Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 657] [p. 657] [Gedichten Nic van Beeck] Lied van vandaag Sollte es denn möglich sein! Dieser alte Heilige hat in seinem Walde noch nichts davon gehört, dass Gott tot ist. Jezus-Christus was dertig jaar oud toen hij zijn openbaar leven begon zarathustra was dertig jaar oud toen hij de eenzaamheid zocht en de zon en zijn adelaar en zijn slang en ik? ik ben thans ook dertig jaar oud en ik wou dat ik op mijn beurt met iets beginnen kon maar ik weet niet met wat ik heb schrik ik heb kou ik ben bang omdat er geen bergen meer zijn en geen land en omdat er geen woestijnen meer zijn en geen stad en omdat er geen zeeën meer zijn en geen strand en omdat er geen straten meer zijn en geen wijk en omdat er geen dorpen meer zijn waar het woord van één van die twee nog niet werd gehoord en daartussen is geen vergelijk en daarbuiten geen andere vraag o de wanhoop zo blind en de waarheid zo vaag [pagina 658] [p. 658] en de waanzin zo diep en de twijfel zo groot bestaat hij of is hij al dood? bestaat hij of is hij al dood o het beeld waar mijn blik weer op stoot o het beeld waar ik grijnzend naar kijk en daartussen is geen vergelijk en wie zegt o het beeld dat mij grijnzend bevecht o het beeld dat mij grijnzend doorgrondt en wie zegt wie zegt dat hij vroeger bestond? bestaat hij of is hij al dood o het beeld waar ik grijnzend voor wijk en wie zegt dat hij vroeger bestond doch wie sprak dan wie sprak van het rijk waarvan niemand de poorten ontbond waarvan niemand de poorten ontsloot en wie schreef dan wie schreef met zijn hand zijn vervloekingen neer op de muur en wie schreef dan wie schreef in het zand en wie sloeg met het zwaard met het vuur en wie riep tot het addergebroed o de molensteen en de kraag en daarbuiten geen andere vraag o het water het zweet en het bloed. bestaat hij of is hij al dood en wie zegt dat hij vroeger bestond en de waanzin zo blind en de twijfel zo groot en geen mens die het antwoord al vond want de waarheid is dor als het zand en het hostiebrood smelt in de mond als de ijskorrel smelt in de hand en daarbuiten geen andere vraag en de wanhoop zo diep en de waarheid zo vaag en daartussen is geen vergelijk bestaat hij of is hij al dood o de wijn en het korrelig brood [pagina 659] [p. 659] o de smaak van water en slijk en wie zegt dat hij vroeger bestond o de hoop op het hemelrijk de verslagenheid zonder grond. bestaat hij of is hij al dood? maar helaas de laatste berichten zijn definitief jean paul sartre bracht het relaas van zijn dood hij was objectief en koel als een goed journalist hij schreef alleen wat hij wist hij schreef alleen wat hij zelf had gezien en nochtans hij was er niet bij en misschien heeft hij zich toch wel vergist. bestaat hij of is hij al dood voor het huis waar ik woon aan de rand van de stad zijn de bomen van mist zijn de bomen van lood zijn de bomen van glas trekt het nat trekt het koppige vocht een mistroostige lijn in de steen van de gevels en van het trottoir vecht het grimmige spook van de rook van de trein met het monster der gasreservoir zijn de vogels sinds eeuwen sinds eeuwen al schor is de zon sinds eeuwen sinds eeuwen al blind en de struiken ratelen ratelen dor als gebedsmolen hol in de wind en de struiken prevelen prevelen mat voor het huis waar ik woon aan de rand van de stad. bestaat hij of is hij al dood en wie zegt dat hij vroeger bestond tenzij als een ijdel woord in een mond tenzij zelf als creatie tenzij als figuur van een sinds lang verteerde literatuur tenzij zelf als creatie tenzij als een gril hij bestaat slechts zolang men het wil o de twijfel zo diep en de wanhoop zo groot [pagina 660] [p. 660] hij is sinds honderd jaren al dood. en ik vraag mij af wat is