
Huh. Als je geld in je zakken hebt mag je alles zeggen.
Thomas
Maar ik zou het leuk vinden om die oude Mijnheer Alban in een wagen rond te rijden.
De Vader
Dan telefoneer je hem en nodig je hem uit om met jou een namiddagje door de bossen te rijden. In jouw auto.
Thomas
En doet hij dat dan?
De Vader
Hij zou blij zijn.
Thomas
(ongelovig)
Neen, Pa.
De Moeder
En dan kan je ons ook eens uitnodigen als je in dat mooi | |
[pagina 588]
| |
huis woont, je Pa en ik zouden lekkere koekjes komen eten bij jullie en Nicht zou ons lekkere koffie schenken. O, wij zouden het zo op prijs stellen, je Pa en ik, ergens uitgenodigd te worden na zoveel jaren ellende, miskenning. En je Pa, die arme oude man, zou eindelijk weer eens op de piano kunnen spelen, want je zou hem toch een piano cadeau doen, hé, Thomas?
Thomas
Natuurlijk, Mama. Natuurlijk. De mooiste van allemaal, je mag hem zelf met mij mee gaan kiezen, Pa.
De Moeder
En mij, Thomas, zou je mij niet als een goedverzorgde dame willen zien, in deftige, mooie kleren. Wij zouden samen met zijn vieren naar de Mis kunnen gaan 's Zondags en 's avonds naar de bioscoop. Niet zoals nu, dat ik niet buiten durf, een oude, versleten lompenvrouw waar iedereen mee lacht.
Thomas
(die aan iets anders gedacht heeft)
Maar ik wil niet ergens anders gaan wonen.
De Moeder
Waarom niet?
Thomas
Kan ik hier niet blijven wonen?
De Moeder
Eh... eh... eh... ja, als je dat absoluut wil, natuurlijk. Dan zoeken je Pa en ik een gezellig, klein appartement in de stad en...
Thomas
En Andrea dan?
De Moeder
Wat Andrea?
Thomas
Gaat zij dan weg, met jullie mee in het appartement wonen en laat mij hier alleen achter met Nicht Hilda? | |
[pagina 589]
| |
De Moeder
Natuurlijk jongen, je kan toch niet veronderstellen dat Andrea bij jullie kan blijven wonen als jullie getrouwd zijn. Zij zou kunnen helpen de eerste dagen om alles in orde te brengen...
Thomas
Moet ik dan trouwen?
De Moeder
Ja, dat zeiden wij je toch.
Thomas
Neen, dat heb je niet gezegd.
De Moeder
Thomas, je bent nu toch al oud genoeg, negentien jaar, om te weten dat je niet zo maar met een vrouw kan samenwonen?
Thomas
Maar ik wil niet trouwen, Mama. Ik wil niet samenwonen met iemand die ik niet ken.
De Moeder
Je zal haar wel gauw leren kennen.
De Vader
(gezellig)
Zij zal jou niet opeten.
Thomas
(ineens verschrikt)
En wat zal Andrea daarvan zeggen?
Andrea
(komt in de deuropening staan en schreeuwt)
Dat jullie twee oude varkens bent. Zij slaat de deur achter zich dicht.
De Moeder,
(verbluft, zacht)
Hoor je dat, Pattini?
De Vader
Ja. | |
[pagina 590]
| |
De Moeder
(windt zich op)
Pattini, heb je dat gehoord, vraag ik je. Ga naar haar toe, zeg dat zij onmiddellijk haar excuses moet aanbieden. Of zal je dit weer laten gebeuren? Laat je je weer voor de zoveelste keer uitschelden in je eigen huis door je eigen dochter? Morgen slaat zij je in je gezicht, kerel. Ongehoord...
Thomas
Waarom zegt zij dat?
De Vader
Het is toch wat grof, wat zij gezegd heeft, Thomas
De Moeder
Oh, God, over vier uur. Thomas ga je haar kammen en poets je tanden nog eens. Het licht dooft in de huiskamer, terwijl de moeder zacht moppert en scheldt. Thomas gaat naar Andrea's kamer. Zij ligt op haar buik op het bed, haar hoofd begraven in de kussens. Thomas streelt haar haar, gaat op het bed zitten.
Thomas
Wees niet treurig. Zij schudt haar schouders.
Ik voel mij heel vreemd worden als ik je treurig zie. Andrea schuift recht.
Het lijkt alsof iemand met een rubberen hand mijn hart vasthoudt. De hand knelt niet, duwt niet, ligt alleen maar rond mijn hart. Alsof de hand nooit meer weg gaat, lijkt het dan.
Andrea
(steekt een cigaret op)
Buig je. Zij kamt zijn haar.
Dat ik je mooi maak voor straks als de gans komt, dat zij bleek wordt als zij je ziet en hakkelt als zij tot je wil spreken. Kijk haar goed aan Thomas, recht in haar gezicht, zodat zij ziet dat je niet bang bent voor haar.
Thomas
Waarom ben je treurig? | |
[pagina 591]
| |
Andrea
Ik ben niet treurig.
Thomas
Jawel, ik ken je. Ik zie het aan je mond, die dichtknijpt en smaller wordt en aan je wenkbrauwen die samen komen, er is een kleine rimpel tussen Hij gaat met een vinger over haar wenkbrauwen.
en aan je neus die beweegt als van een konijntje. Met zijn vinger over haar neus.
Andrea
(duwt hem zacht weg)
Jawel, ik ben treurig en nijdig en gemeen en kwaad en lelijk.
Thomas
Neen, je bent niet lelijk. Je bent veel mooier dan Nicht Hilda.
Andrea
Ik wilde dat zij neerviel voor de drempel hier, dat zij de kramp kreeg zoals haar moeder. Lacht grimmig.
Of dat zij ineens onterfd werd door haar moeder, de gierige, bevende tante Myriam, die plots het idee krijgt dat zij beter al haar geld aan de kloosters kon geven dan als bruidsschat voor haar bijziende gans van een dochter. O, wat zou Mama schrikken, wat zou zij dan op haar neus staan kijken, die schat, die lieve Mama van jou.
Thomas
(hij lacht)
Ja, hé?... Je wil niet dat ik met haar trouw hé, Andrea?
Andrea
Neen. Zij neemt zijn gezicht in haar handen.
Hou je een beetje van mij?
Thomas
Zij kust hem heel even op de wang.
