| |
| |
| |
Het stallokind
Een Stallo is een slechte geest, een kobold, die in de gedaante van Lap onder de Lappen leeft. Hij is meestal log, lelijk en onbeholpen. Over Stallo's zijn vele legenden in omloop. Een Ulda daarentegen heeft zowel goede als kwade eigenschappen. Zij bezitten tovermachten en vertonen zich meestal als jonge en bekoorlijke meisjes. Ulda wordt wel eens, gelijk hier, als eigennaam gebruikt.
TREDEN OP
Pjetar, een Nomadelap
Ulda
Stallo
Lapland. Een open plaats. Bergen op de achtergrond. In de diepte ligt het meer, waar zich de kudde van Pjetar bevindt, alsook een tent.
| |
| |
(verschijnt op de punt van een rots)
Ulda! Ulda!
(komt uit de tent)
Wat wil je, Stallo? Had je me niet beloofd je nooit meer te vertonen?
(zacht smekend)
Laat Stallo binnen...
(toont een spiegel)
Ik heb een geschenk meegebracht.
Ik zal geen geschenk van je aannemen.
Laten wij in de bossen gaan. Il wil je bezitten.
Je had er eerder moeten aan denken. Nu is het te laat. Pjetar is mijn man.
(komt nader)
Pjetar weet niet wat liefde is. Ik heb recht op je, omdat ik sterker ben.
Laat me los. Pjetar zal me wreken.
| |
| |
Stallo zal hem doodslaan.
Kijk zelf hoe mooi je bent. Te mooi voor Pjetar...
Is dat een spiegel?
Ze rukt hem de spiegel uit de handen. Na een poos.
Ga nu weg...
Stallo wil zijn kind zien.
Het is mijn kind, Ulda. Je kreeg het al nadat je vier maanden met Pjetar was. Héhé... een viermaandenkind...
Een Ulda kan een kind baren in vier maanden.
Geen enkele Ulda bezit die macht. Dat weet je zo goed als ik. Kom, steek de tent in brand. We gaan elkaar weer liefhebben in de bossen.
Ulda's kunnen niet van mensen houden. Wat zal Pjetar zeggen van zijn stallokind?
| |
| |
Stallo zal het hem zelf zeggen.
Dat doe je niet. Hij zou je trouwens niet geloven. Wil je door zijn lasso gevangen worden en door zijn speer gedood?
Ik heb mijn leven goed verborgen, Ulda. Dat weet je wel.
Pas op, Ulda, want Stallo is wild. Hij kan zich niet meer bedwingen. Hij wil meer kinderen maken. Een nog en nog...
Ulda haalt de schouders op, kijkt in de spiegel en verdwijnt in de tent.
Laat me binnen, Ulda. Ik voel, dat ik anders de tent zal opensnijden. Ik wil eerst de kleine Stallo zien en je dan nog eens nemen en nog eens en nog eens... Ulda.
(komt uit de diepte geklommen)
Wat doet je bij mijn tent?
Ik kwam toevallig voorbij. Ik heb honger.
Waarom ga je niet op visvangst? Waarom bewerk je het land niet, zoals je stamgenoten?
Ik heb een zwerversnatuur.
Waarom werk je niet? Ik ben ook een nomade, maar toch geen bedelaar.
| |
| |
Ik zet stroppen voor de vossen.
Hier is een stuk brood. Ga nu weg.
Ik heb geen honger voor brood. Een vrouw wil ik.
Zijn er in Lapmark geen vrouwen genoeg? Ksst! Scheer je weg!
Nee, maar je bent een stallo.
Stallo! Stallo!
Sluw.
Ik ben een goede stallo...
Een goede stallo begeert andermans vrouw niet. Hij draait niet rond de woning van een Lap. Ksst!!
Waarom zou ik je gast niet zijn?
Ga elders je toverkunsten uithalen.
Als je niet met toverkunsten gediend bent, waarom trouwde je dan een ulda?
Wij beschermen elkaar. Er zijn goede en slechte ulda's. Maar alle stallo's zijn boos.
| |
| |
(plots)
Deze ulda is slecht.
Pietar slaat hem met zijn lasso en wil hem te lijf, maar Stallo lacht. Hij bedreigt hem vanaf een hogere positie met een steen.
(grof spottend)
Zij heeft je bedrogen. Zij heeft een kudde geruild voor je vaderschap. En waarom? Uit duivelse fantasie. De vader van het kind is...
(plots uit de tent)
Stallo!
(laat de steen vallen)
Och... Goed... Stallo gaat al weg. Er zijn andere uldavrouwen. Stallo zal leven!
