latere jaren tot een combatief, een grondig overtuigd socialist geworden.
Inziend dat het Vlaamse volk elders te zoeken was dan in de verbeeldingswereld der dichterromantiek, is hij het volk dat hij zo lief had, zo diep vereerde, en zo innig bekloeg, gaan opzoeken waar het leefde, met zijn noden en zijn idealen: in de volkshuizen.
Die Herman vóór en na die kentering in zijn politiek leven kenden, weten hoe zeer de strakke denker en hardnekkige agitator van vroeger, milderde, uitzette, eerst tot volledig evenwichtig gedijen, de ganse persoonlijkheid daarna gekomen is.
Of hij als buitenland-redacteur, als veel en graag beluisterd causeur, als parlementair of als minister optrad, steeds geloofde men in de waarachtige rechtzinnigheid van zijn rijk genuanceerde opinie en stellingname.
Herman was een te gevoelige naar hart, een te begaafde naar het denkend brein, een te doorwinterde naar het leven om een fanaticus te zijn.
Een ietsje teruggetrokenheid, een zweem bekoorlijk scepticisme belommerde zijn figuur en schonk mildheid aan zijn zo innemende, zo gul-gerede glimlach.
Er is, buiten dit alles, iets waarop we fier blijven, wij die zijn vrienden, zijn strijdgenoten, zijn kameraden zijn geweest.
Gesloopt door een vreselijke, genadeloze kwaal, vastgekluisterd aan een smartbed, vele maanden lang, bleef Herman de goede, de welwillende, de zachtzinnige. De hoop bleef bij hem waken. Liefde heeft in zijn hart gewoond tot het ophield met kloppen.
Lode Craeybeckx