Zeg, is zij dan zo rijk dat zij mij een auto kan kopen? | |
[pagina 592]
| |
Andrea
(hard)
Misschien.
Thomas
Weet je wat? Dan koop ik er ook een voor jou. Want ik ben de baas. Niet zoals Papa hier, hoor, o neen, alle centen zitten in mijn zak. En ik koop jou een splinternieuwe Lancia. Dan rijd ik vóór in mijn Simca en jij komt vlak achter mij, en wij snorren de autostrade op, honderddertig in de bochten en alle mensen schrikken zich rot en... Hij stokt, want de bel gaat. In de huiskamer, waar het licht opgaat, kijkt de Moeder aan het raam, loopt naar de kamer van Andrea en roept: ‘Zij is daar. Ben je klaar, Thomas? Kom meteen als ik je roep.’ Wanneer zij terug door de huiskamer loopt sist zij Pattini toe: ‘Maak je weg, jij.’ Pattini houdt zijn kamerjas bijeen en schuift naar Andrea's kamer. Hij kijkt en luistert met Andrea en Thomas aan de deur. De moeder leidt Nicht Hilda binnen, een streng geklede vrouw rond de dertig, onhandig en verlegen, iets te veel gemaquilleerd. Maar niet belachelijk.
De Moeder
God, kind, wat zie jij er weer knap uit vandaag.
Hilda
Ja, ik ben een beetje te vroeg, maar het was nogal kil buiten...
De Moeder
Je bent helemaal niet te vroeg, kind, ik ben blij je te zien. Ga zitten. En hoe maakt het je arme moeder?
Hilda
Goed. Goed. Gisteren heeft zij nog een kleine aanval gehad, maar zij is nu weer veel beter.
De Moeder
En wat zegt dokter Beversluis? | |
[pagina 593]
| |
Hilda
Dat het goed mogelijk is dat die nieuwe injecties haar helemaal weer op de been brengen.
De Moeder
Wel. Ik ben blij dit goede nieuws te horen, Hilda.
Hilda
Wat een enig huisje hebben jullie hier, tante.
De Moeder
Vind je?
Hilda
Is oom Henri er niet?
De Moeder
Neen, hij had je dolgraag gezien, maar precies vandaag om drie uur moest hij naar de componistenvereniging toe en dat zou hij voor geen geld ter wereld willen missen.
Hilda
En Andrea?
De Moeder
Eh, die is met hem mee, ja, hij gaat nogal moeilijk de laatste tijd. Een beetje te hoge bloeddruk, denk ik.
Hilda
En...
De Moeder
Thomas? Natuurlijk is hij er. Hij is zich aan het klaar maken. Hij wil er namelijk zo goed mogelijk uitzien, begrijp je? Zij lachen samen. De moeder buigt zich vertrouwelijk naar Hilda over.
Hij vroeg mij: ‘Moet ik mij heel mooi maken, Mama?’ Zij gichelen.
Ik zei hem: ‘Thomas, weet je wat Nicht Hilda tegen mij zei toen wij laatst op de Vogelmarkt waren? Dat zij jou zo 'n aantrekkelijke jongen vond en dat zij hierheen zou komen | |
[pagina 594]
| |
om nader met je kennis te maken’. ‘Is dat echt waar, Mama’, vroeg de jongen en hij bloosde. Gegichel.
En het kan wel gebeuren, Thomas, zei ik dat zij een paar dagen bij ons komt wonen, zei ik. ‘En waar zal zij slapen?’ vroeg hij en dat was het eerste wat hij vroeg. Hihihi.
Hilda
O ja, vroeg hij dat?
De Moeder
Ja, kind. Hihihi.
Hilda
Toen ik Mama vertelde dat ik naar Leuven ging om mijn vriendin Martha te bezoeken...
De Moeder
Vond zij het niet verdacht, zo ineens?
Hilda
Neen, tante, zij is te ziek, zij lijdt te veel...
De Moeder
Die sukkel, de arme vrouw.
Hilda
...heeft zij mij een nieuw kleed laten kopen. Zij doet haar jas open.
De Moeder
Schattig, schattig. Wat een fijne plissé. De jongen zal opkijken.
Hilda
Denk je dat, tante?
De Moeder
(roept opgewekt)
Thomas, Thomas, jongen, Nicht Hilda is hier. Thomas die al een tijdje ongeduldig werd, schuift Pattini terzij en komt de huiskamer in.
En hier heb je je nichtje Hilda weer. | |
[pagina 595]
| |
Hilda
(verlegen de hand uitstekend)
Dag Thomas.
Thomas
(met een brede glimlach)
Dag, Nicht Hilda.
Hilda
Ja... ik... Zij kijkt onwennig, als om hulp vragend naar de moeder.
ik kwam even langs...
De Moeder
(schuift een stoel aan en neemt haar jas over)
Maak het je gemakkelijk, Hilda.
Hilda
Zo heel toevallig kwam ik langs en ik dacht...
Doek. | |
[pagina 596]
| |
Tweede bedrijf
Zelfde decor. De dag daarop. Acht uur 's avonds. In de huiskamer staat Thomas tegen zijn moeder te spreken. De vader zit op de sofa. Op een laag meubeltje merkt men een nieuwe radio.
Thomas
Maar hij zou het mij laten weten.
De Moeder
Heren als Mijnheer Alban hebben het erg druk. Zij werken elke dag acht uur of meer op hun kantoor. En denk nu niet dat zij op hun kantoor niets anders te doen hebben dan te wachten op een zekere Thomas of dat zij daar klaar staan om hier meteen naartoe te rennen en te komen smeken of Thomas alsjeblieft chauffeur zou willen worden.
Thomas
Maar hij houdt van mij.
De Moeder
Wie zegt dat?
Thomas
Andrea.
De Vader
Ja, hij houdt van je, jongen, natuurlijk houdt hij van jou, zoals wij allemaal doen. Maar hij kent je toch niet. | |
[pagina 597]
| |
Thomas
Andrea is er naar toe geweest en zij heeft hem duidelijk verteld wie ik ben; zij heeft mij helemaal beschreven en toen zei hij, heel zacht en vaderlijk: ‘Ik zal Thomas zo gauw als mogelijk berichten hierover’. En nu hoor ik ineens niets van hem.
De Moeder
Huh. Wat heeft het geholpen dat Andrea naar de Vereniging is geweest. En is zij er wel geweest? Hoe kan je het ooit weten of zij Mijnheer Alban gezien heeft? Als zij dit nu zomaar eens vertelde om je te sussen, om je op de wagen te nemen? Zij is er toch voor in staat?
