Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] [Gedichten van Peter van Steen] Eenzaamheid Niemand's kind te zijn en een moeder gehad te hebben o zoete tijd der bitterheid o jeugd groeien waarheen en groeien maar waarheen de seconden die onder en over ons verstromen en niets kunnen herroepen de eerste vriend en het vrouwenlijf dat hem tot verraad dwong de eerste liefde besmeurd door ondergordelse begeerte en eenzamer worden in het woud der vijanden als een vreemde nooit geziene boom staan tussen dezelfde andere bomen spreken in eendere taal en niet verstaan worden smekend zingen en gehoond worden o niemand's kind te zijn te moeten oplossen in eenzaamheid. [pagina 278] [p. 278] De magnolia en het ijzer I Geheven armen met handen sidderend in bijtende lentewind en bloemvingers gespreid onder de grijze lucht die als een dweil over de emmer der wereld drenst. Droom, trance van het ijlste rose en het romigste wit als albasten schaal gebed in het somber soliede bronsgroen der huid zacht juichende uiteinden van deemoedig verwrongen stam met voeten in aardsheid van de natte dreigende tuin om de hautaine kerk kuis delirium o dappere tederheid der magnolia ...en het hek. [pagina 279] [p. 279] II De ogen der mensen: hardheid die geen einde kent de wereld: ijzeren hekken om chimerisch bezit en de rose droom achter de staven het donzig ijlen der bevend bloeiende tulpenboom en het jachtig bidden der gelovigen ge-lo-vi-gen; waarom bidden zij dat de ijzeren wagens hen niet zullen treffen maar de anderen gemáákte gezegende vuurwagens en de ijzeren maarschalk die een traan wegpinkt als hij zijn kleinkind ziet onverwoestbare weekheid der boombloemen o trillend leven en sterven en hérleven. [pagina 280] [p. 280] III IJzeren wagens denderen over ijzeren linten en hoog boven het grauwe wolkendons giert de straaljager robots komen en gaan met harde plannen en ijzeren gebeden maar het rose bloeien woekert verder. [pagina 281] [p. 281] IV En de soldaat de moedermelk nog trillend in de naadloze mondhoeken slaakt zijn laatste gil om het ijzer dat zijn kindergezicht deed stollen tollend gierend wervelend sissend ijzer; kouwelijke generaals worden opgevijzeld uit gestremde herinneringen en reiken kruisen uit aan de verminkten dona nobis pacem en de tulpenboom ontvouwt een weerloze bloem. [pagina 282] [p. 282] V De fronten en de harten der mensen de echte en de denkbeeldige hekken de klokken die lokken met dreigende tonen de handen en de zielen ijzer ijzer ijzer en het argeloze kind dat overgegeven met de wereld speelt gevangen in het ijzer van vadertrots en moederliefde en de magnolia. [pagina 283] [p. 283] VI Onontkoombaar nadert het grote roesten en verlossend uiteenvallen er zal verkwikkend geritsel zijn van neerzijgende deeltjes kruisen zullen wankelen torenspitsen omlaag schieten kanonnen en tanks zullen zich op hun vette zij vlijen neersuizende kerkklokken zullen met wankelende hekken in de gretige aarde verdwijnen en een zacht roodbruin juichen zal waren om het einde van de ijzeren operette en omdat het goede ijzer zijn oude plaats hervonden zal hebben. [pagina 284] [p. 284] VII En van de aan zichzelf teruggegeven aarde zal een paarlemoeren jubel opstijgen en het azuur strelen en zijn grenzen vinden langs de zoet gebogen wanden van het heelal er zal schoonheid zijn als de emaille randen van hondenogen en smijïge zachtheid als van panterhuid en bloemen zullen als bezwerende handen bevend wachten totdat de mens stamelend zal zeggen: magnolia. PETER VAN STEEN Vorige Volgende