Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 501] [p. 501] [Gedichten van Christine D'haen] Geboorte van Anna-Liva 't Geboortelicht brak aan juist toen de morgenzon haar reizen herbegon voor 't wicht dat schreiend, warm en vochtig van den schoot werd weggebed en sloot zijn ogen op een traan. Zij schreide en werd gestild alleen door diepen dronk van zoete melk en zonk in 't slapen dat zij voorgeboortlijk, donker, diep in 't bloed geborgen, sliep en nu werd uitgetild. Met ogen zwak en blind zocht zij het licht gelijk het jonge blad, bevrijd uit duistren grond als zij, de tweede maand van 't jaar; het groen groeit mee met haar in warmere zon en wind. Ach hoe zij stil, zo stil ontplooit; gelijk de plant die langzaam openspant haar dichtgeloken bloem, ontwaakt ze en in een snik lacht zij met lieven blik alsof zij spreken wil. [pagina 502] [p. 502] Hoe helder haar gezicht; een spiegel is zij waar 'k wanneer ik buig mij klaar weerkaatst zie, ieder uur aan leven toegenomen, versluierd nog in dromen gelijk het vroege licht. [pagina 503] [p. 503] De mol Aarde die 'k adem in den zwaren nacht, voor honger aarde en aarde voor den dorst; mijn zachte en warm met bloed gevulde borst, mijn longen voor de lucht, met aard bevracht. Ogen waarin het zonlicht vloeide lijk de gouden gloed in Danae's schoot, herboren als gouden zoon uit de ogen om te gloren met glans en wederglans, ontaard in slijk. Aarde getorst door mij, gewicht van grond met vingers doorgegraven tot een gang en achter deze gang een andre gang zo lang dat hij in andren grond, in grond uitmondt. Gedolven in een graf, sprakeloos en vaal, gevoed met wortelen en worm en zaad, terwijl de blauw-en-groene pauw bestaat, het paard, 't hert met gewei, de nachtegaal. CHRISTINE D'HAEN [pagina 504] [p. 504] Zondagmorgen Dimanche C'est dimanche aujourd'hui. Pour la première fois, aujourd'hui... ........... terre, soleil et moi je suis un homme heureux. NAZIM HIKMET de stilte is een vaasje muguet op een morgentafel de kerkhaan zoekt een hen in het windstil westen en de huizen alle gedaanten zwijgen als hagedissen in een verwaarloosd terrarium over de daken waait het sluikhaar an jongensachtige populieren weten zij misschien wie de vaas zal breken die op de morgentafel staat van de dag o zonnige nacht [pagina 505] [p. 505] Parkgedicht in de vijver van de dag zie ik grijsaards met wierookhaar en kinderen met vogelogen in zwijgende kinderwagens een willekeurige zwaan wist met een witte spons alle geluiden van de vijver en zwemt door de wolken een speelgoedhelicopter wandelt langs luchtpaden naar het noordelijke waterzuiden PAUL SNOEK [pagina 506] [p. 506] Verlangen Kussen zou ik u totdat ik moe geworden en met ogen toe van zaligheid zou ingaan in het Rijk van uwe schoonheid en verstild geluk - moest ik bij u nu zijn. Maar ik verlang vergeefs slechts. Want gij zijt niet hier en zult niet hier zijn vooraleer nog lange tijd ons scheiden zal voortaan. Ik ben zo ver. En slechts de wind, de zon, een enkel vogel soms voorbij het raam, zijn mijn getuigen dat ik steeds naar u verlangend uitstaar ais naar het geluk - dat lange tijd nog toeven zal aleer ik moe en zalig ingaan zal in 't Rijk van uwe schoonheid en verstild geluk. [pagina 507] [p. 507] Hatschepsut Ik ben verliefd op Hatschepsut van Der el Bahri, de koningin van Theben, wier paleizen staan in al mijn dromen. Als van een blanke zwaan is hare schoonheid over mij gekomen toen voor het eerst ik haar ontmoeten mocht in een oud boek dat zegt hoe vol de beker van hare schoonheid was en van haar roem (en hoe haar eerste tederheid, haar eerste zoen de harten wild maakt en uw dood als zeker). J.L. DE BELDER Vorige Volgende