Thomas
Waarom zou zij zo iets doen?
De Moeder
Je kent haar nog niet goed, Thomas. Je kent de wereld nog niet. Je bent nog te jong, en veel kleinigheden ontsnappen je.
Thomas
Maar waarom zou Andrea dit doen?
De Vader
Zoiets zou zij misschien niet willen doen, maar misschien vindt zij zo 'n verhaaltje uit omdat zij bang is dat je een ontgoocheling oploopt.
Thomas
Dat mijnheer Alban mij niet wil aannemen?
De Vader
Of dat hij al een andere chauffeur heeft aangenomen.
Thomas
Een andere, maar dat kan toch niet?
De Moeder
Nu, je bent niet alleen op de wereld, er zijn tientallen jongelui die een goede baan als chauffeur willen krijgen. | |
[pagina 598]
| |
Thomas
Maar geen goede chauffeurs.
De Moeder
In ieder geval betere dan jij.
Thomas
...En wilde Andrea mij een ontgoocheling besparen?
De Moeder
Misschien heeft je vader gezegd.
Thomas
Dus weet hij het niet zeker?
De Moeder
Neen. Laat ons afwachten wat er gebeurt. Ondertussen, Thomas, moet je gehoorzaam zijn, luisteren naar wat je Pa en ik, die het erg moeilijk hebben deze dagen, je bevelen. Ons vooral geen verdriet aandoen. Zal je dat?
Thomas
Ja, Mama.
De Moeder
(zij streelt hem over het hoofd)
Hoe vind je je nichtje?
Thomas
Een beetje raar.
De Moeder
Maar toch wel aardig, hé, om je zo maar meteen een radio te kopen?
Thomas
(niet overtuigd)
Ja Mama.
De Moeder
Kan je je voorstellen hoe rustig wij zouden leven, hoe gerustgesteld je Pa en ik onze oude dag zouden slijten als wij wisten dat wij ons over jou geen zorgen meer hoefden te maken, maar dat je veilig onder dak was met Nicht Hilda, die veel van je houdt. Andrea in haar kamer schreeuwt: Thomas.
| |
[pagina 599]
| |
De Moeder
(schreeuwt terug)
Wat wil je? Andrea opnieuw: Thomas. Thomas loopt naar de kamer.
De Vader
Wat is zij zenuwachtig.
De Moeder
Iedereen hier. Ook je nicht...
De Vader
Mijn nicht?
De Moeder
...is veranderd sedert gisteren. Niet zo verlegen meer. Zoals zij hier binnenkwam had je gedacht: daar komt het lammetje om geslacht te worden. Héhé. Zij merkt, daar mag je zeker van zijn, aan onze houding, dat wij haar nodig hebben. Dat wij op haar staan te wachten.
De Vader
Het enige wat ik vervelend vind, wat werkelijk ergerlijk is, is dat zij opstond vanmorgen, liever, vannacht, en iedereen wakker hield. Zij weet dat ik maar inslaap tegen de morgen, dat heb je haar nog zo duidelijk verteld gisteravond, dat ik doodmoe neerval van de oververmoeidheid en toch vanaf acht uur stampte zij hier met haar lompe voeten door het huis. Wat wilde zij toch? Wat zat zij hier te doen vanaf acht uur? Koffie maken, goed. Koffie drinken, wachten tot iemand bij haar komt om te praten. Waarover? Waarom? Wat wil zij toch doen, zo gejaagd, onrustig vanaf acht uur in de morgen?
De Moeder
Zeur niet zo, Pattini. Zij is het waarschijnlijk zo gewoon thuis.
De Vader
Ja, zij moeten daar waarschijnlijk niets anders te doen hebben, Myriam en zij, dan maar op te vliegen om acht uur 's morgens en koffie te drinken en te praten. De hele dag lang. | |
[pagina 600]
| |
De Moeder
Alsof jij iets anders doet.
De Vader
Omdat ik verplicht ben, in de klem zit hier in dit huis. En dan nog werk ik. Ik ben bezig, de hele dag door ben ik met mijn concerto bezig, zelfs al lijkt het dat ik niets doe. Ah. Als ik rust had, stilte, afzondering, ik heb het zo nodig.
De Moeder
O, je hebt het nodig, hé? De gevoelige natuur heeft het nodig, héhé. Wij zijn ongevoelige logge wezens allemaal, wij kunnen tegen dit hondenleven, wij zijn er tegen bestand want wij hebben geen concerto's maar lood in het hoofd, he?
De Vader
Hou op. Stilte.
De Moeder
Als Myriam maar niet te horen krijgt dat haar dochter hier zit. Toen wij gisteren gedrieën naar de bioscoop zijn geweest, zei ik haar: ‘Verduik je een beetje, kind, buig je hoofd wat, maar wat deed zij? Kaarsrecht en midden in de straat liep zij en in de pauze ging zij naar de toilettes. Het leek alsof zij het opzettelijk deed, alsof zij wilde dat iedereen haar met ons zag. Ik wilde niet dat zij de deur uitging vanmorgen, maar zij stond er op, zij wilde wat frisse lucht happen.
De Vader
Héhé. Frisse lucht.
De Moeder
Zij moest absoluut boodschappen doen. Wat kon ik anders dan haar laten gaan? Het was de enige manier om eindelijk eens iets behoorlijks te eten te krijgen. Zeg, Pattini, stel je voor, dat iemand die haar gezien heeft met ons in de bioscoop naar je zuster toegaat en het vertelt?
De Vader
Ja dan... Maar zelfs al wordt zij een beetje bazig, ik vind haar toch wel meevallen. Wie zou het doen, zoals zij, zodra Thomas zegt dat hij een radio wil, er een gaan kopen. | |
[pagina 601]
| |
De Moeder
Het is een deel van haar opzet, Pattini, wat kan haar drievierduizend frank schelen, als zij er wat verder mee komt?
De Vader
Het is waar. Zou zij mij een piano kopen later, denk je?
De Moeder
Ben je gek geworden, vent? Wat krijg je? Moet alles weer naar de knoppen geholpen worden door je hebzucht? Als alles in orde komt heeft zij gezegd, krijgt oom Henri zijn piano. Dat heeft zij mij gezegd. Maar hoever staan wij? Nergens.
De Vader
Later heb ik gezegd, later.
De Moeder
Ik ben moe, Pattini.
De Vader
Ik ook.
