Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 477] [p. 477] Romance 1952 I. De zon schijnt en in de straten is het oud weer goed oud weer zoals vroeger toen wij kinderen waren en roekeloos speelden alsof niets dreigde: en een man wandelt langzaam met gebogen tevreden rug maar hij liegt ook want die rug is niet krom van verzadigd zijn; hij steekt zijn oud bukkelig hoofd tussen de moede schouders de bange bevende vleugelstompen nooit zal hij meer kunnen vliegen en alles liegt de zon het oude weer de man en wij ook want we weten altijd: die ene bom en dan is het uit. [pagina 478] [p. 478] Dan zal er weer oud weer heel oud weer zijn en een gele valse zon zal schijnen maar niet meer over ons die eens argeloos leefden. II. Want de paddestoelen van Bikini bloeien Hirosjima weet ervan mee te praten en of Greco nu danst met blikkerende tanden en smalle heupen of Toscanini de spitse staf zwaait met fonkelende ogen dwars door de symphonieën van Mozart of als de préludes van Claude gespeeld worden Claude Debussy stervend onder kanongebulder waarvan het kleine Parijs het dwaze Lutetia trilde of kinderen het niet weten en oude mummelmonden met stokken en gummidoppen net doen of zij het niet geloven de vreemde bekoorlijke grillige mollige paddestoelen van Bikini bloeien. [pagina 479] [p. 479] III. Maar de geleerden zalmneusjes der wetenschap pulken met bobbelige voorhoofden en rimpels als greppels en van tics onzekere handen en hogebloeddrukhersens aan nog mooiere betoverende atoombloemen. Zij bedenken atoomvrije schuilkelders voor de onmisbaren de élite grote vergaarbakken van uitstulpende denkklodders en de rest de ruim twee milliard die ook willen paren en leven zullen sterven als één soldaat in burger: alleen de denkkwallen zullen uitpuzzelen hoe nieuwe atoomproef mensen te kweken. En 's nachts in hun dunne dromen geven zij hun verdorrende vrouwen een bosje verse atoombloemen voor op tafel bij het laatste maal. IV. Waarom die okeren zon er hangt weet niemand en niemand kan ons vertellen of iets doel of zin heeft [pagina 480] [p. 480] zij tergt de werkenden koestert de nietsdoeners en stoort zich nergens aan ook niet aan de uitgulpende met wollige gebaren doodkoesterende atoomwolken: zij schijnt en al bloeien fel de weke Bikinibloemen laat ons samen nog een keer in die nietsontziende zon gaan wandelen en een laatste maal gelukkig zijn. V. Een verlaten muziek en een voorbij gelopen schilderij de dunne bundel verzen waarom haastig geglimlacht wordt terwijl aan de zich krullende mondhoeken een snelle vrees rimpelde onder de aarzelende huid nu nog: de hond die met ronde peilloze ogen opziet gespannen wachtend op het wonder der verbroedering het kind dat toegewijd met de zon speelt en een gracht die maar stil ligt te liggen naast de verontschuldigende schaduw van een haastige boom [pagina 481] [p. 481] en het bleke beven van de maan in een rillende plas het tuimelend licht in de herfstblaren die hangend sterven zonder klacht of misbaar de illusies van de kleine man en de onbegrijpelijke dromen aan het spitse uiteinde van de nacht de eerste kreet van de pasgeborene en de ultieme zucht van hen die gaan rusten en zich voor goed wenden van wat was maar nú is: dit alles kan niet anders dan geleefd worden. VI. ...en laat de knapen met de oude hoofden maar atomen splijten het is nog niet zo lang geleden dat zij met hun treintje speelden let wel wat op ze hun arme koppen zijn als overvolle zaaddozen ze weten er geen raad mee geef ze een toffie of een sigaret dan zal hun overspannen gezichtshuid zich onwennig ontspannen tot een bijna verstorven glimlach van dankbaarheid. [pagina 482] [p. 482] VII. Want zij de vernuftelingen vrezen eigen nietigheid zij zouden niet gelukkig kunnen zijn omdat zij zich zonder hun weetspeelgoed zouden vervelen zij zouden gaan nagelbijten of zelfmoord plegen wat het beste zou zijn maar waarvoor zij waarschijnlijk te gewichtig zijn: zij vullen afgronden met andere afgronden kinderen van Sisyphos we moeten ze van tijd tot tijd over hun gekwelde hersenpannen strijken en ander speelgoed geven want wij zijn beter af omdat we geleefd zullen hebben als wij onder hun bom verrekken: wij kunnen een stervend dier onbevangen in de ogen kijken en bevend blij aan een bloem ruiken met rustig kloppend hart kunnen wij naar de trage regen luisteren en langs het strand lopen en niemand kan ons beletten onze vrouwen te kussen en met een blanke ziel te gaan slapen. PETER VAN STEEN Vorige Volgende