De vrijheid in extremis gered?
Ik las de roman Ik heb altijd gelijk en veel van wat rond en om het geval W.F. Hermans werd geschreven. Ik geef mijn eigen mening om tot klaarheid te komen in een hiërarchie van waarden.
In het allereerste deel van het boek staat te lezen:
‘De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar dié naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!’
Wie weet dat ouwels heilige hosties zijn, begrijpt dat die trivialiteit en blasphemie elke katholiek ontstemt. Het verwondert mij niet dat impulsieve verontwaardiging een deel der pers doet vragen of het gerecht daar geen graten in vindt. Nederland heeft in 1934. vertrekkende van het standpunt dat de Joden moesten beschermd worden, een wet goedgekeurd, naar luid waarvan opzettelijk en in het openbaar beledigen van een volksgroep strafbaar is.
De vrijheid is geen volstrekt begrip. Zij heeft haar natuurlijke grenzen, onder meer maatgevoel en tact, benevens de beperkingen die de democratie oplegt als burgers onverdraagzaam zijn of redenen menen te hebben om uit de band te springen. Nergens is bepaald dat de kunstenaars buiten de wet staan. De Jood, die gekwetst wordt omdat een romanpersonage SS-er verklaard zou hebben: ‘Er zijn nog geen Joden genoeg vermoord!’, zou niet noodzakelijk moeten juichen: ‘Die SS-er is toch fijn geschilderd’. Volgens de Nederlandse rechtsbegrippen zou hij mogen vragen, met de klem der verbolgenheid waarvoor veel verdedigers van W.F. Hermans tot hun eer niet ongevoelig zouden blijven, of dat louter artistieke creatie is en of het algemeen opzet van de roman niet beledigend moet worden geacht.
Als W.F. Hermans was veroordeeld, en hij wordt het niet, zou in een goed bepaald geval een Nederlandse wet toegepast zijn geweest. Zou de vrijheid van de kunstenaar daaronder geleden hebben? De absolute, die niet bestaat, zeker. De ware vrijheid, die overal grenzen heeft, geenszins. Er worden geregeld persprocessen gevoerd, in de vrije landen. Terecht of ten onrechte, volgens de scherpzinnigheid van de man met de interpretatieve bevoegdheid, worden vrije journalisten en dagbladen veroordeeld. Daaruit vloeit niet voort, dat de persvrijheid bedreigd is of slechts als een heksenwerk te beoefenen.
In elk exces schuilt een dwaasheid, zo niet een leugen, Louis-Paul Boon vond geen woorden genoeg om het geval te forceren, alsof het zoiets was als achter het IJzeren Gordijn. Hij gewaagde van moord op de vrijheid. De strafzaak was nog aanhangig, toen de roman vrij op de markt circuleerde. De ironie der feiten is subtieler dan Boontje.
Verder lezende in Ik heb altijd gelijk, kwam ik tot de conclusie dat de impulsiviteit van elke verontwaardiging verdiende ingebonden te worden. Ik las zelfdefinities van de hoofdpersonage, waarin een