De Moeder
Ik zal blij zijn als dit alles achter de rug is.
De Vader
Ja, als er rust is in dit huis.
De Moeder
En je ‘rustig’ niets meer hoeft te doen, bedoel je.
De Vader
Hou op.
De Moeder
Maar dat wij niet opschieten is Andrea's schuld. Zij hitst de jongen op. Zij wil niet dat het hem goed gaat, noch ons. Ik weet niet wat in haar gevaren is de laatste tijd. Vroeger was zij al niet zo beminnelijk, maar nu...
De Vader
Ik begrijp het niet. | |
[pagina 602]
| |
De Moeder
Ik wel. Maar ik durf er niet over spreken.
De Vader
Wat betekent dat?
De Moeder
Dat zullen wij wel zien.
De Vader
Ik begrijp niet hoe zij het hart heeft gehad om achter mijn rug te telefoneren naar de vereniging. Zonder dat ik ergens iets van af wist. En hoe ben ik weer niet op de pijnbank gelegd geworden gisteren? Ik was er in geen jaren geweest, in het lokaal van de vereniging, en nu, zo ineens, werd ik daar, waar ik vroeger als een koning, als het muzikaal wonder van de stad werd ontvangen, als een misdadiger ter verantwoording geroepen. ‘Pattini, wat is dat met je dochter’, zei Lauwers, die piepjonge windhaan van een secretaris. ‘Wat wil zij toch van onze voorzitter, wij hebben jou toch geen enkele belofte gedaan? Waarom dring jij je zo op en stoort ons hier voor een chauffeursbaantje? Is er dan geen enkele trots meer in jullie gebleven?’ Niet genoeg dat wij door de hele stad worden uitgefloten en uitgelachen. Nu worden ook mijn collega's mijn vijanden. Iedereen.
De Moeder
(zacht)
Ik niet, Pattini.
De Vader
(kijkt haar aan, wendt dan zijn hoofd af)
Neen. Stilte.
Wat heeft Andrea dan toch?
De Moeder
Zij wil weg.
De Vader
Weg, Andrea? Waarom?
De Moeder
En niet alleen. Met Thomas. | |
[pagina 603]
| |
De Vader
Waarheen?
De Moeder
Ik hoorde zo iets gisteren. Zij fluisterden samen.
De Vader
Maar waarom? Waar willen zij naartoe?
De Moeder
Naar Engeland, bij Margerita.
De Vader
Belachelijk. Hoe kunnen zij daar ooit geraken?
De Moeder
Zij wil niet dat Thomas trouwt.
De Vader
Zo maar? De juffrouw wil het niet?
De Moeder
Neen. Iets anders.
De Vader
Maar waarom dan toch? Wat zit er toch in haar hoofd, van die domme gans, wat wil zij toch? Wij zijn goed op weg nu, alles schijnt in de beste omstandigheden te kunnen verlopen, en nu wordt zij koppig en verbrodt voor haar genoegen...
De Moeder
Ik ben bang, Pattini, dat er iets misloopt. De bel gaat.
Daar is zij. Zij gaat de deur open doen en komt terug met Hilda. Deze gooit haar tas op de tafel en legt moeizaam twee in papier gewikkelde pakken neer, twee melkflessen en een brood.
Hilda
Waarom zetten jullie de radio niet aan? | |
[pagina 604]
| |
De Vader
Er is niets op de radio, kind, ik heb het nagekeken op het programmablad.
De Moeder
Maar Pattini, zet de radio toch aan, als Hilda een beetje muziek wil horen.
Hilda
O, voor mij hoeft het helemaal niet. Alleen dacht ik... als jullie nu een radio hebben voor het eerst... dat jullie het prettig zouden vinden om te luisteren...
De Moeder
Wij hadden twee radio's vroeger, Hilda en een pick-up.
Hilda
Zijn zij nog steeds in de kamer?
De Moeder
Ja, waarom?
Hilda
(gaat zitten)
Ik heb nog nooit zo iets vreemds gezien, tante, als de manier waarop Thomas en Andrea met mekaar omgaan.
De Vader
Hoe dan, kind? Zij schieten toch goed met mekaar op?
Hilda
Dat is het juist.
De Vader
Maar zij zijn toch broer en zuster, zij houden van mekaar.
Hilda
Er is iets vreemds aan toch. Zoals nu bijvoorbeeld. Waarom hokken zij daar samen in het kamertje? Waarom zitten zij niet gezellig bij ons in de huiskring?
De Vader
Zo zijn zij altijd geweest, Hilda. Van kinds af aan hadden zij elkaar geheimpjes te vertellen. | |
[pagina 605]
| |
Hilda
Toch is het eigenaardig. Tot de moeder, die zich afzijdig hield.
Heb je er over gesproken met oom Henri, tante?
De Moeder
Eh, ja, hij is accoord. Hij geeft ons gelijk.
De Vader
Waarover?
De Moeder
(doet tekens achter Hilda's rug)
Je weet het wel, Pattini, waar wij het daar net over hadden.
De Vader
O ja. Ja. Natuurlijk.
De Moeder
Ja, oom Henri is ook van oordeel dat het best zou zijn als Thomas en jij elkaar wat beter leerden kennen, als er een zekere vertrouwelijkheid heerste tussen jullie, want tenslotte kennen jullie mekaar nog niet, hé? Zij lacht.
Hilda
(lacht niet)
Want ik ga naar huis morgenavond.
De Moeder
Ja, daarom juist.
De Vader
Ja.
De Moeder
Neen, langer kan je niet blijven want je moeder zou wel ongerust worden. Zij lacht aanmoedigend, maar Hilda reageert niet.
Hilda
(vaag)
Ja. Even verlegen weer.
Wanneer gebeurt het dan oom Henri? | |
[pagina 606]
| |
De Vader
Wat?
De Moeder
Wel, wat wij afgesproken hadden daarnet, van de bedden.
De Vader
De bedden?
De Moeder
Zoals ik je zei, zou Hilda het liefst, om Thomas beter te leren kennen en je zal toegeven dat Andrea al het mogelijke doet om hem bezig te houden en hem rond haar rokken te laten draaien, Hilda zou dus vanavond, voor de laatste avond dat zij bij ons is, in de kamer van Andrea willen slapen De vader maakt een verschrikt gebaar maar de moeder spreekt er over heen, vlug.
want Hilda heeft nog geen gelegenheid gevonden, dat zei zij mij vanmorgen nog, en dit nadat zij zo 'n mooie radio voor hem heeft gekocht, om drie woorden met Thomas te wisselen zonder dat er iemand bij was. En tenslotte was de bedoeling toch dat Hilda hier zou logeren om Thomas te leren kennen, nietwaar?
