Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 7
(1952-1953)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1233]
| |
IIk liep met Bert Decorte door het landschap
waar lang terug Jacques Perk Mathilde vond:
hadden wij heimlijk hoop dat op die grond
een eendere inspiratie óns in brand stak?
Dichters voelen met dichters een verwantschap:
maar hoe ook 't groen gebergte blauwde in 't rond,
hoe lieflijk de Ourthe zich langs de oevers wond
waar grijs de leisteen uit de steile wand brak,
geen jonkvrouw met een glimlach vol geheim
schreed ons temoet op 't rotspad waar wij stegen;
de grassen hingen topzwaar van de regen,
de kleigrond kleefde aan onze voete' als lijm,
en voor de ontroering die we elkaar verzwegen
hielp ons geen blonde Muze aan 't passend rijm.
| |
[pagina 1234]
| |
IIEr hing een geur van doodgaan over 't bos
dat zonloos en verziekt zijn blad liet vallen.
Zwammen verslijmden, als op zeewier kwallen,
terzij van 't voetpad in 't moerassig mos.
Bramen, bloedzwart geronnen, tros bij tros,
rijpten te rotten in ontelbaartallen.
Er hangt een geur van doodgaan om ons allen:
reeds liet de jeugd, straks laat ons 't leven los...
O, jong te zijn, en van geen ding te weten
dan van de schoonheid die in droom bestaat,
d'uren te plukken en als vruchten te eten,
bedwelmd van dorst, als goden ónverzaad -
en voor de lieflijkheid van éen gelaat
Doods loerende ogen lachend te vergeten!
Garmt Stuiveling
|
|