Zoek de mens
Zei ik, zei hij, zei ze...
In het overigens sympathiek stuk dat hij in het Maartnummer van ‘De Vlaamse Gids’ aan Jan Walravens' ‘Roerloos aan zee’ wijdt, bekent Jan Schepens dat ‘wat (hem) technisch soms ergerde, was af en toe een nutteloze herhaling van ‘zei ik’, ‘zei hij’ en ‘zei ze’, evenals van uitdrukkingen die aan de krantenfeuilleton herinneren: ‘lippen ten bloede bijten’, ‘in snikken losbarsten’ en een paar ‘siste hij’ 's.
Oost is Oost en West is West, en indien zij in de literatuur elkaar soms wel ontmoeten, is dat nog geen reden om er een regel van te maken en kan men het een beoefenaar van een speciaal genre niet kwalijk nemen dat hij zich aan de specifieke techniek van dit genre houdt. De oude Japanse toneellitteratuur is een mengsel van proza- en toneeltechniek. Martin Du Gard en vele anderen hebben zich, evenals Schepens, aan die prozaïsche herhaling van ‘zei hij’ en ‘zei ze’ 's geërgerd en hebben ze te hooi en te gras vermeden door op de techniek van het toneel beroep te doen: zij verhalen een gesprek door telkens de naam van de spreker te zetten, een dubbel punt en dan wat hij of zij zegt. Maar dit schakelt de herhaling als dusdanig niet uit.
Laten wij aannemen dat de roman een vertelling is, in een of andere vorm of stijl. Die van Walravens is de rechtstreekse, honderd procent directe rede. Naar de techniek kan er bij dit genre niet van herhaling sprake zijn. En als het waar is dat een dichter het niet schoon meer vindt dat iemand zijn lippen ten bloede bijt en het zelf heel zeker anders zou zeggen, dan is het ook waar dat een fanatieke prozaïst moet wennen aan b.vb. het feit dat in een gedicht doorgaans de lijn na het rijmwoord afgekapt wordt en op de volgende met een hoofdletter begint tegen alle wetten van het proza in.
Wij zijn een volk van dichters, maar er wonen ook nog andere mensen onder ons.
P.V.A.