Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 380] [p. 380] [Gedichtenr van Ronny van Cleef] Voor Hinke Soms klinken in het woud van mijn verwachting de late tonen van een nachtegaal. Een ijl en teder brekend droomsignaal uithuiv'rend over mijn herinnering. Boven de dicht begroeide paden zing ik oude, lang vergeten woorden bloot. Kleine vergeet-me-nieten groeien groot boven de vennen van mijn hunkering. Dan hoor ik weer de naam van ieder ding en zing binnen de grenzen van het woud, achter de bomen van mijn zelfbehoud de nevels neer om mijn herinnering. [pagina 381] [p. 381] Nanacht Wanneer de dag nog niet beroepen is en zwarte wanden voor de vensters staan dan is het nacht en de belevenis van het ontwaken moet nog ondergaan en weer beleden worden. Onderaan de uren van het duister wiegen dromen zacht in een onbestemde pijn. Als aan de zwarte wanden lichte strepen komen, worden we rusteloos, want langs de baan aan 't einde van de straat rijden de treinen - de eersten van de dag - weer af en aan. Bij 't wijken van de nacht'lijke gordijnen zijn we in elkanders armen opgestaan. Van je gezicht zag ik de droom verdwijnen. [pagina 382] [p. 382] Koorts Traag pelt de dag de uren af. Het rood stijgt waarschuwend van voet naar haren. Verborgen wensen worden openbaar en staan onwetend alle rechten af. Wie dan gezien wordt, kent zich zelf niet meer. Een dubbelganger tussen straat en ramen. De som van uur en stijgend rood is samen geringer nog dan 't kleinste zelfverweer. Het teken dat verwonderd aan de wand de status aangeeft van de binnenbrand en van het langzaam doven van de uren, wordt door het rossig bloeden overmand. De dubbelganger raakt de overkant en veegt daar de minuten van de muren. RONNY VAN CLEEF Vorige Volgende