Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 461] [p. 461] [Gedichten Remy C. van de Kerckhove] Lazarus Lazarus prins der ontbinding prins pest tooi van schors en schimmel bevrijdt ons van de nacht bevrijdt de wereld van dit masker lazarus prins pest vermenigvuldiging der wonden wij zijn onrein voor de dood en elke dag hernieuwen wij de pijniging o bleke nood en in de mond levende honger tussen tong en lip lazarus als ooit samengegroeide vingeren [pagina 462] [p. 462] vinnen der arme handen ons graf ontdekken honderd vaam diep in een zee van beton ons stof zal niet gebalsemd zijn pest in duizendjarig stof prins der ontbinding tooi van schors en schimmel bevrijdt ons van de nacht wij zijn onrein voor de dood en aan onz' wonden likken de honden en in onz' ogen dooft een laatste licht onz' huizen barsten als ons vel de gronden beven hemel hel tooi van schors en schimmel wij zijn onrein voor de dood [pagina 463] [p. 463] Donkere tent Donkere tent die aan het roemloos einde wakend wacht donkere tent waarin ik ziek zal moeten kruipen en voor mijn pijn mijn allerlaatste stuipen de duisternis de nacht als medicijn donkere tent donkere dood mijn bloedige haat is groot groter dan de trillende woestijnen in alle eenzaamheid steken de pijnen van de dood dieper dan der diepzee onbereikbare anemonen [pagina 464] [p. 464] donkere tent die aan mijn roemloos einde te wachten staat de stormen de eeuwigheid de stilten trotseert onbrandbaar onverwoestbare naakte pyramide ingeënte dood ik weet ik weet aan het einde van elke weg van elke lach en van mijn zweet mijn zenuwzweet der trage dagen staat de tent ontsmet open voor mij [pagina 465] [p. 465] Vertwijfeling, angstige gezel voor Rudolf Meerbergen Vertwijfeling angstige gezel die mij tot drinken nodigt in deze hitte sombere gezel die vlucht mijn bevend beeld mijn stuwend stof onthullend heimwee mijner voorvaderen moeder deze angstige gezel een sombere vriend in een woestenij van duizendkoppige motoren zijn klaaggeschrei aan een onzichtbare muur van verwoest heimwee een gele stroom die zijn verdamping over Europa voert moeder de blinde blijdschap van uw bloedig baren vervormde met de vloed der jaren [pagina 466] [p. 466] tot de dubbele mens in mij gij zijt mijn dorst in deze hitte vertwijfeling de levenloze motoren dragen me over de bergen heen over de zeeën door het glansloos geheim der luchten vlucht mijn radeloosheid het onkruid van het stijgend staal groeit om ons heen moeder het laatste erts dat ik kon delven uit uw schoot een kreet van pijn van negen maanden wachten een vrijheid een dood die ik betalen moet met vijfdubbele wanhoop en de stromen en de rivieren vloeien voort hun eindeloosheid mijn stuwend stof mijn dubbele mens o pijn dit laatst erts dat ik kon delven uit uw schoot een vrijheid een dood [pagina 467] [p. 467] een sombere gezel een dubbele mens die blind uit uwe diepten viel en ziende blind de wereld tast in haten en beminnen uw erts mijn arme rijkdom gebenedijd REMY C. VAN DE KERCKHOVE Vorige Volgende