Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] De grote reis De bestemming Het water zo helder en klaar en fris als de fluistergeluiden die oostenwind schuifelend blaast door zand-zerpe elzen en struiken, die dansende waterloop kan geen uitweg door de oevers meer vinden; hij murmelt een kabbelend gezang geboren uit water en winden en vloeit naar de onstuimige zee. Wij mensen, wij vliên naar een haven waar opdoemt de onzekere ree en wij niets ontwaren dan graven. De vraag Wat zal ik vinden in de winden? wat in het water en de wijn? Wat zoekt de vlugge, jonge hinde die ijlings als een pijl verdwijnt? Zal ik slechts als een schamele blinde de vorm bevoelen, hoekig, vast, en nooit de kern der dingen vinden waarnaar mijn hart zo hoopvol tast? [pagina 183] [p. 183] Het antwoord Ik tel niet mee. Ik ben een blad, een schamel blad aan een der eiken die kromgegroeid in deze stad naar hemelblauwe einders kijken. Een zonbeschenen, blinkend blad dat dor in schaduw zal verkwijnen en vallen op 't verlaten pad waar zon noch maan noch sterren schijnen. Ik ben een blad slechts in de wind, van weinig nut, van weinig waarde, dat nergens nog een rustplaats vindt... wegdwarrelt aan de rand der aarde. De spiegel Wij zien ons nooit zoals wij zijn als wij ons spiegelbeeld bekijken en spiedend de uiterlijke schijn begluren, waar wij niet op lijken. Wat toont gij van de binnenkant? wàt van mijn bonzend hart? mijn zinnen? schijnheilige spiegel aan de wand waarin ik zelf mij niet kan vinden. Ik zie: 'k ben heel betamelijk. Krediet zal iedereen mij geven lijk Shylock! Dank u, spiegelbeeld, bedankt, o spiegel van mijn leven. O spiegel, spiegel, vals gebroed, gij woekert steeds met onze wanen. Want wij zijn duister, zwart als roet, al lijkt ons beeld zo wit als zwanen. [pagina 184] [p. 184] Wie niet in 't eigen hart durft zien aanschouwt de schim die het omhult. Maar dwerg of deerne of scheve bult schoon kunt ge zijn in hart en ziel. Vergeten bloemen Wat bijbleef uit voorbije jaren? Een schim, die in de nevel tracht de droom aan werkelijkheid te paren doch wegschuift in een schaduwnacht. Een nacht, waarin de dromen schichtig vervlieden in de duisternis. Waarin ik diep zocht, stil-voorzichtig een blauwe roos die nergens is. De blauwe roos die in dit leven soms in de nacht mij tegenlacht, die aan de droom wat schijn komt geven doch nooit is wat men heeft verwacht. MARC. DECORTE. Vorige Volgende