uit. En M. deed van zijn kant hetzelfde met de stekjes. Toen begonnen beiden luidruchtig te ‘roeren’. Dan deed M. de eerste zet met een lucifertje, dat hij voorzichtig uitkoos. Gust beantwoordde de zet met domino blanc. M. waagde een nieuw lucifertje. Gust reageerde met dobbelzes. En zo gingen zij ijverig hun gang.
De kellner, die bij de kaarters teruggekeerd was, beloerde het dominospel van ter zijde. En na een tijdje kon hij niet langer aan zijn nieuwsgierigheid weerstaan, en schoof wat dichter bij de tafel waar een zo vreemde partij was aangesneden. Geen van beide spelers gunden hem een blik. Zij waren geheel in beslag genomen door de passie van hun spel.
- Heela! riep Gust opeens, gij zet daar een twee naast mijn drie-en-vijf. Dat gaat niet!
M. nam het gewraakt stekje terug en verving het rustig door een ander.
- Alabonheur! zei Gust. En zij speelden voort.
De kellner ging stiekum aan de kaarters het ongelooflijk gebeuren melden van spelers die aan een dominopartij bezig waren, de ene met stenen en de andere met allumetjes. En de kaarters schoven een voor een, al te gebaren van krommenaas, naar de dominotafel. En daar, ontzet, keken ze toe, de ogen uit hun kop.
- Met wat recht zet ge daar vijf-en-vier? vroeg M. toornig.
- Ikke? zei Gust argeloos en verwonderd.
- Dat is nu de tweede keer dat ik u op zeuren betrap, kreet M.
- Wel verdomd! deed Gust, moet ik daar geen vijf-en-vier opzetten, misschien? Ge zoekt ruzie, omdat ge verliest.
- Gij moest zes-en-vier zetten! schreeuwde M. buiten zich zelf, en hij keek verontwaardigd naar de omringende toeschouwers op, als daagde hij hen tot getuigen.
- Hawel, mijnheer, sprak de kellner, 'k geloof dat ge gelijk hebt, er moest zes-en-vier gezet worden.
M. stond triomferend overeind en schudde de hand van de kellner, als ware het een klokzeel geweest.
- Merci! mon brave!
Maar Gust had reeds stenen en stekjes dooreen gegraaid en grabbelde naar zijn strooien hoedje.
- Bande de salauds! snauwde hij door zijn tanden, terwijl hij met pompeuze allure de taveerne verliet.
H.T.