Ik kan er niet eens meer naar kijken.
Neem bijvoorbeeld zijn filosofie over de drie voornaamste woordkunsten: poëzie is zo oud als de stem, welsprekendheid is zo oud als de rede, proza is niet ouder dan de letter.
Hoe prachtig, maar onwaar. Hoe verrassend, maar onwaar.
Proza immers is zo oud als de stem, welsprekendheid ook, poëzie waarschijnlijk iets minder oud.
Welsprekendheid en proza zijn beiden proza.
Waar proza woord kunst wordt, wordt het gezongen woord, precies zoals poëzie.
De primitieve prozaverhalen, fabels, legenden, mythologische verbeeldingen zijn minstens zo oud als de poëzie.
Gij ziet, niets in die beweringen van Alain houdt steek.
Nu vind ik dat niet erg. Om een fijne beschouwing wil ik gaarne tot mijn laatste snik belijden dat poëzie zo oud is als de stem, welsprekendheid zo oud als de rede en proza niet ouder dat de letter.
Maar als gij nu voortleest in een bundel van Alain, zult gij zeker ergens anders lezen dat proza ouder is dan poëzie omdat het gebruikstaal is en poëzie weeldetaal. Of dat welsprekendheid ouder is dan poëzie en proza omdat het allereerste wat de mens deed, in poëzie of proza, was trachten wel te spreken, steeds beter te spreken, steeds meer te kunnen uitdrukken. Of nog in andere tegenspraak om der wille van de mooie vernuftigheid.
En daar houd ik niet van. Ik speel graag kaart, maar een aas moet een aas zijn en blijven en met moet voor iets spelen, er moet een inzet zijn, hoe klein ook.
Zo heb ik Alain dan verloren...
G.W.