De Vader
Ja, maar Andrea...
De Moeder
(scherp)
Andrea kan in jouw kamertje slapen. Voor een keer. Zo erg is dit toch ook weer niet dat zij haar kamer moet afstaan voor een nacht.
De Vader
Neen, natuurlijk niet, het is zelfs een uitstekend idee, maar...
De Moeder
Ik begrijp Hilda volkomen. Hoe kan je nu verwachten van haar dat zij morgen naar huis teruggaat zonder Thomas even gesproken te hebben? En hoe kan dit beter gebeuren dan dat zij 's avonds rustig in Andrea's kamer bij Thomas blijft? | |
[pagina 607]
| |
De Vader
Maar Andrea...
De Moeder
Pattini, Andrea zal wel begrijpen dat twee verliefden enkele ogenblikken alleen willen doorbrengen.
Hilda
(onwennig)
Je mag zelfs zeggen, tante, twee verloofden.
De Moeder
(lachend)
Hoe waren wij niet, hé, Pattini?
De Vader
(onwillig)
Ja, hoe waren wij niet?
De Moeder
(gezellig tegen Hilda)
Pattini was toen leraar aan het Conservatorium en 's avonds om zeven uur stond ik hem af te wachten. Maar ik was toen al verloofd met Baron Lemberecht en die was, omdat ik al enkele jaartjes ouder was, ontzettend jaloers...
De Vader
(ongelooflijk scherp ineens)
Spreek daar niet over.
De Moeder
Neen, neen. Neen dat komt hier niet te pas. Waarover had ik het? O ja, over de lieve woordjes die Pattini mij toefluisterde, wanneer wij samen door het park liepen 's nachts. En op een avond, hé Pattini, bleven wij zitten tot één uur en wij hoorden de nachtegaal.
De Vader
Ja.
De Moeder
Wel, stel je voor, Pattini, dat er geen park was geweest, waar zouden wij mekaar ontmoet hebben? En waarom zouden Thomas en Hilda in het park gaan zitten als zij hier gezellig in een kamertje kunnen blijven?
Hilda
Was oom zo lief vroeger, tante? | |
[pagina 608]
| |
De Moeder
Ja. Maar er is veel water onder de bruggen gevloeid sedert.
De Vader
Ja.
Hilda
Maar jullie zijn nog zo jong, tante.
De Moeder
Ja, hé? Zij lacht.
Hilda
Iets dat ik je nog niet vertelde, tante, omdat ik niet durfde. Thuis slaap ik altijd in Mama's kamer. Ik kan niet alleen in een kamer slapen. Wel, gisteren hier alleen in oom Henri's kamertje boven heb ik geen oog dichtgedaan.
De Moeder
Arm kind, je had het mij moeten zeggen vannacht.
Hilda
Ik durfde niet. Stilte.
Maar wat voeren zij daar toch uit. Het licht in de woonkamer verdwijnt en klaart op in Andrea's kamer, waar Andrea en haar broer zijn. Er staan nu twee bedden. Naast mekaar. Andrea ligt in het verste en Thomas zit op de rand van het andere. Zij praten, terwijl het licht opgaat, zacht, en pas langzamerhand zijn hun zinnen verstaanbaar.
Thomas
En is er ook een dierentuin in Londen?
Andrea
Natuurlijk.
Thomas
Zo groot als die van Antwerpen? | |
[pagina 609]
| |
Andrea
Nog groter.
Thomas
Ik wil de zebra's van Londen zien. En de apen. Die grote aap die bijna praten kan, die zwarte, waar je mij over vertelde, hoe heet hij ook weer?
Andrea
(lacht)
Je weet het best, Thomas, hij heet net zoals jij.
Thomas
(lacht)
Maar ik wil het je horen zeggen.
Andrea
Prins Thomas heet hij.
Thomas
Ik lijk op hem, hé?
Andrea
Soms als je kwaad bent en je gromt.
Thomas
(hij doet de kwade aap na. Gromt. Slaat op zijn borst. Andrea kirt. Dan is hij weer stil)
En de krokodillen, de geheime, de gevaarlijke wil ik zien. Zitten zij in het water de hele tijd, of komen zij er soms uit om zich te laten zien?
Andrea
Soms.
Thomas
Zij laten zich soms als planken op de stroom drijven en je gaat op de plank zitten, je weet nergens iets van en ineens gaat hun bek open en hun tanden klappen dicht als lange, witte messen. En de olifanten, mag je er ook op zitten in Londen?
Andrea
Neen, de Engelse olifanten verdragen geen mensen op hun rug. | |
[pagina 610]
| |
Thomas
Die van Antwerpen wel.
Andrea
Er is een haven ook in Londen, waarover de mist hangt, zodat de lantaarnen 's nachts grijze, ronde vlekken zijn, als hoofden van mensen zonder gezicht. De mist is als een dikke, dikke sigarenrook. De sirenes huilen als mensen die er in ondergaan. Je drijft in de mist als in een grijze, vlokkige wolk en ineens, zonder dat je het hoort, zonder geluid of teken, schuift vlak naast je een enorme, hoge kanaalboot.
Thomas
Ik wil er zo graag heen, Andrea. Mag ik mijn auto meenemen op de boot? Of moet je er veel voor betalen?
Andrea
Wij hebben toch geen auto, Thomas.
Thomas
Natuurlijk. Die van Nicht Hilda.
Andrea
(aarzelend)
O ja.
Thomas
Wij gaan op een grote kamer wonen vlak bij die haven. Dan laten wij 's nachts het raam open en de mist komt er in drijven zodat wij er midden in liggen als twee bootjes op de sigarenrook en 's morgens is er zoveel mist binnengekomen dat ik jou niet meer vind, je bent het raam uitgedreven en ik moet je achterna zwemmen. Hij klieft door de lucht met twee handen en komt bij haar.
en ik vind dan je gekke gezicht weer. Hij houdt haar gezicht vast.
Je lijkt ook op een aapje.
Andrea
Niet waar. | |
[pagina 611]
| |
Thomas
Jawel, op die lange, grijze, die zo lenig zijn en die vriendelijke, zachte oogjes hebben en die als zij kwaad worden als zij geen eten krijgen, hun tandjes laten zien.