Steekt de tong uit naar Pjetar smalend.
Horens!
Hij wil weg, maar Pjetar weerhoudt hem.
Laat hem gaan, Pjetar. Het is een leugenaar. Hij brengt onheil.
(koppig)
Wat zei je van mijn kind?
| |
| |
Ulda, laat hem spreken.
Tot Stallo.
Wat zei je?
(dom dreigend)
Dat Ulda bezit is van Stallo. En dat Stallo haar net als vroeger zal opnemen en in de bossen dragen om haar te beminnen..
(onbegrijpend)
Zoals vroeger?
Voel je dan niet, dat hij je wil tergen?
(grotesk naar Pjetar)
Ksst!
Ik hem hem nooit gekend. Het is de eerste keer dat ik zijn tronie zie.
(met gehuichelde droefheid)
Schenk me dan mijn kind, boze Ulda.
Pjetar vliegt op hem toe, maar Stallo slaat hem tegen de grond en schopt hem tegen het been. Kreunend blijft Pjetar liggen. Ulda werpt zich wenend op hem; wil hem kussen.
| |
| |
(bedekt zich het gelaat)
Nee! Nee!
(woedend tot Stallo)
Ga dan toch weg!
Pjetar klampt zich plotseling aan haar vast.
(gejaagd)
Toen ik vijf maanden geleden mijn kudde rendieren bewaakte bij Morjö, is er plots een in de bergen gevlucht. Ik heb het nagejaagd, maar in plaats van het terug te vinden ontdekte ik jou, Ulda. Ik wist niets af van het bestaan van wezens als jij. Zoals ik je daar als een zeemeermin op een hoge rotspunt in het water zag dromen behoorde je niet meer tot het rijk van de legende. Ulda, je bent echt en levendig. Je bent geen onderaards wezen dat loert op de mens. Je bent lieftallig en hebt meer dan de anderen een ziel. Als jij in het water sprong veranderde je niet in schuim. Toen nam ik je tot vrouw, omdat men zegt dat goede ulda's nooit ontrouw zijn.
Door mij ben je rijk geworden. Je kudde is nu viermaal zo groot.
Men zei me, dat ulda's zelden ongeluk brengen. Maar zeg me of deze stallo liegt.
Stallo is een leugenaar. Een schoft.
(lacht)
Zal je het blijven loochenen, Ulda, als de lelijke mond van het kind schuin naar zijn oren gaat groeien. Als zijn oren als grote schelpen wijd van zijn hoofd gaan hangen. En als het eerste stamelwoord zal zijn: Stallo... Stallo. Als Stallo dit zal horen dan zal hij niet meer aarzelen en zonder genade de tent vernielen. Als Stallo het niet zal horen en de opgroeien-
| |
| |
de zoon zal later de kudde hoeden dan zullen de vervloekte beesten stuk voor stuk aan hoenderpest bezwijken. Hahaha. Zó zal Stallo dan lachen en zijn nageslacht zal hem in de bergen volgen.
Pjetar kruipt op de knieën tot bij de tent en trekt de mand van het kind naar buiten. De spiegel ligt op de mand.
Een spiegel. Een geschenk van mij.
Raak het kind niet aan, Pjetar.
Ik raak het niet aan. Ik bekijk het.
Hij bekijkt aandachtig het kind en dan zichzelf in de spiegel.
(huilend)
O Stallo. Ik haat je. Ik haat je.
Ze klopt hem machteloos op de borst en wil hem krabben, maar hij duwt haar tergend van zich af.
(spottend)
Stallo zal later terugkomen, Ulda. Je zult voor hem dansen en blij zijn omdat we weer in het bos zullen gaan liggen. Je zult hem weer in de borst bijten en rond hem kronkelen met je lichaam en kreunen van voldoening en met je benen stampen. Zal Stallo je komen halen?
Stallo verdwijnt lachend. Ulda en Pjetar blijven alleen. Pjetar bekijkt zich in de spiegel.
| |
| |
(mompelt)
De neus... misschien... de ogen...
Waarom zou een ulda op vier maanden tijd een kind ter wereld brengen? Is dat een regel?
Als we onder water kunnen leven en onder de aarde, zijn we dan niet in staat tot andere wonderlijke dingen, die boven het begrip van gewone mensen gaan?
Een gewoon mens... Inderdaad... Gewone mensen twijfelen.
Er is aan zo 'n wicht weinig te zien.
Hij gelijkt op jou.
Plots.
Ik zal Stallo doden.
Ja, je moet hem uit de weg ruimen.
Maar zal ik de twijfel ook uit mijn hart kunnen roeien?
