Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Uit de tuin I Dit is een nederige woon. Geen goud versiert mijn tafel en geen brons de deuren. Ik weef mijn ruwe kleren zelf, ik houd een mand met fruit: er kan mij niets gebeuren. 'k Ben eerlijk met mezelf, ik schrijf een boek en 's avonds hoor ik 't woord van wijze vrienden; ik vraag niets méér, 'k heb alles wat ik zoek: geen ommekeer kan mij geruster vinden. Wat baat het steeds maar weer op jacht te gaan en rusteloos zichzelf en 't lot te tergen? De jaren spoeden heen, geen uur blijft staan, het laatste komt, geen mens kan zich verbergen. Voor allen opent zich dezelfde grond, de dood laat zich in 't werk door niemand storen. Geen smeken helpt, geen geld, geen lieve mond. Wij volgen slaafs, zodra wij 't pijpen horen. En onverschillig maait de gier'ge dood. Er wacht een plaats onder de wilgebomen voor wie in rijkdom leeft, voor wie in nood. Wij moeten gaan, er is geen wederkomen. [pagina 301] [p. 301] II Sinds eeuwen staat de top der bergen blank en is de loop der stromen vastgevroren. Sinds eeuwen kan geen droom, geen fijne klank de rust der dichtgesneeuwde dennen storen. Werp hout op 't vuur, verdrijf met nieuwe vlammen de koude uit hart en huis, schenk bekers wijn. Ontloop de zorgen die uw geest verlammen: de goden dragen zorg voor onze pijn. Weldra verstillen op de zee de winden, 't geluid, dat in cypressen leeft, valt stil; en ook ons leven zal zijn einde vinden, dit denkend en beminnend lijf wordt kil. Wat morgen brengen zal, zoek niet te weten, leef blind en blij in deze zeekre dag. Het wonder van de liefde doet vergeten de ouderdom en van de dood de lach. [pagina 302] [p. 302] III Niet eeuwig buigt het bos onder de winden noch staan de velden van hun graan beroofd; niet eeuwig weegt de sneeuw op de oude linden: er is ons steeds een nieuwe vreugd' beloofd. Wat ons het dierbaarst is geweest gaat henen en zeker wijkt waarin eens werd geloofd. Wat baat het maand en jaar te blijven wenen: er is ons steeds een nieuwe vreugd' beloofd. Er is een maat ook voor de zwaarste zuchten, de scherpste pijn wordt in de tijd gedoofd, de warmte en 't licht doorbreken weer de luchten: er is ons steeds een nieuwe vreugd' beloofd. MARC MOONEN Vorige Volgende