er gebeurd dieser alte heilige hat noch nichts davon gehört en ik ben niet heilig en ik ben nog niet oud maar ik ben als die eenzame man in zijn woud ik heb er blijkbaar nog niet van gehoord dat men god heeft vermoord. Jezus-Christus was dertig jaar oud toen hij zijn openbaar leven begon zarathustra was dertig jaar oud toen hij de eenzaamheid zocht en de zon en zijn adelaar en zijn slang en ik er rest mij niets anders meer dan het lied ik weet het nog niet ik weet het nog niet ik heb schrik ik ben bang. [pagina 661] [p. 661] Winkelen op woensdag a love song for joeni Er is geen schonere straat dan de straat met de uitstalramen er is geen schoner licht dan het licht in de uitstalramen er is geen schonere straat dan de straat die wij namen toen wij zonder verlanglijst winkelen kwamen op een woensdagnamiddag wij samen jij en ik er is geen schonere straat (en geen schonere ogen dan de jouwe) dan de straat waar wij winkelen dorsten op een weekdagnamiddag geen schonere bogen dan de hoek waar jij wacht en dan jouw borsten die mij toen voor het eerst in het oog zijn gesprongen waar ik nog nooit een loflied op heb gezongen tenzij nu voor het eerst tenzij plotseling hier in de schone straat met de uitstalramen waar wij zonder verlanglijst winkelen kwamen op een woensdagnamiddag wij samen jij en ik voor ons plezier er is geen schonere straat en niets kon mij bekoren als rechts de grootwarenhuizen en de kantoren als links de grootwarenhuizen en de terrassen als op het trottoir de goedmoedige plassen die koud doch naïef een aanval beramen op onze voeten en dus ook op de jouwe [pagina 662] [p. 662] als de schuchtere mannen de schuchtere vrouwen het schuchtere licht in de uitstalramen en als middenin recht in hun schik wij tweeën die winkelen kwamen op het allerbelazerdste ogenblik op een weekdagnamiddag wij moesten ons schamen op een woensdagnamiddag wij samen jij en ik en in het cafétje vlak bij de hoek speelde een juke-box melancholie speelde een juke-box darling I look after you and you after me I love you I love you je t'aime ma belle I love you I love you because you are nice I love you I love you because you are wise I love you I love you ik kan 't niet vertellen en voor het uitstalraam van een drogist heb ik gelezen ik heb mij vergist ik zit nu al dertien jaar woorden te zoeken ik snuffel al dertien jaar in mijn boeken ik zit nu al dertien jaar woorden te schrijven mijn bloed is al dertien jaar aan 't verstijven ik zit nu al dertien jaar woorden te schrappen als een vis op het droge naar woorden te happen en er is maar één gedicht dat de moeite kan lonen maar één gedicht om mijzelf in te tonen maar één gedicht om luidop te zeggen maar één gedicht om mij in open te leggen maar één gedicht om mijn tol te betalen om het duizendmaal duizendmaal te herhalen maar één enkel woord om steeds te beamen en maar één enkel woord dat zich verhief uit de juke-box in de straat met de uitstalramen je t'aime my darling ik heb je lief er is geen schonere straat dan de straat met de terrassen de schuchtere mannen de schuchtere plassen geen schonere straat en geen schonere ogen [pagina 663] [p. 663] geen schonere hoeken geen schonere bogen geen schonere winkel dan waar wij toen stonden en waar ik eensklaps eensklaps het woord heb gevonden de lindenthee geurde naar poetsgerief je t'aime my darling ik heb je lief ach neen er is geen schonere straat dan de straat met de uitstalramen er is geen schoner licht dan het licht in de uitstalramen er is geen schonere straat dan de straat die wij namen toen wij zonder verlanglijst winkelen kwamen op het allerbelazerdste ogenblik op een weekdagnamiddag wij moesten ons schamen op een woensdagnamiddag wij samen jij en ik. NIC VAN BEECK Vorige Volgende