Je moet me geloven, Pjetar. Ik ben er zeker van, dat het een kind is van vier maanden.
Anders...
Bruusk.
Het is niet anders.
| |
| |
Kón ik maar weten waar hij zijn leven verborgen houdt.
Werpt de spiegel weg.
De meeste kobolden kan men niet doden omdat zij hun leven in de bomen verbergen.
(listig)
Deze stallo verborg zijn leven in een ei.
Omdat... Omdat... Ik voel het. Ik raad het...
Omdat je zijn lief geweest bent?
Pjetar. Ik heb hem nauwelijks twee keer ontmoet. Heel vluchtig...
(huilend)
En zei je niet, dat je zijn smoel nu pas voor het eerst zag. Twee keer. Het is geen vreemde? Je zult me de waarheid zeggen. Hebben jullie... Hebben jullie...
Leugens!
Hij geeft haar een klap.
Hij heeft me wel heel even gekust...
| |
| |
Ik bedoel, hij heeft me heel even willen kussen, zeg ik...
Waarom draai je om de waarheid heen? Heeft hij je gezegd, dat hij zijn leven in een ei bewaart?
Je liegt. Een stallo zegt enkel aan zijn minnares waar hij zijn leven wegsteekt.
Hij heeft een rendierzweep genomen.
(richt zich fier op)
Sla me niet, Pjetar, je bent gek.
(slaat)
Waar is het ei van zijn leven?
Op de top van de Situajaure.
Die kan ik niet bereiken.
Op de bodem van de Luleo.
(slaat haar)
Daar kan ik nu niet duiken.
Ach, had ik me nooit ingelaten met een uldameid. Waarom vertonen zij zich steeds onder verleidelijke trekken? Ontucht en misdrijf alleen kunnen zij waarderen.
| |
| |
Laten wij vluchten en vergeten.
Vergeten? Ik zou slechts kunnen vergeten bij de dood van het kind
Los zeg ik. Dit stallokind hoort in een berenhol.
Leg het kind neer, Pjetar, of het zal je berouwen.
(plots door de toon geschrokken)
Berouwen?
(hardvochtig)
Een ulda lijdt niet om de vrucht van haar smartenschoot door wilde dieren te laten verscheuren. Leg het kind neer.
(sprakeloos; legt het kind traag neer)
Jij was het toch, die me smeekte je nooit te verlaten? Jij was het toch, die me uit de klauwen van een adelaar redde, toen ik in het ijsveld bezweken was? Jij was het toch, die geschreid hebt bij mijn verpleging uit angst me te verliezen?
Ik was het. Maar toen was het kind niet geboren. Het verbond met de mensen brengt de ulda's ongeluk. Voor de Lappen echter is een ulda een amulet. Ik zal de kudden niet meer met je door het meer drijven. Ik zal niet meer naar de markten van het Zuiden trekken om vellen te verkopen in de winter. Ulda's hebben een eigen bestemming. Waarom zouden wij ons verslaven aan een Lap met een zweep?
(klein)
Ik ben maar een mens.
Als komt hij tot bezinning.
| |
| |
Welke duivel had me te pakken?
Wenend.
Zeg me wat ik doen moet, Ulda.
Ik keer terug naar de ondergrondse kudden waarvan het klingelen der bellen je steeds zal blijven vervolgen. Mijn deel neem ik mee.
(begrijpt het niet)
Zou je me... dreigen?... Ulda... Vergeef me... Ik herken je niet meer... Ik hou van je...
(radeloos)
Wat ga je doen?
(met het kind in de arm)
Vaarwel.
De stallo verschijnt lachend. Ze geeft hem het kind.
Je kudde, Pjetar... je kudde...
Pjetar sleept zich naar een punt van waar hij zijn kudde kan gadeslaan. Men hoort gedonder.
(in paniek)
Mijn dieren. Mijn dieren.
Ziet. De gletscher splijt de rotsen boven de beesten.
(in triomf)
Het regent stenen.
| |
| |
Kom nu met Stallo in het bos, Ulda. We zullen elkaar liefhebben als vroeger.
(tot Pjetar)
Zal ik je zeggen waar Stallo zijn leven verborg?
Schreeuwt.
In het kind!!
Stallo en Ulda rukken de tent uiteen en verspreiden de inhoud, terwijl ze hier en daar iets stuktrappen. Pjetar sleept zich wanhopig van links naar rechts om zich te verdedigen en wat te redden. Stallo en Ulda verdwijnen vlug. Pjetar valt over een ketel op de grond, omklemt hem en weent.
Mijn dieren. Mijn dieren!...
TONE BRULIN
|
|