Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Ik weet... Ik weet ik ben weinig het glinsterend voorbeeld van mannen heb ik geweigerd: ik ben de glijdende ijsvelden niet betreden - gods woning heb ik niet aangeraakt na de laatste rots - en in de dampende oerwouden laafden zich geen grashalmen aan mijn zweet ik ken de streling van de vrouw de streling der lianen ken ik niet geen kudde vreesachtige elanden rende aan mijn slede voorbij en de geur van woudbranden schroeide nooit mijn keel ik heb zelfs nooit in een Orient-Express gereisd mijn lichaam werd nooit gewiegd door de golven ik heb Rome niet gezien noch de nieuwe wegen van Israël ik heb nooit goud verkocht ik heb me nooit met kamelenmelk gevoed en wanneer over mijn gelaat een zandlaag ligt dan is dit stof van ingesloten muren neen Harrar ben ik nooit betreden Harrar is tot mij gekomen maar de ledikanten van havelozen heb ik beslapen - men strooide ruïnes voor de schreden van mijn jeugd - ik heb gevangenen bewaakt ik heb gevangenen gevoed maar mijn blik werd nooit door treurige tralies gestuit [pagina 193] [p. 193] ik haat de geur van asse en asse is mijn bevrijding geen maagd heeft me ontbolsterd nooit was ik vrucht ik was wortel een woekerplant aan mijn moedeloze muur en de fluwelen hand die mijn bloei vermenigvuldigde werd duizendmaal doorboord maar ook deze wonden genazen ik kan niet vergiftigen ik ben onschadelijk mijn handen zijn te zwak om in de steen te schrijven ik heb geen mens gedood: ik kan me op weinig beroemen alleen een kind heb ik - een jongen die de onzichtbare sporen van mijn wanhoop in zijn hulpeloze bewegingen draagt - hij is geen gevolg hij is een schepping ik heb mijn bloed gedwongen hij zou een dagelijkse vreugde kunnen zijn maar elke muziek breekt nog voor de klank mijn oorvlies bereikt alleen hoor ik het nachtelijk breken der stenen tafelen maar de stem van de grauwe nachtegaal viel steeds dood in de vijver nooit heb ik Paul Delvaux ontmoet die eierstokken schildert met roze lichamen rond en met ogen als dode meren - de vis van de blik flitsend naar de klamme vrucht - nooit heb ik Henry Moore gezien wiens Koning en Koningin lijdzaam wachten op hun executie [pagina 194] [p. 194] of zijn ze reeds roerloos gebalsemd tot alle eeuwigheid? zou alleen de executie een betekenis aan mijn leven geven? de eierstok en de executie de bodem van de zee de diepte der hemelen een schoot heb ik bekend het is niet veel om aan alle naaktheid te verzaken maar aan elke bekentenis ontsprong een traan haar heilige bron mijn droefheid is voltooid. REMY C. VAN DE KERCKHOVE Vorige Volgende