Bijdrage tot de taalkunde
In de zomeravond hadden we over bloemennamen gesproken en hun klank in enkele talen gewikt om na te gaan of men zich een voorstelling van de bloem kan maken, afgaande alleen op de zwier en de zoetheid in het rhythme der klinkers en medeklinkers. Rozemarijn, Angelica, Tamarinde.
Het bleef een onbeslechte concours d'élégance.
Toen zei iemand dat we nooit het geheim van het taalontstaan zouden achterhalen. Waarop een ander sprak:
‘Als volgende mededeling er een bijdrage toe kan zijn, beschikt er maar over. De namen van de personen, over wie het gaat, houd ik ter beschikking van een discreet linguist. Ik heb twee kozijns, twee geneesheren, tweelingen. Samen in dezelfde schoot, samen in dezelfde wieg, samen kortom om de zeer verscheiden indrukken van het leven simultaan en synchronisch te ondergaan; en om toch diverse naturen te worden. Ze groeiden normaal op, bleven gezond en verlieten elkaar geen duim. Daar ze ideale speelgenoten waren voor elkaar, konden hun ouders ze gerust aan elkaar toevertrouwen want hun beider aanwezigheid was voldoende om hun wereld te vullen. Een geval van dubbele eenzelvigheid zullen we zeggen. Ze koesterden beiden dezelfde geheimpjes, keken van elkanders lippen de lettergrepen en woorden af en begrepen elkaar zoals er nooit twee mensen elkaar begrepen hebben.
Ze verstonden elkaar ten slotte te goed. Wat stelden hun ouders nl. zekere dag vast? Dat de tweelingen een taal begonnen te spreken, die voor de andere huisgenoten onbegrijpelijk werd. Er was een bargoens ontstaan, met Vlaams timbre natuurlijk, een taal, die naar woordenschat volkomen nieuw was. De jonge Babel-zonen gingen zo in die taal op, dat ze weldra de woorden van vader en moeder niet meer konden thuisbrengen: hun taal was sterker in hun natuur gedrongen dan die van hun tweede omgeving. Een paar maanden voor ze schoolplichtig werden, was het een wanhopig geval.
- En wat hebben de ouders moeten doen, onderbrak een dynamisch nieuwsgierige dame?
- Een wreed middel werd aangewend; men heeft de tweeling van elkaar gescheiden en een ganse tijd werd er één bij familie uitbesteed. Tot ze hun ‘moedertaal’ opnieuw onder de knie hadden.
- Men had ze niet mogen scheiden, zuchtte de poëet uit het gezelschap. Wie weet welke charmante combinaties klanken ze hadden ontdekt.
Het algemeen besluit luidde: ‘Zoiets is waarschijnlijk gebeurd met het Afrikaans.’
K.J.