Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6
(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
waken, het diepst door de Vlaamse expressionnistische poëzie beïnvloed werden, vermochten achteraf in hun reacties maar moeilijk tot een zeker bedaren te komen... alsof zij het hun expressionnistische voorgangers niet konden vergeven, dat dezen hen zó hadden aangegrepen: een volkomen begrijpelijk, klassiek verzet om zich te bevrijden en zichzelf te bevestigen. Maar zelfs iemand als Mathieu Rutten, die thans prof. dr M. Rutten is geworden - waarover ik mij oprecht verheug, want hij is een van de weinigen die in dit land over poëzie gefundeerd weten te schrijven - zelfs iemand als Rutten moet nog altijd lelijke woorden gebruiken, als hij over dat expressionnisme schrijft. Van de jaren af dat hij te Luik aan zijn dissertatie over de lyriek van Karel van de Woestijne werkte, koestert dr Rutten een grote liefde voor het type ‘poète maudit’; men hoort die toegenegenheid ontroerd en bewonderend weer opklinken in zijn kroniek over Slauerhoff in het Juni-nummer van De Vlaamse Gids. Maar terzelfder tijd moet hij dan gauw nog een snauw uitbrengen tegen het expressionnisme waar hij schrijft, dat Slauerhoff nog wat anders had mee te delen dan ‘wat geleuter over broederlijkheid’. Ik wil hier wel bekennen, dat het mij nog altijd een beetje pijn doet, zó te horen spreken - al is het duidelijk, dat dit beetje pijn van mij niet het minste belang heeft. En ik denk er ook niet aan, hier thans als advocaat voor het expressionnisme op te treden: men mocht wel veronderstellen, dat ik zijn excuses kom maken. Ik wou alleen maar om een weinigje eerbied vragen; het is zo goedkoop, de dichters van geleuter te beschuldigen - heeft Mathieu Rutten reeds jonge communisten over zijn Slauerhoff horen praten? De expressionnisten hebben zich bedrogen in de tijd? Het is, voor ons allen, erg genoeg. Maar gij, gij spreekt te gemakkelijk smalend over ons avontuur uit die jaren. A.M. |
|