Andrea
(laat haar tanden zien)
Zo.
Thomas
Als ik dicht bij je kom, klopt mijn hart.
Andrea
(duwt hem speels weg)
Hoe vind je de radio die je lieve nicht heeft meegebracht?
Thomas
Eh... ik vind er niets aan.
Andrea
Zodra je die auto van haar zou krijgen zou je er ook niets aan vinden.
Thomas
Dat is niet waar, Andrea, je weet het wel.
Andrea
Misschien niet.
Thomas
Wij zouden in Londen ook...
Andrea
Genoeg nu. Laat er ons over zwijgen.
Thomas
Waarom?
Andrea
Je maakt mij zenuwachtig. Het gaat toch niet door.
Thomas
Wat gaat niet door? Die auto?
Andrea
De reis naar Engeland. | |
[pagina 612]
| |
Thomas
En waarom niet?
Andrea
Wij hebben geen geld.
Thomas
Dat kan ik toch aan Nicht Hilda vragen?
Andrea
Neen. Dat wil ik niet.
Thomas
Je wilde de radio ook niet. En wat heb je gedaan toen zij er mee binnenkwam en hem op de tafel zette? Pff, heb je gedaan en je lip naar voor gestoken. Nu staat hij er toch.
Andrea
Tot ik hem uit het raam gooi.
Thomas
Van mij mag je. Ik vind er niets aan. Maar wacht tot ik mijn Simca heb. Een rode Simca wil ik met zwarte kussens in leder en lage koplampen. En ik noem hem: Branding.
Andrea
Zoals het paard van Prins Everhart?
Thomas
Daarom juist. Als hij een paard heeft dat Branding heet, mag ik het ook. Ik ben een prins net als hij.
Andrea
En ik ga als Reinhilde in het verhaal naast je zitten op Branding en wij rijden door de bossen. Het is herfst. De dode bladeren zijn een zacht en nat tapijt waarop wij rijden.
Thomas
En je houdt mijn lenden vast en ik zit heel rechtop.
Andrea
En ik leg mijn hoofd tegen je rug en ik denk: ‘Wat een sterke ruiter is Prins Thomas.’ | |
[pagina 613]
| |
Thomas
Het paard hinnikt.
Andrea
Het rijdt steeds verder.
Thomas
Het houdt niet op.
Andrea
Neen.
Thomas
Mijn hart klopt als je bij mij komt.
Andrea
Het mijne ook.
Thomas
Het liefst zou ik altijd bij je willen zijn.
Andrea
Het kan niet.
Thomas
Als ik in de kamer ben en je bent er niet, denk ik, en een rubberhand zit in mijn binnenste en houdt mij vast: ‘Waar is Andrea? Waarom komt zij niet?’
Andrea
(na een tijdje)
Wat nog?
Thomas
Soms word ik wakker 's nachts en kijk naar het driehoekje van het raam waar de maan in zit en ik denk: ‘zo licht en zo klaar is het licht als een driehoekje van Andrea's vel’.
Andrea
Het kan niet.
Thomas
Ik heb naar je gekeken vannacht. Je slaapt met je mond open en je maakt geluidjes als een aapje. | |
[pagina 614]
| |
Andrea
Jij ligt stil en onbeweeglijk. Maar soms spring je op in je slaap en je schouders schokken. Je zei een paar keren iets maar ik kon het niet begrijpen.
Thomas
Ik hield je hand vast over het bed.
Andrea
(strekt haar hand uit naar hem)
Zo.
Thomas
Tot wij moe waren.
Andrea
Ik dacht dat wij nooit moe zouden worden.
Thomas
Maar wij kregen het te koud. Zij lachen samen. Dan wentelt Andrea zich om, zwijgt.
Wat is er?
Andrea
Niets.
Thomas
Denk je aan Nicht Hilda?
Andrea
Ja.
Thomas
Je wil niet dat ik met haar trouw, hé? Waarom toch niet? Weet je wat er gebeuren zal? Ik heb het al helemaal voorbereid. Wij trouwen, goed, drie weken gaan voorbij, zij koopt de Simca en op een zekere dag, wie koopt er twee ticketjes voor de boot van Londen? Jij en ik. Wat zou zij op haar neus staan kijken, zeg?
Andrea
Neen. | |
[pagina 615]
| |
Thomas
Eigenlijk zou ik wel eens willen trouwen. Zie je mij al in mijn nieuw pak, donkerblauw met een wit hemd en een Amerikaanse das op het stadhuis? En Nicht Hilda, ernstig en oud, helemaal in het wit met een sluier voor zodat niemand, behalve jij en ik die er heel dichtbij zijn, zien kan hoe oud zij is. En wij komen van de trappen van het stadhuis naar de taxi toe en alle mensen roepen en wuiven: Leve prins Thomas en zijn bruid. Viva. En de oude Mijnheer Alban is er ook en als wij 's avonds rond de tafel zitten mag hij piano spelen. En of hij het goed doet of niet. dat kan niemand schelen, want iedereen is blij en vrolijk, en hij is zo fier achter de piano, zo trots en zo blij...
Andrea
Zwijg.
Thomas
Ah. Zij luisteren samen naar wat de ouders in de woonkamer zeggen.
De Moeder
Begrijp het toch, Pattini.
Hilda
Ik zal hem niet opeten, hoor, oom Henri, maar ik dacht dat wij het overeengekomen waren.
De Vader
Dat is het juist. Ik wist er niets van.
De Moeder
Doe niet zo flauw, Pattini, help mij het bed opmaken.
De Vader
Ja, zo meteen. Waarom moet het allemaal zo gejaagd gebeuren?
Hilda
Het is al bij acht uur. | |
[pagina 616]
| |
De Moeder
En morgen gaat zij weg. In Andrea's kamer.
Thomas
(glimlachend)
Pa is lastig. Hij is zenuwachtig de laatste tijd. Wat zou het zijn? Wil hij weer de straat op en durft hij niet?
Andrea
Wat is er gaande over het bed?
Thomas
Welk bed?
Andrea
Waar zij het over hebben.
Thomas
Ik weet het niet.
Andrea
Natuurlijk weet je het. Je wil het mij niet zeggen.
Thomas
Neen, echt waar, ik weet nergens iets van. Zij luisteren maar er wordt niets meer gezegd in de huiskamer. De ouders komen dan naar Andrea's kamer toe. De moeder draagt lakens en de vader een hoofdkussen. De nicht in de huiskamer zet de radio aan. Blijft alleen achter. Wanneer de ouders in Andrea's kamer binnenkomen, springt Andrea recht.
Andrea
Wat gebeurt er?
De Moeder
Dit bed moet opgemaakt worden voor Hilda.
Thomas
Slaapt zij dan hier? | |
[pagina 617]
| |
Andrea
(aarzelend)
Met mij? Waarom?
De Moeder
Neen, jij gaat in Pa's kamertje boven vannacht.
Andrea
(schreeuwt)
Neen.
De Moeder
Andrea, begin niet opnieuw met je onzin.
Andrea
Neen. Neen. Neen.
De Moeder
Wat kan jou dat nu schelen als je even een nacht niet in je kamer moet slapen?
De Vader
Ja, is dat nu zo verschrikkelijk. Het lijkt wel...
Andrea
Neen. Neen. Ik wil het niet dat zij hier met Thomas alleen blijft. Dit zal niet gebeuren. Ik zal het niet laten gebeuren dat zij zich in zijn bed nestelt.
De Vader
Maar Andrea, daar gaat het toch niet om.
Andrea
Daar gaat het wel om. Het is haar enig doel, zij wil Thomas hebben. Het mag niet.
De Moeder
Andrea.
Andrea
Omdat zij oud wordt en geen mannen heeft gehad die naar haar wilden omkijken, komt zij hier en valt die jongen lastig, het is... | |
[pagina 618]
| |
De Vader
Andrea, je gaat te ver.
Andrea
(wordt hysterisch)
Het gebeurt niet.
De Moeder
(vast)
Hilda heeft volledig het recht om met Thomas alleen te blijven voor een avond. Als jij verloofd was zouden wij dat ook van jou en je verloofde aannemen.
Andrea
(lacht schril)
Verloofd? Wie zegt dat? Jullie. Hij weet er niets van.
Thomas
Jawel.
De Moeder
Thomas, heb ik je niet alles duidelijk uitgelegd?
De Vader
Ja en ik ook?
Thomas
Van de verloving wel. Maar niet van het bed.
De Moeder
Herinner je je toen wij het over de verloving hadden, dat wij zeiden dat je een nieuw, groot huis met een badkamer in marmer zou gaan bewonen. Toen heb jij gezegd: ik wil hier blijven en heb ik je dan niet uitgelegd dat je niet met een vrouw kan samenwonen zonder eerst verloofd en daarna getrouwd te zijn?
Andrea
Daar gaat het helemaal niet over.
De Moeder
Hou jij je brutale bek.
Andrea
Zij liegen je voor, Thomas. | |
[pagina 619]
| |
De Vader
Maar Andrea...
Andrea
(opnieuw hysterisch)
Het kan niet. Het mag niet.
De Vader
Maar je bent belachelijk, Andrea, je bent soms zo kinderachtig als Thomas.
De Moeder
Dat is waar. Jullie zijn geen kinderen meer, jullie hebben de leeftijd om te beginnen denken dat het leven geen grapje is, dat er iets anders bestaat dan elkaar verhaaltjes vertellen in het donker. Wij, Pa en ik, zitten tot over ons hoofd in de zorgen en jullie maken het ons steeds moeilijker.
Thomas
Maar ik heb niets gedaan, Mama.
De Moeder
Je laat je beïnvloeden door je zuster, je hangt aan haar als een schoothondje, je aapt haar na en zij doet niets anders dan je ophitsen tegen ons, je ouders, die alles, alles voor je over hebben en zich opofferingen getroosten meer dan zij kunnen verdragen.
De Vader
Zo is het, jongen, geloof mij, alleen zal je dit pas later merken, als wij er niet meer zullen zijn.
Andrea
Ik haat jullie. Ik haat jullie.
De Moeder
(schamper)
Huh. Hoor dit eens aan. Tot Thomas.
Is dit nu een manier om tegen haar ouders te spreken? Je hoort het nu zelf met je eigen oren.
Thomas
Dat mag je niet zeggen, Andrea. | |
[pagina 620]
| |
Andrea
Neen, natuurlijk niet, ik moet alles laten gebeuren, ik moet toekijken hoe... Stokt.
Neen.
De Moeder
Dus je geeft toe dat je niet wil dat Thomas gelukkig wordt, dat je zijn toekomst verpest. En daarmee de onze. En de jouwe.
Andrea
Ik heb niets van jullie nodig, hoor je.
De Moeder
Wij hebben je opgebracht in liefde, in kommer, dag in dag uit waakten wij over je toen je klein was. Toen je appendicitis kreeg en gelukkig hadden wij toen nog geld, heb ik de hele nacht in het hospitaal doorgebracht, over je bezweet hoofd gewaaid, je kleine hand vastgehouden en gehuild uren lang. En je Pa...
De Vader
Ik wachtte buiten in de gang. Ik dacht dat je stierf.
De Moeder
En dit is onze beloning. Je haat ons.
Andrea
(hard)
Ja.
De Vader
En dit omdat je nicht een paar woorden met Thomas wil wisselen.
Andrea
(schamper)
Een paar woorden wisselen noemen jullie dat. Alsof jullie niet wisten waar het over ging.
De Vader
Je moet geen dingen zoeken waar zij niet zijn. | |
[pagina 621]
| |
Andrea
(schril)
Héhé.
De Vader
Het is toch heel natuurlijk...
Andrea
Je hebt het al gezegd, Pa, je zegt het te veel, het zit jullie dwars, dat is het. Jullie proberen het voor julliezelf te verontschuldigen. Tevergeefs. Hilda zal niet een paar woorden wisselen.
Thomas
Wat is er toch aan de hand?
De Moeder
Genoeg met je gezeur, Andrea. Het wordt laat en Hilda gaat morgenavond naar huis.
Andrea
Waarom kan zij morgen niet praten met Thomas? Ik kan de hele dag in de bioscoop zitten.
De Moeder
Genoeg. Zij gooit de lakens op het bed.
Andrea
(schreeuwt)
Neen. Zij neemt de lakens van het bed, werpt ze op de grond. Stampt er op. Haar moeder geeft haar een harde klap in het gezicht.
Thomas
Mama.
De Moeder
Hou je er buiten, Andrea. Wat hier te beslissen valt doe ik. Je bent minderjarig en mijn dochter, je hebt te luisteren naar wat ik zeg. Naar wat je ouders zeggen. Wij weten wat goed is voor Thomas en daar handelen wij naar. | |
[pagina 622]
| |
Andrea
En wat goed voor jullie is.
De Moeder
En voor jou. Voor ons allen. Zij neemt het hoofdkussen uit de vader's hand en raapt de lakens op.
Ga naar pa's kamertje. Thomas gaat bij zijn zuster.
Neen, jij blijft hier.
Thomas
Ik ben bang. Ik blijf hier niet alleen.
Andrea
(tot haar broer)
Wil jij bij die meid in bed?
De Vader
Andrea, waar ben jij opgevoed geworden? Met je gemene uitdrukkingen?
Andrea
Wil je of wil je niet?
Thomas
Ik weet niet wat ik moet doen... ik...
Andrea
(neemt zijn hand vast)
Tommie?
De Moeder
Ach, maak je weg, kind, wat ben je toch lastig. Het lijkt wel alsof zijn leven er van afhangt. Doe niet zo dramatisch.
De Vader
Ja. Hilda komt in de deuropening.
Hilda
Wat is er aan de hand? Ik hoorde schreeuwen. Gaat er iets niet? | |
[pagina 623]
| |
De Moeder
Het is niets, kind. Een kleine woordenwisseling. Gebeurt in de beste families, nietwaar? Glimlacht.
De Vader
Een kleine discussie. Glimlacht.
Hilda
Dag, Thomas. Ik heb je nog niet gezien vanmiddag.
Thomas
Ik ben bij Andrea gebleven.
Hilda
Waarom?
Thomas
Zo maar.
De Moeder
Zij houden zo van elkaar, die twee, het is gewoon belachelijk.
Andrea
Thomas, het hangt van jou af.
Thomas
Wat?
Andrea
Wat er nu gebeurt.
De Moeder
Luister niet naar haar, jongen.
Andrea
Je weet wel wat er gebeurt, je wil het niet toegeven maar je weet het, Tom, ik zie het aan je blik, je durft mij niet aan te kijken. Zij hebben jou door de modder gesleurd en je durft er niet aan denken, het maakt je verlegen en je schaamt je.
Thomas
Ja. | |
[pagina 624]
| |
De Moeder
Andrea, ga de kamer uit.
Andrea
Neen.
Hilda
Wat is zij ongehoorzaam, tante.
Andrea
(huilt, maar probeert zich te beheersen)
Tommie, doe het niet.
Thomas
Ik moet doen wat mama zegt.
Andrea
Omdat je het zelf ook wil. Het was dus niet waar wat je mij zei daareven, je houdt niet van mij. Je liegt, je wil...
Thomas
Jawel, het was wel waar. Hij neemt haar arm.
Andrea
Laat mij los. Thomas laat haar arm los, kijkt naar de moeder.
Andrea
Je wil weten hoe een vrouw is. Omdat je geen kleine jongen meer bent. Je bent nieuwsgierig, je wil weten hoe het is, een vrouw die niet je moeder en niet je zuster is. En dat weet zij, je moeder, en zij rekent er op dat je nieuwsgierig bent, dat...
De Moeder
(gilt)
Er uit.
De Vader
Onmiddellijk.
Andrea
(huilt nu openlijk)
Je zal zien, Thomas, je zal zien. Zij klapt de deur hard dicht en rent de trap op. Thomas gaat haar achterna. Zij zit op de trap en houdt haar hoofd tussen de handen. Zij kijkt niet op terwijl zij de eerste zinnen spreekt.
| |
[pagina 625]
| |
Thomas
Het is niet zoals je denkt, ik was niet nieuwsgierig.
Andrea
Jawel.
Thomas
Een beetje.
Andrea
Zie je.
Thomas
Maar wij moeten gehoorzaam zijn, dat weet je toch. Mama en Pa menen het goed. Ten slotte moet ik iemand hebben die voor mij zorgt en zij kunnen het niet meer, zij zijn moe alle twee, en jij moet ook iemand hebben die naar je omkijkt. Wij kunnen niet zo maar door de wereld gaan, jij en ik, helemaal alleen.
Andrea
Zwijg.
Thomas
Ah. Hij wil verder de trap op.
Andrea
(kijkt op, en maakt een afwerend gebaar voor zich)
Laat mij gerust. Voor mij moet niemand zorgen, niemand heb ik nodig.
Thomas
Neen?
Andrea
Ik ga weg.
Thomas
Naar Engeland. In Andrea's kamer luisteren de vader en de moeder. De vader maakt een gebaar maar de moeder houdt hem tegen. De nicht houdt zich afzijdig maar luistert toch mee.
| |
[pagina 626]
| |
Andrea
Ja.
Thomas
Alleen? Zonder mij? Je mag niet. Wij hebben het afgesproken.
Andrea
Je moet hier blijven, kleine jongen, bij je nicht. Zij wordt je bruid binnenkort.
Thomas
Maar dan kan je toch bij ons blijven?
Andrea
(met een grijnsje, dat haar lelijk maakt)
Héhé. Zij loopt de trappen op, het kleine kamertje in. Thomas daalt traag de trap af, komt bij zijn ouders en zijn nicht.
De Moeder
Wat zei zij nog?
Thomas
(gaat ineengedoken zitten)
Niets.
De Vader
Het leven, beste jongen, is een strijd. En pas wanneer je op een zekere leeftijd gekomen bent, merk je dat. Je merkt het niet eerder omdat je ouders tot dan toe al het werk voor je hebben opgeknapt, omdat zij jou uit de brand hielden, omdat...
Hilda
Dat is waar, oom, daar heb je gelijk in.
Thomas
(voor zich uit)
Zij houdt niet meer van mij.
Hilda
Wie? Ik? Maar wie durft dat te zeggen? | |
[pagina 627]
| |
De Moeder
Thomas, poets je tanden.
Thomas
Waarom lachte zij mij uit?
De Vader
En een voorname regel is je nooit onder laten duwen, hoe zwaar het beest in je nek ook mag wegen. Het leven is een strijd en de wereld behoort aan hen, die...
De Moeder
Pattini, je maakt mij doodmoe met je verhalen, laat hem gerust. Ga je tanden poetsen, jongen. Terwijl hij opstaat.
Heb je gezien hoe lelijk zij zich gedragen heeft?
Thomas
(afwezig)
Ja, mama.
De Moeder
Het wordt donker. Kind, help mij even. Zij reikt Hilda een laken aan.
Doek.
(Wordt voortgezet.) HUGO CLAUS |
|